Instruction manual

92
ń
• De eerste opname wordt zonder correctie
uitgevoerd. In het display verschijnt
bovendien ‘FB 1’.
De tweede opname volgt met een minus-
correctie . In het display wordt bovendien
‘FB 2’ aangegeven en daarbij tevens de
minus-correctiewaarde (EV).
• De derde opname wordt met een plus-correctie uitgevoerd. In het display
wordt bovendien ‘FB 3’ aangegeven en daarbij tevens de plus-correctiewaar-
de (EV).
• Na de derde opname wordt de functie flitsbelichtingstrapje automatisch gede-
activeerd. De aanduiding ‘FB’ in het display dooft.
Bij het instellen van het flitsbelichtingstrapje wordt de correctiewaarde
altijd positief aangegeven!
Flitsbelichtingstrapje in de TTL-flitsfunctie
Een flitsbelichtingstrapje in de TTL-flitsfunctie kan alleen worden uitgevoerd als
de camera het met de hand instellen van een correctie op de flitsbelichting op de
flitser ondersteunt. (zie de gebruiksaanwijzing van uw camera)! Als dat niet het
geval is, worden de drie opnamen zonder correctiewaarde uitgevoerd!
Flitsbelichtingstrapje in de automatisch-flitsenfunctie A
Voor het maken van een flitsbelichtingstrapje in de automatisch-flitsenfunctie A is
het type camera van geen betekenis.
7.4 Synchronisatie bij het dichtgaan van de sluiter (REAR)
Bij de normale synchronisatie wordt de flits onmiddellijk, zodra de sluiter geheel
open staat, ontstoken (synchronisatie bij het opengaan van de sluiter). Dit is de
standaardfunctie en wordt door alle camera’s uitgevoerd.
Sommige camera’s bieden de mogelijkheid van synchronisatie bij het dichtgaan
van de sluiter (REAR-functie). Daarbij wordt de flits aan het einde van de belich-
tingstijd ontstoken, onmiddellijk vóórdat de sluiter begint dicht te gaan. Dit is
vooral een voordeel bij opnamen met lange belichtingstijden (langer dan bijv.
1/30 seconde) en bewegende onderwerpen met een eigen lichtbron, omdat dan
de bewegende lichtbronnen een lichtstaart achter zich laten, in plaats van dat
deze zich vóór het onderwerp opbouwt. Met het synchroniseren bij het dicht-
gaan van de sluiter krijgt u bij bewegende lichtbronnen een ‘natuurlijker’ weer-
gave van de opnamesituatie! Afhankelijk van de erop ingestelde functie stelt de
camera langere belichtingstijden dan zijn flitssynchronisatietijd in.
• Bij de instelling ‘REAR ON’ vindt de synchronisatie plaats bij het dichtgaan
van de sluiter (zie 17.2).
• Bij de instelling ‘REAR OFF’ is de normale synchronisatie ingesteld.
Het instellen:
• Druk zo vaak op de toets , dat in het display
‘Select’ wordt aangegeven.
• Met de toetsen en het item ‘REAR’ kiezen.
Het geselecteerde item wordt tegen een donker balkje
aangegeven.
• Druk op de toets , waarmee u de keuze van
deze extra functie bevestigt.
• Met de toetsen en de gewenste instelling
uitvoeren. De instelling treedt onmiddellijk in werking.
• Druk zo vaak op de toets , dat het display naar de
normale weergave terug schakelt. Als u niet op de
toets drukt, schakelt het display na ong. 5 sec.
naar de normale weergave terug.
Set
Sel
F 5.1
AZoom 28
7.7 m
FB1TTL
FB1
F 5.1
AZoom 28
7.7 m EV–
1
/3
FB2TTL
EV–
1
/3
Select
BEEP
REAR
Set
REAR ON
Set
EF5.6
AZoom 24
4.1 m
TTL
REAR
REAR
709 47 0210.A1 58 AF-2 Canon 29.07.2010 10:21 Uhr Seite 92