operation manual

NEDERLANDS nl
25
8.3 Netaansluiting
Gevaar! Elektrische spanning
Maak uitsluitend gebruik van de zaag in
droge omgeving.
De zaag mag uitsluitend aangesloten
worden op een stopcontact dat aan de
hierna volgende voorwaarden voldoet (zie
ook "Technische gegevens"):
netspanning en -frequentie moeten
overeenstemmen met de waarden op het
typeplaatje van de machine;
De stroomkring dient vakkundig beveiligd
te worden met een differentieelschakelaar
die aanslaat bij een lekstroom van 30 mA.
De stopcontacten moeten reglementair
geïnstalleerd zijn en een goedgekeurde
aarding hebben.
Aanwijzing:
Met vragen over uw huisaansluiting wendt u zich
tot uw energiebedrijf of uw elektromonteur.
Het snoer moet zo gelegd worden dat de
zaagwerkzaamheden niet bemoeilijkt
worden, en dat het snoer niet beschadigd
kan worden.
Bescherm het snoer tegen hitte, bijtende
scheikundige vloeistoffen en beschadiging
door scherpe voorwerpen.
Gebruik als verlengsnoer alleen snoeren
met rubbermantel en voldoende diameter (3
× 1,5 mm
2
).
Trek de stekker niet aan het snoer uit het
stopcontact.
Gevaar!
Om de kans op ongevallen zo veel mogelijk te
beperken, moet u zich bij alle werkzaamheden
aan de volgende veiligheidsvoorschriften
houden:
Zorg ervoor dat u zichzelf ook beschermt:
draag een stofmasker;
draag oorbeschermers;
draag een veiligheidsbril.
Zaag nooit meer dan één werkstuk tegelijk.
Zorg ervoor dat het werkstuk tijdens het
zagen steeds goed tegen het tafelblad ligt.
Zet het werkstuk nooit op z’n smalle kant
(tijdens het zagen).
Probeer nooit het zaaglint af te remmen
door er van de zijkant (met een voorwerp)
tegenaan te drukken.
Naargelang het soort werk dat u verricht,
gebruikt u:
een schuifstok – als de afstand
aanslagprofiel – zaaglint <=120 mm;
Werkstuksteunen – bij lange werkstukken,
die na het afzagen van de tafel zouden
vallen;
een schaafselafzuigsysteem;
een geschikte kleminrichting bij het
doorzagen van ronde werkstukken, zodat
het werkstuk niet kan doordraaien;
een geschikte aanslag bij het
smalkantzagen van vlakke werkstukken,
om een veilige geleiding te garanderen.
Controleer of alles goed functioneert
alvorens met de zaagwerkzaamheden te
beginnen:
zaaglint;
bovenste en onderste
zaaglintbescherming.
Beschadigde onderdelen dienen
onmiddellijk vervangen te worden.
Zorg voor een juiste werkhouding tijdens
het zagen (de zaagtanden moeten naar de
gebruiker wijzen).
Zaag nooit verschillende stukken, ook geen
bundels met verschillende stukken, tegelijk.
Er is gevaar voor lichamelijk letsel als
aparte stukken zonder steun door het
zaagblad worden gegrepen.
Klemgevaar!
Draag geen loszittende kledij, sieraden of
handschoenen die in de draaiende
onderdelen van de machine terecht zouden
kunnen komen.
Personen met lang haar zijn verplicht een
haarnetje te dragen.
Zaag nooit werkstukken die aan touwen,
snoeren, riemen of draden hangen of
dergelijke materialen bevatten.
9.1 De hoogte van de bovenste
lintgeleider instellen
De hoogte van de bovenste lintgeleider (25) moet
ingesteld worden:
voor het begin van de zaagwerkzaamheden,
om aan te passen aan de werkstukhoogte (de
bovenste lintgeleider (25)moet zich tijdens
het zagen ca. 3 mm boven het werkstuk
bevinden);
– na de uitvoering van wijzingen aan het zaaglint
of het tafelblad (bijvoorbeeld zaaglint
vervangen, zaaglint aanspannen, tafelblad
uitlijnen).
Gevaar!
Alvorens de bovenste lintgeleider en de
tafelbladhoek in te stellen:
schakelt u de machine uit;
wacht u tot het zaaglint stilstaat.
1. Draai de klemschroef (24) los.
2. Instelwiel (23) draaien, zodat de bovenste
lintgeleider (25) zich ca. 3 mm boven het
werkstuk bevindt
3. Draai de klemschroef (24) weer vast.
9.2 Werken met de zaagmachine
1. Stel eventueel de tafelbladhoek in.
Gevaar door de terugslag van
werkstukken (werkstuk komt in contact met
het zaaglint en wordt tegen de gebruiker
geslingerd)! Zet het werkstuk nooit op z’n
smalle kant (tijdens het schaven).
2. Indien nodig de parallelle aanslag (18) of de
dwarsaanslag (21) gebruiken.
Gevaar door het vastraken van het
werkstuk!
Tijdens het zagen met parallelaanslag en
gekantelde zaagtafel moet de parallelaanslag
aan de naar beneden gekantelde zijde van de
zaagtafel worden bevestigd.
3. Zet de bovenste lintgeleider 3 mm boven het
werkstuk vast. (Details zie hoofdstuk 9.1).
Aanwijzing:
Voer altijd een proefsnede uit en corrigeer
eventueel de instellingen voor u het werkstuk
zaagt.
4. Plaats het werkstuk op het tafelblad.
5. Schakel de zaag in.
6. Zaag het werkstuk in een beweging door.
7. Als u stopt met werken, moet u de
zaagmachine uitschakelen.
Gevaar!
Voordat u met de service of met het
onderhoud begint:
1. schakelt u de machine uit;
2. wacht u tot de zaag helemaal stilstaat;
3. trekt u de stekker uit het stopcontact;
Nadat u klaar bent met de service en/ of
onderhoudsbeurt, moet de goede werking van
alle veiligheidsvoorzieningen als eerste
gecontroleerd worden.
– Beschadigde onderdelen, vooral beschadigde
onderdelen van de veiligheidsvoorzieningen,
mogen alleen door originele
fabrieksonderdelen of door de fabrikant
goedgekeurde onderdelen vervangen worden.
Indien u dit nalaat, kan dit tot onvoorziene
schade leiden.
Service en/of onderhoudswerkzaamheden die
niet in dit hoofdstuk beschreven staan mogen
uitsluitend door vaklui uitgevoerd worden.
10.1 Zaaglint vervangen
Gevaar!
Ook bij een stilstaand zaaglint bestaat er nog
gevaar voor snijwonden. Bij het vervangen
van een zaaglint moet u
veiligheidshandschoenen dragen.
Gebruik uitsluitend geschikte zaaglinten (zie
"Technische gegevens“).
1. Parallelle aanslag (18) verwijderen
2. Draai de vier vleugelschroeven aan het
aanslaggeleidingsprofiel (17) los en verwijder
het aanslaggeleidingsprofiel.
3. Open beide deuren van de behuizing.
4. Onderste zaaglintbescherming (7) naar voren
klappen.
5. Bovenste lintgeleider (25) helemaal naar
boven brengen.
6. Instelwiel (20) linksom draaien, totdat het
zaagband losjes zit.
7. Stofbeschermingsrichel (26) naar boven eruit
trekken en weg leggen.
8. Neem het zaaglint weg en leidt het door
de opening in de zaagtafel (11),
de zaaglintbescherming aan de bovenste
lintgeleider (25),
het zijdelingse zaaglintkanaal en
de zaaglintgeleiders
leiden.
9. Breng een nieuw zaaglint aan. Zorg ervoor dat
het lint correct geplaatst is: de tanden wijzen
naar de voorzijde (deurzijde) van de zaag.
10.Breng het zaaglint in het midden op het
rubberen loopvlak aan.
11.Instelwiel (20) rechtsom draaien, totdat het
zaaglint niet meer eraf glijdt.
12.Stofbeschermingsrichel (26) er weer insteken.
13.Onderste zaaglintbescherming (7) naar
achteren klappen (sluiten).
9. Bediening
10. Service en onderhoud