Operation Manual

Toestel voor het eerst in gebruik nemen
29
Naspoelmiddeldosering instellen
Voor een optimaal resultaat kunt u de
naspoelmiddeldosering aanpassen.
De dosering is instelbaar in hoeveelhe‐
den van ca. 0-6 ml. In de fabriek is een
naspoelmiddeldosering van ca. 3 ml in‐
gesteld. Deze naspoelmiddeldosering is
aan te raden.
De daadwerkelijke naspoelmiddeldose‐
ring kan door de automatische aanpas‐
sing van het programma Automatic ho‐
ger zijn dan de ingestelde waarde.
Vertoont het vaatwerk vlekken:
stel dan een hogere naspoelmiddel‐
dosering in.
Vertoont het vaatwerk strepen of slui‐
ers:
stel dan een lagere naspoelmiddeldo‐
sering in.
Schakel de afwasautomaat uit met de
toets als het toestel nog ingescha‐
keld is.
Hou de programmakeuzetoets in‐
gedrukt en schakel tegelijkertijd de
afwasautomaat in met de toets .
Hou de programmakeuzetoets
minstens 4 seconden ingedrukt, tot‐
dat het controlelampje van het pro‐
gramma rechtsonder aangaat.
Als dit niet het geval is, begint u op‐
nieuw.
Druk 3 keer op de toets .
Het controlelampje knippert 3 keer
kort.
De ingestelde waarde wordt weergege‐
ven achter de op het display.
Op het display wordt   weergegeven.
Dit betekent dat in de fabriek een na‐
spoelmiddeldosering van 3 ml is inge‐
steld.
Kies met de programmakeuzetoets
de waarde die hoort bij de gewenste
naspoelmiddeldosering.
Telkens als u op de toets drukt, ver‐
groot u de waarde.
De instelling wordt direct opgeslagen.
Schakel de afwasautomaat uit met de
toets .