Operation Manual

48
NEDERLANDS
4. Haal draagriemen op de aangege-
ven plaatsen (1) onder de combina-
tiemachine door.
5. Til de combinatiemachine van de
pallet.
Gevaar!
De combinatiemachine kan bij
het transport kantelen! Daarom moet
de combinatiemachine tijdens het
transport in evenwicht worden
gehouden.
Oppassen!
De machine alleen bij de hier
aangegeven plaatsen optillen. Andere
onderdelen zijn niet bestand tegen de
trekbelasting door het gewicht van de
machine.
4.2 Netaansluiting
Gevaar! Elektrische spanning
Gebruik de machine uitslui-
tend in droge ruimten.
Sluit de machine enkel aan op een
stroombron die voldoet aan de onder-
staande voorwaarden (zie ook "Tech-
nische gegevens”):
de stroomkring dient vakkundig
beveiligd te worden met een diffe-
rentieelschakelaar die aanslaat
bij een lekstroom van 30 mA,
de stopcontacten zijn reglemen-
tair geïnstalleerd, geaard en
goedgekeurd.
driefasige stopcontacten moeten
een aansluiting voor een neutrale
vierde ader bezitten.
bij gebruik van een zaagselafzuig-
installatie moet deze eveneens
van een goedgekeurde aarding
voorzien zijn;
Het snoer moet zo gelegd worden dat
het zaagwerkzaamheden niet bemoei-
lijkt worden, en dat het snoer niet
beschadigd kan worden.
Het snoer moet beschermd worden
tegen hitte en bijtende scheikundige
vloeistoffen, en zorg dat het snoer
niet beschadigd kan worden door
scherpe voorwerpen.
Als verlengsnoer mag uitsluitend
gebruik gemaakt worden van een
snoer met voldoende doorsnede.
Trek de stekker niet aan het snoer uit
het stopcontact.
Controleer de draairichting!
(alleen bij uitvoering met
draaistroommotor):
Naar gelang de volgorde van aanslui-
ting van de fasegeleiders is het moge-
lijk dat de motoras in de verkeerde
richting draait. Dit kan leiden tot
beschadiging van de machine en het
werkstuk. Controleer daarom vóór
elke nieuwe aansluiting de draairich-
ting. Schakel daarvoor bijv. heel even
de tafelzaagmachine in en controleer
of het zaagblad in de richting van de
pijl draait.
Bij verkeerde draairichting moeten de
fasen door een elektromonteur aan
de toevoerleiding of aan de aanslui-
ting op het spanningsnet omgewis-
seld worden werden.
Hoofdschakelaar
Tip:
De hoofdschakelaar (2) kan
tegen onbevoegd gebruik met een
hoofdschakelaar worden vergrendeld.
Inschakelen:
Draai de hoofdschakelaar (2) op "1".
Uitschakelen:
Draai de hoofdschakelaar (2) op "0".
Bedrijfskeuzeschakelaar
De bedrijfskeuzeschakelaar (3) wordt
met de bijgeleverde sleutel bediend. De
machine kan in de volgende bedrijfs-
standen gezet worden:
A = gebruik als tafelfrees
B = gebruik als vlakschaaf- en
vandiktebank
C = gebruik als tafelzaagmachine
Aan/Uit-knoppen
Elke bedrijfsmodus heeft eigen Aan/Uit-
knoppen.
Inschakelen:
Druk op de groene knop van de res-
pectievelijke bedrijfsmodus.
Uitschakelen:
Druk op de rode knop – een
bedrijfsmodus kan worden uitge-
schakeld door op één van de drie
rode knoppen te drukken dan wel
via de hoofdschakelaar.
5.1 Algemene veiligheids-
voorzieningen
Noodstopschakelaar
Bij de tafelfrees fungeert de rode knop
(4) als noodstopschakelaar. Daarmee
wordt de machine in elke bedrijfsmodus
onmiddellijk uitgeschakeld. Alvorens de
machine opnieuw in te schakelen, moet
de rode knop worden ontgrendeld door
deze naar links te draaien.
Minimumspanningsrelais
Als de spanning wegvalt, dan slaat er
een minimumspanningsrelais aan. Deze
relais moet voorkomen dat de machine
opnieuw inschakelt bij automatische
terugkeer van de spanning. Om de
machine opnieuw in te schakelen, moet
de groene knop van de betreffende
bedrijfsmodus worden ingedrukt.
6.1 Instellen
Gevaar!
Alvorens de machine in te stel-
len:
zet u de machine uit.
trekt u de stekker uit het stopcon-
tact.
wacht u tot de machine helemaal
stilstaat.
De werkplek voorbereiden
Zorg dat alle onnodige voorwerpen uit
de werkomgeving verwijderd zijn:
1
5. Algemene
bedieningselementen
2
3
A
B
C
6. Gebruik als vlakschaaf-
bank:
4