Operation Manual

WERKING EN WERKINGSGEBIED
Let Op!
a. Uw installatie heeft een opstartvertraging van 3 minuten. Wanneer u uw
installatie opstart duurt het dus 3 minuten voordat de buitenunit begint te
functioneren.
b. Wanneer uw installatie de ingestelde temperatuur heeft bereikt, schakelt deze
automatisch uit en blijft dan dus ook minstens 3 minuten uit.
c. Wanneer u de installatie omschakelt van koelen naar verwarmen of andersom
duurt het minimaal 6 minuten voordat de buitenunit begint te functioneren.
d. Indien u een elektrische storing in uw pand heeft gehad en de stroomvoorziening
is weer hersteld, kunt u uw toestel weer aanzetten met gebruik van de
afstandsbediening. Tenzij uw toestel voorzien is van auto-restart, zal wanneer de
stroomvoorziening hersteld is, uw toestel automatisch inschakelen volgens de
laatst ingestelde waarden.
Werkingsgebied
Voor een goede werking van uw installatie, dient u uw toestel binnen de gestelde temperaturen te
gebruiken:
Koelen: Buitentemperatuur: 15 tot 43°C
Ruimtetemperatuur: 17 tot 30°C (instelbaar)
Verwarmen: Buitentemperatuur: -5 tot 24°C
Ruimtetemperatuur: 17 tot 30°C (instelbaar)
Ontvochtigen: Buitentemperatuur: 15 tot 43°C
Ruimtetemperatuur: 17 tot 30°C (instelbaar)
Indien u toch wilt koelen met uw airconditioning, ondanks dat de buitentemperatuur lager is dan
15°C, is dit mogelijk met behulp van een winter- of condensor ventilatorregeling. Voor uitgebreide
informatie zie de algemene montagehandleiding onder hoofdstuk “winterregeling”.
Opmerking: Indien de installatie functioneert buiten de gestelde temperatuurslimieten, kan dit
schade of storingen aan uw installatie veroorzaken.