Operation Manual

2.3
HD 135 / HD 155
· De snoeren en verlengsnoeren mogen niet ge-
vouwen, geknikt of geklemd worden, ook mag er
niet overheen gereden worden.
De snoeren en verlengsnoeren moeten be-
schermd worden tegen scherpe uitsteeksels,
olie en overdreven hitte.
· Een beschadigd snoer moet onmiddellijk door
een nieuw origineel snoer vervangen worden.
Wend u daarvoor tot uw leverancier.
· Probeer niet om het apparaat zelf te repareren!
Elektrische toestellen mogen alleen door elek-
tromonteurs of in een gespecialiseerde werk-
plaats gerepareerd worden.
Controle van het apparaat
Telkens wanneer u het apparaat in gebruik neemt,
moet u de volgende punten controleren:
1. Is het snoer niet beschadigd?
2. Is de beschermingshoes van de hoofdschake-
laar niet beschadigd?
3. Is de hogedrukslang niet beschadigd, d.w.z:
- zijn er geen knik-, breuk- of andere lekkage-
plaatsen?
- is de rubberen buitenmantel niet opgezwol-
len?
- is het staalpantser van de slang ergens zicht-
baar geworden?
4. is het pistool nog gemakkelijk te bedienen?
Als een van deze gevallen vastgesteld wordt, dan
mag u het apparaat niet in gebruik nemen!
Veiligheidscontrole
Het apparaat moet minstens éénmaal per jaar door
een vakman geïnspecteerd worden.
Neem kennis van de wettelijke voorschriften ter-
zake.
Een juiste koppeling
De elektrische aansluiting
· De elektrische spanning van het apparaat (con-
troleer de details op het identificatieplaatje)
moet dezelfde zijn als de netspanning.
· Het stopcontact, voorzien van een aarding,
moet door een vakman geïnstalleerd worden.
· De leidingen moeten berekend zijn op de voor-
ziene stroomopname en ze moeten beveiligd
worden met zekeringen die aangepast zijn aan
de stroomopname van het apparaat (controleer
de details op het identificatieplaatje).
· Als extra maatregel tegen elektrocutiegevaar
geldt dat het apparaat tevens met een lek-
stroomschakelaar beveiligd moet worden
(30 mA).
· Verlengsnoeren of kabelhaspels moeten con-
form zijn aan de voorschriften voor de bescher-
mingsklasse tegen spattend water.
De aansluitkabels moeten ten minste de vol-
gende doorsnede hebben,
- bij een kabellengte tot 10 m: 1,5 mm
2
;
- bij een kabellengte tot 30 m: 2,5 mm
2
.
B
Gevaar!
Bij gebruik van verlengsnoeren of kabel-
haspels die niet aan de bovenstaande speci-
ficaties voldoen, bestaat er kans op kortslui-
ting of op elektrocutiegevaar!
In geval van twijfel moet u een elektromonteur raad-
plegen.
Wateraansluiting
· De wateraansluiting moet voldoende waterde-
biet (zie "Technische gegevens") kunnen leve-
ren – Ook geschikt voor het pompen van water
voor industrieel gebruik.
A
Oppassen! Als er onvoldoende waterdebiet
is of als er luchtbellen meegepompt worden,
dan kan de pomp drooglopen waardoor deze
beschadigt!
· De temperatuur van het aangevoerde water
mag de maximum toegelaten temperatuur niet
overschrijden (zie "Technische gegevens").
· De aanvoerslang moet een binnendiameter van
3/4" hebben. Deze slang moet tegen onderdruk
bestand zijn.
· Op de aanzuigkant van het apparaat komt een
koppelstuk met 3/4" schroefdraad.
· Opdat er in geval van een storing geen water
naar het openbare waterleidingnet terug zou
kunnen vloeien, moet de installatie uitgerust
worden met een terugslagklep (zie speciale ac-
cessoires).
Ga na wat de lokale voorschriften terzake zijn.
· Indien er afvalwater of drinkwater opgepompt
wordt, dan moet er een speciaal fijn filter (zie
speciale accessoires) geïnstalleerd worden.
A
Oppassen! Gruis (zand), kalk en roestdeel-
tjes die in het water in suspensie blijven, kun-
nen het apparaat beschadigen!
In geval van twijfel raden wij aan om een erkend in-
stallateur te raadplegen.