Operation Manual

U kunt kiezen tussen de sensortoets
voor de opslag van wijn die een
langere periode moet worden bewaard,
voor de opslag van witte wijn en voor
de opslag van rode wijn.
De opslag van witte wijn (middelste
symbool) is in de onderste wijnkli
-
maatzone niet mogelijk.
De temperatuur kan in iedere wijnkli
-
maatzone apart en heel precies worden
ingesteld.
Vanuit de fabriek is voor de drie wijnkli
-
maatzones een temperatuur ingesteld.
Deze kunt u zelf veranderen.
^ Tip de sensortoets van de gewenste
wijnklimaatzone aan, waarna de toets
geel oplicht.
^
Stel nu met de temperatuurtoetsen
naast de temperatuuraanduiding de
temperatuur in.
Wanneer u de X - toets aantipt gaat
de temperatuur omlaag en wordt het
kouder.
Wanneer u de Y - toets aantipt gaat
de temperatuur omhoog en wordt het
warmer.
De temperatuur die vanuit de fabriek
voor de desbetreffende wijnklimaatzone
is ingesteld, licht geel op.
Wanneer u de toets één keer aantipt,
dan verandert de temperatuurwaarde in
stappen van 1 °C.
Wanneer u uw vinger op de toets laat
rusten, verandert de temperatuurwaar
-
de continu.
Nadat de hoogste, resp. laagste tem
-
peratuurwaarde is bereikt, verdwijnt de
X -, resp. Y - toets.
De temperatuuraanduiding op het
bedieningsveld geeft altijd de ge
-
wenste temperatuur aan.
Wanneer u een andere temperatuur
heeft ingesteld, controleer dan de tem-
peratuuraanduiding na een paar uur.
Pas dan is de echte temperatuur be-
reikt.
Is de temperatuur na deze tijd te hoog
of te laag, stel dan opnieuw een andere
temperatuur in.
Mogelijke temperatuurinstellingen
Bovenste wijnklimaatzone:
3 °C tot 18 °C
Middelste wijnklimaatzone:
3 °C tot 18 °C
Onderste wijnklimaatzone:
8 °C tot 18 °C
De optimale temperatuur
17