Operation Manual

81 van 100
12.9. Gebruik van de modus Diafragma-instelling
Deze modus maakt het mogelijk handmatig het diafragma in te stellen. De bijbehorende
sluitertijden worden dan automatisch door de camera berekend.
De diafragma-instelling is van invloed op de scherptediepte van een opname. Bij selec-
tie van een groot diafragma (= een zo laag mogelijke diafragmawaarde) wordt slechts op
een object scherpgesteld en ziet de achtergrond er vaag uit.
Kies een klein diafragma voor een opname waar-
bij op alle objecten moet worden scherpgesteld.
Draai het moduswiel in de stand CX. Op de
display wordt in de linkerbovenhoek het sym-
bool voor de modus Diafragma-instelling CX
weergegeven.
Druk op de toets QM om de instellingsmodus
op te roepen.
Kies met de toetsen het gewenste
diafragma.
Druk de sluiterknop helemaal in om de opname te starten.
12.10. De modus Sluiterinstelling gebruiken
Deze modus is vooral geschikt voor het opnemen van bewegende onderwerpen.
Bij een korte sluitertijd kunnen bewegingen worden "bevroren" (bijvoorbeeld rennende
kinderen), terwijl bij een langere sluitertijd een beweging wordt gegenereerd (bijvoor-
beeld stromend water).
Draai het moduswiel in de stand VX. Op de dis-
play wordt in de linkerbovenhoek het symbool
voor de modus Diafragma-instelling VX weer-
gegeven.
Druk op de toets QM om de instellingsmodus
op te roepen.
Kies met de toetsen de gewenste sluiter-
snelheid.
Druk de sluiterknop helemaal in om de opna-
me te starten.
g
g
t.
86826 NL ALDI NL Content MSN 5004 5856 final REV1.indd 8186826 NL ALDI NL Content MSN 5004 5856 final REV1.indd 81 06.11.2013 10:39:5506.11.2013 10:39:55










