Operation Manual

Wateraansluiting
81
Waterafvoer
In de afvoer van de afwasautomaat
bevindt zich een terugslagklep, zodat
er geen vuil water via de afvoerslang
in de afwasautomaat terug kan stro‐
men.
De afwasautomaat is voorzien van
een flexibele afvoerslang van ca. 1,5
m met een diameter van 22 mm bin‐
nenwerks.
De afvoerslang kan met nog een
slang en met een verbindingsstuk
worden verlengd. De afvoerleiding
mag maximaal 4 m lang zijn en de
opvoerhoogte mag maximaal 1 m
zijn!
Voor de aansluiting van de slang op
het afvoersysteem ter plaatse ge‐
bruikt u de slangklem die meegele‐
verd is bij de afwasautomaat (zie
montageschets).
De slang kan langs rechts of links
worden geplaatst.
De aansluittuit voor de afvoerslang is
geschikt voor slangen van verschil‐
lende diameters. Steekt de aansluit‐
tuit te ver in de afvoerslang, dan
moet de aansluittuit korter worden
gemaakt. Gebeurt dat niet, dan kan
de afvoerslang verstopt raken.
De afvoerslang mag niet korter wor‐
den gemaakt!
Zorg ervoor dat er geen knikken
in de afvoerslang komen!
Controleer nadat u het toestel voor
het eerst in gebruik hebt genomen of
de waterafvoer niet lekt om na te
gaan of de aansluiting goed is uitge‐
voerd.
Beluchting van de waterafvoer
Ligt de waterafvoeraansluiting op de
plaats van opstelling dieper dan de ge‐
leiding voor de wieltjes van de onderste
korf in de deur, dan moet de wateraf‐
voer worden belucht. Gebeurt dat niet,
dan kan het water tijdens een program‐
ma door de werking van de sifon uit de
spoelruimte stromen.
Om te beluchten, opent u de deur
van de afwasautomaat helemaal.
Trek de onderste sproeiarm naar bo‐
ven toe en verwijder deze.
Snijd de dop van de beluchtingsklep
in de spoelruimte af.