User Manual

NEDERLANDS nl
17
schade die veroorzaakt wordt
door
- foutief gebruik van het apparaat.
- overbelasting van het apparaat
door permanent gebruik.
- gebruik of bewaring van het
apparaat zonder
vorstbescherming.
- het uitvoeren van eigenmachtige
veranderingen aan het apparaat.
Reparaties aan elektrische
apparaten mogen alleen worden
uitgevoerd door een
elektromonteur!
-het gebruik van onderdelen die
niet door de fabrikant
gecontroleerd en vrijgegeven
zijn.
- het gebruik van ongeschikt
installatiemateriaal (armaturen,
aansluitleidingen, enz.).
Geschikt installatiemateriaal:
- drukbestendig (min. 10 bar)
- warmtebestendig (min. 100 °C)
Bij gebruik van universele
draaikoppelingen
(bajonetkoppelingen) alleen
uitvoeringen gebruiken met een
extra bevestigingsring voor een
veilige afdichting.
Zie pagina 2. De afbeeldingen gelden als
voorbeeld voor alle apparaat.
1 Aan-/uit-schakelaar *
2LED (storing) *
3 LED (on, standby, info) *
4 Knop (aan, uit, indien nodig "Mode A", reset) *
5 Bedieningspaneel *
6Pomp
7 Drukvat ("ketel") *
8 Luchtventiel voor voorvuldruk *
9 Wateraftapschroef
10 Drukschakelaar *
11 Manometer (waterdruk) *
12 Zuigaansluiting
13 Watervulschroef
14 Drukaanschluiting
15 Sleutel *
16 Deksel *
17 Filtereenheid *
18 Beker *
19 Filter *
20 Terugslagventiel *
* afhankelijk van de uitvoering
6.1 Opstelling
Het apparaat moet op een horizontaal en effen
vlak staan dat geschikt is voor het gewicht van het
apparaat met watervulling.
Om trillingen te voorkomen mag het apparaat niet
worden vastgeschroefd maar dient het op een
elastische ondergrond te worden geplaatst.
De opstellingsplaats moet goed geventileerd zijn
en beschermd tegen weersinvloeden.
Beschermen tegen vorst - zie hoofdstuk 8.3.
Bij gebruik bij tuinvijvers en
zwembaden moet het apparaat zo
zijn opgesteld dat het niet kan
overstromen en niet in het water
kan vallen. Additionele wettelijke
vereisten dienen in acht te worden
genomen.
6.2 Zuigleiding aansluiten
Let op! De zuigleiding moet zo worden
gemonteerd dat deze geen mechanische
kracht of spanning op de pomp uitoefent.
Let op! Gebruik een aanzuigfilter om de
pomp te beschermen tegen zand en vuil.
Let op! Om ervoor te zorgen dat het water bij
een uitgeschakelde pomp niet wegloopt, is
absoluut een terugslagventiel vereist. Wij raden
aan een terugslagventiel te monteren in de
aanzuigopening van de zuigslang en de
zuigaansluiting (12) van de pomp. Afhankelijk van
het model is hier reeds een terugslagventiel
geïntegreerd (zie hoofdstuk 13. Technische
gegevens).
Alle schroefverbindingen met afdichtband voor
schroefdraad afdichten (ca. 10-15 omwikkelingen
in de richting van de schroefdraad). Lekkages
veroorzaken het aanzuigen van lucht en
verminderen of verhinderen het aanzuigen van
water.
De zuigleiding moet minstens 1" (25 mm)
binnendiameter hebben; hij moet knikvast en
vacuümbestendig zijn.
De zuigleiding moet zo kort mogelijk zijn, omdat
met een toenemende leidinglengte het
pompvermogen afneemt.
De zuigleiding moet naar de pomp toe gestaag
oplopen om luchtblaasjes te voorkomen.
Er moet een voldoende watertoevoer
gegarandeerd zijn en het uiteinde van de
zuigleiding moet zich altijd in het water bevinden.
6.3 Drukleiding aansluiten
Let op! De drukleiding moet zo worden
gemonteerd dat deze geen mechanische
kracht of spanning op de pomp uitoefent.
Aanwijzing:
HWWI..., HWAI... (pompen met
geïntegreerde filter): de pomp vullen voor het
aansluiten (zie hoofdstuk 6.7).
Alle schroefverbindingen met afdichtband voor
schroefdraad afdichten, om te voorkomen dat
water eruit lekt (ca. 10-15 omwikkelingen in de
richting van de schroefdraad).
Alle onderdelen van de drukleiding moeten
drukvast zijn en vakkundig worden gemonteerd.
Gevaar! Door niet-drukvaste onderdelen en
ondeskundige montage kan de drukleiding
springen tijdens het gebruik. U kunt gewond raken
door vloeistof die met hoge druk naar buiten spuit!
6.4 Aansluiting op een buizenstelsel
Om trillingen en geruis te beperken moet het
apparaat met elastische slangleidingen op het
buizenstelsel worden aangesloten.
6.5 Netaansluiting
Gevaar door elektrische
stroom! Bedien het apparaat
niet in een natte omgeving en
alleen onder de volgende
voorwaarden:
- Het apparaat mag alleen worden
aangesloten aan
veiligheidscontactdozen die
deskundig geïnstalleerd, geaard
en getest zijn.
- Netspanning, netfrequentie en
zekering moeten
overeenstemmen met de
technische gegevens.
- Het apparaat moet van stroom
voorzien worden via een
aardlekschakelaar (RCD) met
een toegekende lekstroom van
niet meer dan 30 mA.
- De elektrische verbindingen
mogen niet in het water liggen en
moeten zich in een gebied
bevinden dat veilig is voor
overstromingen. Bij gebruik in de
openlucht moeten zij
spatwaterdicht zijn.
- Verlengsnoeren moeten een
voldoende grote aderdiameter
hebben. Kabeltrommels moeten
volledig afgerold zijn.
- Nationale installatievoorschriften
moeten in acht worden
genomen.
6.6 Voorvuldruk instellen (alleen HWW...,
HWWI...)
Voor ingebruikname de voorvuldruk instellen. Zie
hoofdstuk 9.4.
6.7 Pomp vullen en aanzuigen
Let op! Bij elke nieuwe aansluiting of bij
verlies van water of het aanzuigen van lucht
moet de pomp met water worden gevuld. Door
gebruik van de pomp zonder watervulling raakt de
pomp onherstelbaar beschadigd!
Aanwijzing:
HWWI..., HWAI... (pompen met
geïntegreerde filter): voor het vullen moet de filter
worden verwijderd en bovendien ook via de
drukaansluiting (14) worden gevuld.
- Watervulschroef (13) samen met afdichting
uitschroeven.
- Langzaam schoon water ingieten, tot de pomp
gevuld is.
- Watervulschroef (13) met afdichting weer
inschroeven.
- Drukleiding openen (waterkraan resp. spuitkop
opendraaien), zodat lucht bij het aanzuigen kan
ontwijken.
- Apparaat inschakelen (zie hoofdstuk 7.).
- Wanneer er gelijkmatig water uitvloeit, is het
apparaat klaar voor gebruik.
Aanwijzing:
de zuigleiding hoeft niet te worden
gevuld, omdat de pomp zelfaanzuigend is.
Afhankelijk van de leidinglengte en -diameter kan
het evenwel enige tijd duren voordat er druk is
opgebouwd. Wanneer u de aanzuigtijd wilt
verkorten: Een terugslagventiel monteren in de
aanzuigopening van de zuigslang en de
zuigleiding vullen.
Let op! Pomp en zuigleiding moeten
aangesloten en gevuld zijn (zie hoofdstuk 6.).
Let op! Pomp mag niet drooglopen. Er moet
altijd voldoende pompmedium (water)
aanwezig zijn.
Wanneer de pomp wordt geblokkeerd door
vreemde objecten of de motor oververhit is,
schakelt een veiligheidsschakeling de motor uit.
7.1 Elektronische functies (alleen bij
apparaten met elektronica, apparaten
zie tabel pagina 3 - E)
Pompuitschakeling bij gesloten drukleiding:
HWW..., HWA..., HWWI..., HWAI...:
als de
drukleiding bij ingeschakelde pomp wordt
gesloten (kraan resp. spuitkop sluiten) gaat de
pomp na een nalooptijd over naar de standby-
modus. De elektronica controleer hierbij met
regelmaat, of water door de pomp stroomt. Als er
geen debiet wordt herkend, knippert de LED (3)
gedurende 40 resp. 70 seconden groen
(afhankelijk van het model). Vervolgens wordt de
motor van de pomp uitgeschakeld en de LED (3)
knippert langzaam groen om de automatische
start bij het openen van de drukleiding aan te
geven.
P 6000 Inox:
als er geen debiet wordt herkend,
knippert de LED (3) gedurende 20 seconden
langzaam groen, vervolgens nog eens 5 seconden
snel. Vervolgens wordt de pompmotor
uitgeschakeld en de LED (3) brandt rood.
Droogloopbescherming:
Als de pomp na 20 seconden geen water kan
pompen, begint de LED (3) langzaam rood te
knipperen. Als er na nog eens 100 seconden geen
water kan worden gepompt, stopt de motor van de
pomp gedurende 5 seconden (LED (3) knippert
5. Overzicht
6. Ingebruikname
7. Bediening