Operation Manual

27
5 Gebruik
5.3 Gebruik van de AST-kap
WAARSCHUWING
Bij een lage bloedglucosespiegel (Hypo-
glycemie) moet het bloedstaal uit de
vingertop genomen worden omdat met een
bloedafname uit de vingertop wijzigingen
van de bloedglucosespiegel sneller te
meten zijn dan op andere lichaamsplaats-
en. De metingen aan de vingertop en op
een andere plaats op het lichaam kunnen
sterke, onderling afwijkende meetwaarden
veroorzaken. Het is daarom noodzakelijk
dat u praat met uw arts, voordat u een
bloedglucosetest met een andere bloed-
staal op een andere plaats op het lichaam
uitvoert.
We raden aan om de meting op een
andere plaats op het lichaam (AST)
enkel uit te voeren als:
• minstens 2 uur voorbij zijn na de
laatste maaltijd
• minstens 2 uur voorbij zijn sinds de
laatste insuline-inname en/of
lichamelijke activiteit
Bespreek de testresultaten van een
AST-meting met uw arts, als:
• sterk schommelende glucose-
waarden werden gemeten
• het testresultaat niet met uw gevoel
overeenstemt
Voor de afname van een bloedstaal voor de
bloedglucosetest thuis, wordt in de regel de af-
name uit de vingertop aangeraden. Als een
bloedafname aan de vingertop niet mogelijk is
kunt u met de prikhulp ook een bloedstaal uit
een ander lichaamsdeel (AST) zoals handpalm
of onderarm bovendij of kuit nemen. In dit geval
moet de beschermdop aan de prikhulp door de
AST-kap vervangen worden. Daartoe zet u
na het invoeren van de lancet in plaats van de
beschermdop, de transparante dop op de prik-
hulp en draait u deze vast. Let op dat de AST-
kap niet voor de bloedafname aan de vingertop
bedoeld is.