Operation Manual
Wijnen blijven zich afhankelijk van om
-
gevingsfactoren ontwikkelen.
Zo is naast de temperatuur ook de kwa
-
liteit van de lucht doorslaggevend voor
de houdbaarheid.
Met een constante en voor de wijn
ideale temperatuur, een verhoogde
luchtvochtigheid en een geurvrije om
-
geving heersen in de wijnklimaatkast
de optimale omstandigheden waaron
-
der wijnen worden opgeslagen.
Temperatuur
Wijnen kunnen bij een temperatuur tus
-
sen de 5 en 18°C worden bewaard.
Wilt u witte en rode wijnen naast elkaar
opslaan, kies dan een temperatuur tus-
sen de 10 en de 12°C.
Bij deze temperatuur zijn de meeste
witte wijnen goed te drinken.
Rode wijnen kunnen het beste 2 uur
voordat ze worden gedronken uit de
wijnklimaatkast worden gehaald en ge-
opend. In deze 2 uur krijgen de wijnen
zuurstof, ontwikkelen ze hun aroma en
bereiken ze de juiste drinktemperatuur.
Bij een opslagtemperatuur van boven
de 22°C rijpen wijnen te snel.
Bij een opslagtemperatuur van onder
de 5°C kunnen ze niet optimaal rijpen.
Daarom kunnen ze beter niet langere
tijd onder de 5°C worden opgeslagen.
Temperatuurschommelingen zijn niet
goed voor wijnen. De rijping wordt
daardoor onderbroken.
Daarom is het heel belangrijk om ervoor
te zorgen dat de temperatuur in het ap
-
paraat vrijwel constant blijft.
Het instellen van de tempera
-
tuur
De drie wijnklimaatzones in het appa
-
raat zijn vanuit de fabriek geschikt voor
verschillende soorten opslag.
–
Bovenste wijnklimaatzone:
voor de opslag van rode wijn (16 °C)
–
Middelste wijnklimaatzone:
voor de opslag van witte wijn (10 °C)
–
Onderste wijnklimaatzone:
voor de opslag van wijn die een
langere periode moet worden be
-
waard (11 °C)
U kunt deze indeling echter aan uw ei-
gen behoefte aanpassen en bijv. witte
wijn in de bovenste wijnklimaatzone op-
slaan.
U moet dan wel het soort wijnopslag
aanpassen.
^
Tip de sensortoets van de gewenste
wijnklimaatzone aan, waarna de toets
geel oplicht.
^
Tip de sensortoets voor de gewenste
wijnopslag aan, waarna de toets geel
oplicht.
De optimale temperatuur
16