User Manual

NEDERLANDS nl
23
1...10 = draaimomentbegrenzing
= maximaal draaimoment
Opmerking:
impulsgeneratie is alleen beschikbaar,
als de schuifschakelaar (3) op positie "Boren" staat.
7.7 Aan-/uitschakelen, toerental instellen
afb. A
Inschakelen, toerental: drukschakelaar (14)
indrukken. Het toerental kan met de
drukschakelaar worden veranderd.
Uitschakelen: Laat de drukschakelaar (14) los.
Opmerking:
het geluid dat bij het uitschakelen
van de machine optreedt, is afhankelijk van de
constructie (snelstop) en heeft geen invloed op
het functioneren en de levensduur van de
machine.
7.8 Snelspan-boorhouder afb. H
Bij een zachte gereedschapsschacht moet u het
gereedschap na een korte boortijd eventueel nog
een keer spannen.
Reinigen: de machine af en toe verticaal naar
beneden houden en de huls volledig in de
richting "GRIP, ZU" draaien en vervolgens
volledig in de richting "AUF, RELEASE"
draaien. Het verzamelde stof valt uit de
snelspan-boorhouder.
7.9 Draad-snijden afb. G
Gebruik alleen machinetaps, die aan de
volgende eisen voldoen:
- Alleen onbeschadigde en scherpe machinetaps
gebruiken.
- Alleen machinetaps voor rechtse schroefdraad
gebruiken.
Voorbereidingen:
-Een boring maken (met een diameter, die bij de
te gebruiken draadboormachine past).
- Snelheidsschakelaar (4) op stand "1" zetten.
- Schuifschakelaar (3) op positie "Draadboren
zetten
- Stelknop (12) instellen (zie onderstaande afb.):
De geschikte instelling is afhankelijk van tal van
factoren, in principe geldt het volgende:
a) Blinde gaten en kleine doorlopende gaten:
Kies bij blinde gaten geen te groot draaimoment,
zodat de draadboor bij het bereiken van de
onderkant van het gat niet afscheurt. Positie
Impuls komt overeen met het kleinste draai-
moment en het laagste toerental. Tot positie 4
nemen beide waarden toe.
b) Doorlopende gaten:
Kies een groter draaimoment. Vanaf positie 4 blijft
het toerental gelijk, alleen het draaimoment neemt
verder toe. Voor "maximaal draaimoment" op
positie zetten.
- De bij de draadboor behorende boorhouder
aanbrengen (boorhouder “M8-12” resp. “M 4-6”)
- De boorhouder openen.
- Draadboor insteken.
- Draadboor met de maten M8 - M12, tot aan de
aanslag in de boorhouder “M8-12” schuiven,
zodat het vierkant van de opname binnenin de
boorhouder vast wordt gehouden.
- Draadboor met de maten M4 - M6, tot aan de
aanslag in de boorhouder “M4-6” schuiven, zodat
het vierkant van de opname binnenin de
boorhouder vast wordt gehouden.
- Boorhouder sluiten en vast spannen.
- Boring en draadboor met geschikt snijolie
smeren.
Schroefdraadsnijden
- Draadboor op de boring zetten.
- Machine in axiale richting bewegen.
- Drukschakelaar (14) indrukken en met een laag
toerental en matige druk de draadboor in de
boring laten snijden. Tijdens het draadboren kan
het toerental worden verhoogd.
- Als de gewenste diepte van de schroefdraad is
bereikt, trekt u de machine met ingedrukte
drukschakelaar (14) gelijkmatig uit de boring. De
machine wisselt automatisch van draairichting.
Opmerking:
als de schuifschakelaar (3) op positie
"Draadsnijden" staat, dan staan rechts-/
linksloop evenals de impulsgenerator niet ter
beschikking.
Opmerking:
als de schuifschakelaar (3) op positie
"Draadsnijden" staat en er geen druk wordt
uitgeoefend op de draadboor, dan loopt de
machine in linksloop! Als er druk wordt uitgeoefend
op de draadboor, schakelt de machine automatisch
op o rechtsloop.
7.10 Boorhouder met snelwisselsysteem
Quick afb. I
Afnemen: Vergrendelingsring naar voren
schuiven (a) en de boorhouder er naar voren
aftrekken (b).
Aanbrengen: Vergrendelingsring naar voren
schuiven en de boorhouder tot aan de aanslag op
de boorspil schuiven.
1...10
12
1/min
Nm
2
1
3
456
...
89107
b
a