Operation Manual

51
NEDERLANDS
3. Ontgrendel de vergrendelingshen-
del (31) onder de afvoertafel (32) en
klap de afvoertafel voorzichtig
omhoog.
4. Draai de afzuigtrechter voor het
vandikteschaven (33) naar boven en
druk hem in de vergrendeling.
5. Verbind de afzuigopening van de
afzuigtrechter met een geschikte
spanenafzuiginstallatie.
7.2 Veiligheid
Veiligheidsvoorzieningen
Veiligheidsschakelaar
Drie veiligheidsschakelaars voorkomen
dat de beitelas wordt aangedreven
zolang de beitelas niet door de
vlakschaaftafels of de afzuigtrechter
wordt bedekt.
Terugslagbeveiliging
De terugslagbeveiliging (onder de
afzuigtrechter voor het vlakschaven
(33)) voorkomt dat een werkstuk door de
roterende beitelas terug tegen de opera-
tor wordt geslingerd.
Alle grijpers van de terugslagbeveiliging
moeten aan de onderkant spitse punten
vertonen.
Alle grijpers van de terugslagbeveiliging
moeten vanzelf naar hun beginpunt
(naar onderen) terugkeren.
Veiligheidsvoorschriften voor de
bediening
Gevaar meegetrokken te wor-
den:
Bij het invoeren van het werkstuk in
de schaafbank mogen de handen
nooit in de machine komen!
Gebruik een duwhout als invoer-
hulp, als er met kleine werkstukken
gewerkt moet worden. De werkstuk-
ken moeten evenwel minstens
200 mm lang zijn.
Als een werkstuk zover in de
machine ingevoerd is dat het aan de
invoerzijde niet meer geleid kan
worden, neem het dan om veilig-
heidsredenen aan de uitvoerzijde uit
de machine.
Verwijder de eventueel in de
machine geklemde werkstukdelen
pas, wanneer de machine helemaal
stilstaat en wanneer de stekker uit
het stopcontact getrokken is.
Gevaar voor terugslag!
Het werkstuk wordt door de
schaafas "gegrepen" en naar de
gebruiker geslingerd:
Plaats het werkstuk nooit op zijn
smalle kant.
Werk steeds met een goed functio-
nerende terugslagbeveiliging.
Werk steeds met scherpe schaaf-
messen.
Controleer de werkstukken bij twij-
fel op de aanwezigheid van
vreemde voorwerpen zoals nagels,
schroeven of losse takken.
Schaaf een werkstuk steeds over de
volledige lengte.
Schaaf nooit meer dan twee werk-
stukken tegelijk.
7.3 Bediening
1. Draai de blokkeerschroef (34) los en
stel de schaafdikte met het handwiel
(35) in.
De vandiktetafel kan in het bereik
van 5 mm tot 200 mm ingesteld wor-
den.
Met elke omwenteling van het hand-
wiel wordt de vandiktetafel 6,3 mm
hoger of lager ingesteld.
2. Draai de blokkeerschroef (34) weer
vast.
3. Om niet parallelle vlakken te scha-
ven moet er met de gepaste acces-
soires gewerkt worden (geschikte
sjablonen aanmaken).
4. Plaats de bedrijfskeuzeschakelaar
in de stand van vlak- en vandikte-
schaaf.
5. Zet de motor aan.
6. Zorg voor een juiste houding tijdens
het schaven: Om het werkstuk in de
machine in te voeren, gaat u opzij
van de toevoeropening staan.
7. Het werkstuk langzaam en loodrecht
op de schaafas invoeren. Het werk-
stuk wordt automatisch ingevoerd.
8. Het werkstuk moet loodrecht op de
schaafas en door de schaafbank
zelf in de machine getrokken wor-
den.
Om het werkstuk uit de machine te
nemen, gaat u opzij van de uitvoer-
opening staan.
9. Als u stopt met werken, dan moet u
de machine uitzetten.
Werkstukafmetingen
Lengte: minstens 200 mm.
Breedte maximaal 309 mm.
Hoogte minstens 5 mm;
maximaal 200 mm.
Tips & trucs
Schaaf de werkstukken met de rich-
ting van de vezels mee, indien
mogelijk.
Maak bij lange werkstukken gebruik
van rolsteunen voor en na de
schaafbank.
Bij het vandikteschaven is het beter
voor meer schaafbeurten met een
kleine schaafdiepte te kiezen dan
voor minder schaafbeurten met een
grote schaafdiepte.
Houd het tafeloppervlak schoon –
verwijder vooral de harsrestanten
met behulp van een hiervoor
geschikte reinigings- en onder-
houdsspray (accessoire).
Behandel de oppervlakken van de
machinetafel na het schaven met
een glijmiddel (bijvoorbeeld WAXI-
LIT). Dit zorgt voor een zuiver
schaafresultaat en een vlottere aan-
en uitvoer.
31
32
33
34 35