Instruction manual

102
ń
15 Aanduiding van de flitsreikwijdte
In het display van de flitser wordt de waar-
de van de maximale reikwijdte van het
flitslicht aangegeven. De aangegeven
waarde is gebaseerd op een reflectie-
graad van 25% van het onderwerp, die voor de meeste opnamesituaties geldt.
Sterke afwijkingen van de reflectiegraad, bijv. bij zeer sterk of zeer zwak reflec-
terende onderwerpen kunnen de reikwijdte beïnvloeden.
In de TTL-, E-TTL- en automatisch-flitsenfunctie is het het beste wanneer het
onderwerp zich ongeveer in het midden van de aangegeven waarde bevindt.
Daarmee wordt de belichtingsautomatiek voldoende speelruimte geboden voor
een gelijkmatige verlichting. De minimale flitsafstand mag niet minder dan 10%
van de aangegeven waarde bedragen om overbelichting te vermijden! De aan-
passing aan de betreffende opnamesituatie kan bijv. door het veranderen van de
diafragmawaarde worden bereikt.
In de manual flitsfunctie M wordt de afstand tot het onderwerp aangegeven die
voor een correcte belichting moet worden aangehouden. De aanpassing aan de
betreffende opnamesituatie kan bijv. door het veranderen van de diafragma-
waarde van het objectief en door te kiezen tussen vol en een deelvermogen ‘P’
worden bereikt.
De reikwijdte kan naar keuze in meter (m) of feet (ft) plaatsvinden (zie
7.8). Bij gezwenkte hoofdreflector wordt geen reikwijdte aangegeven!
15.1 Automatisch aanpassen van de aanduiding van de flitsreikwijdte
Bij camera’s die de parameter voor de lichtgevoeligheid ISO, de brandpuntsaf-
stand van het objectief (mm), diafragmawaarde en correcties op de belichting
aan de flitser doorgeeft, past de flitser zijn instellingen daar automatisch op aan.
Uit de flitsparameters en het richtgetal wordt de maximale flitsreikwijdte bere-
kend en in het display aangegeven.
Daarvoor moet tussen camera en flitser een uitwisseling van gegeven plaatsvin-
den.
15.2 Met de hand aanpassen van de aanduiding van de flitsreikwijdte
Als de camera geen gegevens aan de flitser doorgeeft, dan moeten, om een
betrouwbare aanduiding van de maximale reikwijdte te krijgen, de parameters
betreffende de zoomstand van de reflector, de lichtgevoeligheid ISO en de dia-
fragmawaarde met de hand op de flitser worden ingesteld (zie 6) .
16 Opslaan van de flitsbelichting FE
Sommige Canon camera’s bieden de mogelijkheid de gegevens van een flitsbe-
lichting op te slaan FE (FE = f
lash exposure). Deze functie wordt in de flitsfunctie
E-TTL ondersteund.
Met het opslaan van de flitsbelichting FE in de E-TTL-functie kan voorafgaand
aan de eigenlijke belichting reeds de dosering van de flitsbelichting voor de
navolgende opname worden vastgelegd. Dit is zinvol als de flitsbelichting moet
worden afgestemd op een bepaalde uitsnede uit het onderwerp die niet persé
identiek is aan het hoofdonderwerp.
Stel op de flitser de E-TTL-functie in (zie 5.2). Het AF-meetveld van de camera
moet worden gericht op de uitsnede waarop de flitsbelichting moet worden afge-
stemd. Stel scherp. Met het bedienen van de FE-toets op de camera (de aandui-
ding daarvan kan per type camera verschillen: zie de gebruiksaanwijzing van
uw camera) ontsteekt de flitser een FE-proefflits. Met behulp van het gereflecteer-
de licht van deze FE-proefflits legt de meetelektronica van de camera de flitsbe-
lichting daarop vast. Op het eigenlijke hoofdonderwerp kan dan met de AF wor-
den scherpgesteld. Na het bedienen van de ontspanknop op de camera wordt
de opname met de vooraf bepaalde flitsbelichting worden gemaakt!
Het systeem laat niet toe, dat veranderingen in de verlichtingssituatie, die
na de FE-proefflits plaatsvinden, bij de opname nog in acht worden geno-
men!
Bij verschillende camera’s wordt het opslaan van de flitsbelichting FE in
het groene ’geheel automatisch geprogrammeerd’ flitsen niet on-
dersteund (zie de gebruiksaanwijzing van de camera)!
F4.5
AZoom 70
14 m
A
14 m
709 47 0210.A1 58 AF-2 Canon 29.07.2010 10:21 Uhr Seite 102