9224-2773-15 H-A106 NL CAMERAGEBRUIKSAANWIJZING
VOORDAT U BEGINT Gefeliciteerd met uw aanschaf van de Minolta digitale camera. Neem uw tijd deze gebruiksaanwijzing goed door te lezen; dan bent u er zeker van dat u alle mogelijkheden van uw camera maximaal zult benutten. Deze gebruiksaanwijzing bevat informatie over producten die voor juni 2001 werden geïntroduceerd. Wilt u weten of producten die na die datum zijn uitgebracht met deze camera kunnen worden gebruikt, informeer dan bij uw handelaar of neem contact op met Minolta (adres op de achterzijde).
CORRECT EN VEILIG GEBRUIK Neem onderstaande waarschuwingen ter harte voordat u het product gebruikt. WAARSCHUWING Verkeerd gebruik van batterijen kan leiden tot het vrijkomen van schadelijk vloeistoffen, oververhitting of explosie, waardoor schade en letsel kunnen ontstaan. Volg onderstaande waarschuwing goed op: • • • • • • • Gebruik alleen batterijen van het in deze gebruiksaanwijzing opgegeven type. Plaats de batterijen niet met de polen (+/-) verkeerd om.
CORRECT EN VEILIG GEBRUIK • Houd batterijen en andere voorwerpen die ingeslikt kunnen worden buiten het bereik van kleine kinderen. Neem onmiddellijk contact op met een arts wanneer er een voorwerp wordt ingeslikt. • Bewaar dit product buiten het bereik van kinderen. Wees in de nabijheid van kinderen voorzichtig, zodat u ze niet met dit product of onderdelen ervan kunt verwonden. • Flits niet van korte afstand rechtstreeks in iemands ogen. Het kan tot aantasting van het gezichtsvermogen leiden.
WAARSCHUWING • Gebruik of bewaar dit product niet in een warme of vochtige omgeving als het dashboardkastje of de bagageruimte van een auto. Het kan leiden tot schade aan het product of de batterijen, wat brandwonden of ander letsel als gevolg hitte, brand, explosie, of lekkende batterijvloeistof kan veroorzaken. • Zijn de batterijen gaan lekken, gebruik dit product dan niet meer. • Bij lang voortdurend gebruik wordt de camera warm.
INHOUD Benaming van de onderdelen Camerahuis .............................................................................................................................10 Data-scherm ............................................................................................................................13 Weergave op EVF en LCD-monitor ........................................................................................14 Snel aan de slag .............................................................
Beeldkwaliteit...........................................................................................................................43 Over de kwaliteitsinstellingen Superfijn en RAW ...............................................................44 Bestandsgrootte en capaciteit CompactFlash kaart................................................................45 Belichtingsstanden...................................................................................................................
INHOUD Flitsstanden .............................................................................................................................76 Flitscorrectie ............................................................................................................................78 Flitsbereik ................................................................................................................................79 Minolta flitser bevestigen ....................................................
Beeldselectiescherm .............................................................................................................111 Opnamen op TV weergeven..................................................................................................112 Setup-stand - werking van de camera instellen .................................................................................113 Navigeren door het setup-menu ............................................................................................
BENAMING VAN DE ONDERDELEN CAMERAHUIS * Deze camera is een geavanceerd optisch instrument. Houd de aangewezen plaatsen zorgvuldig schoon. Lees de informatie over onderhoud en opslag achterin deze gebruiksaanwijzing (blz.) 142). Datascherm (blz. 13) Toets digitale onderwerpsprogramma’s (blz. 38) Ingebouwde flitser (blz. 21) Index brandpuntsafstand Zoom-ring1 Pro-auto toets (p. 37) Riem-oogje (blz. 16) Instelwiel Objectief* Ontspanknop Scherpstelring (blz. 71) Deurtje kaartsleuf (blz.
Weergave (blz. 93) Filmopname (blz. 90) Opname (blz. 29) Setup-stand (p. 113) Data-overdracht (blz. 123) Weergaveschakelaar Informatietoets (blz. 32, 98) Ontgrendeling Accessoireschoentje Oculairsensors* (p. 32) CCD-vlak Hoofdschakelaar/keuzeknop Vergrendeling scherpstelling/ belichting (blz. 73) Elektronische zoeker* (EVF) (blz. 72) Menu-toets Toegangslampje Stuurknop LCD-monitor* (blz. 14) Vergrotingstoets Deksel aansluiting afstandsbediening (blz. 92) Vergrendeling batterijruimte (blz.
BENAMING VAN DE ONDERDELEN Belichtingsstanden (blz. 46) Transportstanden (blz. 51) Beeldkwaliteit (blz. 43) Beeldgrootte (blz. 42) Witbalans (blz. 58) Cameragevoeligheid (blz. 61) Functietoets Macro-ontgrendeling (blz. 69) Functiewiel (p. 40) Dioptrie-instelwieltje (blz. 72) Scherpsteltoets (AF/MF) (blz. 71) Statiefaansluiting Regeleenheid digitale effecten (blz. 62) Toets digitale effecten Contrastcorrectie (blz. 64) Schakelaar digitale effecten Belichtingscorrectie (blz.
DATA PANEL Witbalansaanduidingen (blz. 58) • Daglicht, kunstlicht, fluorescentielicht, bewolkt en custom. Belichtingsstand (blz. 46) Batterijconditie (blz. 25) Digitale onderwerpsprogramma’s (blz. 38) Transportaanduiding (blz. 51) • Bracketing • Zelfontspanner • Enkelbeeld • Continu transport Aanduiding rode-ogen-reductie (blz. 76) Aanduiding handmatige scherpstelling (blz. 71) Aanduiding cameragevoeligheid (blz.
BENAMING VAN DE ONDERDELEN EVF EN LCD-MONITOR a. b. c. d. e. f. Flitsstand (blz. 76) Flitssignalen (blz. 21) Gebruiksstand Flitscorrectie (blz. 78) Verscherping (blz. 86) Contrastcorrectie (blz. 64) g. Correctie kleurverzadiging (blz. 65) h. Belichtingscorrectie (blz. 63) i. Witbalans (blz. 58) j. Belichtingsstand/Digitale onderwerpsprogramma’s (blz. 46/38) k. l. m. n. Lichtmeetmethode (blz. 74) Sluitertijd Diafragma Waarschuwing cameratrilling (blz. 15) 14 o. p. q. r. s. t. u. v. w.
SNEL AAN DE SLAG Dit is een verkorte gebruiksaanwijzing, die u in staat stelt snel met uw camera te gaan werken. Het is echter wel aan te bevelen de gehele gebruiksaanwijzing goed door te nemen om alle camerafuncties goed te leren gebruiken en zo optimale resultaten te bereiken. WAARSCHUWING CAMERATRILLING In de zoeker en de LCD-monitor kan een waarschuwing voor trillingsonscherpte verschijnen.
SNEL AAN DE SLAG RIEM BEVESTIGEN Bevestig de camerariem aan de camera als afgebeeld. 1 • Doe de riem altijd om, om schade te voorkomen wanneer u de camera laat vallen. 2 LENSDOP VERWIJDEREN Druk de klemmetjes van de dop met duim en wijsvinger in en neem de dop van het objectief. • Wordt de camera niet gebruikt, plaats dan de lensdop altijd terug.
ZONNEKAP BEVESTIGEN De zonnekap verhindert licht dat van buiten beeld komt de voorste lens te bereiken, zodat overstraling wordt voorkomen. Bij sterke lichtbronnen is gebruik van de zonnekap sterk aan te bevelen. Gebruik de zonnekap niet in combinatie met de ingebouwde flitser, anders ontstaat er een schaduw onderin beeld. Om de zonnekap te bevestigen plaatst u de rechthoekige uitholling op de rand van de zonnekap tegenover de index voor de brandpuntsafstand op 1 de bovenzijde van het objectief.
SNEL AAN DE SLAG BATTERIJEN PLAATSEN Open de batterijruimte door het deurtje in positie draaien. te Plaats de baterijen. • Let erop dat de plus- en minpolen van de batterijen goed zitten (zie de afbeelding in de batterijruimte). COMPACTFLASH KAART PLAATSEN Open het deurtje van de kaartsleuf (1). 2 1 Schuif de CompactFlash kaart naar binnen en klap de uitwerp-hendel (1) om. • Plaats de kaart zo dat de voorzijde naar de voorkant van de camera wijst.
CAMERA VASTHOUDEN Pak de camera stevig met de rechterhand vast en ondersteun de camera met uw linkerhand. Houd uw ellebogen in uw zijden gedrukt en zet uw voeten op schouderbreedte uit elkaar om stabiel te staan. U kunt de elektronische zoeker tussen 0 en 90 graden kantelen. Dat is handig wanneer vanuit een laag standpunt fotografeert. AANZETTEN VAN CAMERA EN DISPLAYS 2 Houd de ontgrendelknop (1) ingedrukt terwijl u de keuzeknop (2) in de foto-stand zet.
SNEL AAN DE SLAG OPNAMEN MAKEN Door het instelwiel in de foto-stand te zetten wordt de camera ingeschakeld; de elektronische zoeker (EVF) en de LCD-monitor worden geactiveerd. Met de zoomring bepaalt u de beelduitsnede. Het effect van de zoominstelling is meteen in de zoeker en op de LCD-monitor te zien. Bepaal uw beeldcompositie via de zoeker of de LCDmonitor; zorg er daarbij voor dat u het scherpstelkader op het onderwerp richt. Druk de ontspanknop geheel in om de opname te maken.
INGEBOUWDE FLITSER GEBRUIKEN Bij weinig licht of binnenshuis kunt u flitslicht gebruiken om het onderwerp te verlichten; daarmee voorkomt u ook trillingsonscherpte als gevolg van een te lange sluitertijd. U kunt de flitser ook voor invulflits gebruiken om te donkere beeldpartijen op te helderen. Om de flitser te activeren klapt u hem aan de twee tabjes aan weerszijden omhoog. Flitsinformatie verschijnt linksboven in de zoeker en op de LCD-monitor (zie overzicht hieronder).
SNEL AAN DE SLAG OPNAMEN BEKIJKEN EN WISSEN MET QUICK VIEW Opgenomen beelden kunt u terwijl de camera in de opnamestand staat terugzien. Druk op de QV/Wissen-toets om toegang tot de opnamen te krijgen en gebruik de stuurknop om de beelden op de CompactFlash kaart op de monitor te doorlopen. op de QV/Wissen-toets om de 1 Druk opgenomen beelden weer te geven. Met Quick View kunt u ook opnamen wissen. Wees daarbij oplettend. Een gewist beeld is niet meer terug te halen.
BASISHANDELINGEN Dit hoofdstuk behandelt de basishandelingen voor het werken met de camera. Zorg ervoor dat u goed met de besproken handelingen bekend bent voordat naar de volgende hoofdstukken van deze gebruiksaanwijzing gaat.
BASISHANDELINGEN BATTERIJEN VERWISSELEN Deze digitale camera gebruikt vier AA alkalinebatterijen. Oplaadbare AA-formaat NiMH batterijen kunnen ook worden gebruikt; ze zijn aan te bevelen wegens hun langere gebruiksduur per lading. Laad ze altijd met een lader die geschikt is voor geavanceerde elektronische apparatuur. Raadpleeg uw handelaar voor een goede lader. Wanneer u batterijen verwisselt moet de camera uit staan. Open de batterijruimte door het deurtje in positie te draaien. Plaats de baterijen.
SIGNALEN BATTERIJCONDITIE Deze camera is uitgerust met een automatische aanduiding voor de batterijconditie. Wanneer de camera aan staat verschijnt de batterij-indicatie op het datascherm, de elektronische zoeker en de LCD-monitor. Het monitor-symbool verandert van wit in rood wanneer de batterij bijna leeg is. Zijn het datascherm, de elektronische zoeker en de LCD-monitor blanco, dan zijn de batterijen leeg of verkeerd geïnstalleerd. Batterijen vol - De batterijen zijn vers/geheel geladen.
BASISHANDELINGEN EXTERNE VOEDING (APART VERKRIJGBAAR) De netstroomadapter stelt u in staat de camera via het lichtnet van stroom te voorzien. Bij intensief of langdurig gebruik spaart u daarmee de batterijen. Wanneer de camera op de computer wordt aangesloten is gebruik ook aan te bevelen. Netstroomadapter AC-1L is bestemd voor gebruik in Noord-Amerika, model AC-2L is voor de overige gebieden.
Zet de camera altijd uit en controleer of het toegangslampje niet brandt voordat u een CompactFlash kaart plaatst of verwijdert, anders kan de kaart beschadigd raken of kan informatie verloren gaan. 1 2 3 4 5 Op het deurtje van de kaartsleuf in de aangegeven richting (1). Wilt u een kaart verwijderen, klap de uitwerphendel uit (2) en duw erop (3). Nu kunt u de kaart uitnemen. • Denk eraan dat de kaart door het gebruik heet kan zijn.
BASISHANDELINGEN DE VOLAUTOMATISCHE OPNAMESTAND 2 1 Houd de ontgrendeling (1) ingedrukt en zet de keuzeknop in de fotostand. Druk op de pro-auto-toets (2) om alle geprogrammeerde automatische functies in de basisstand te zetten. Alle camerafuncties werken nu automatisch. Autofocus, automatische belichting en de beeldverwerkingssystemen werken samen om zonder rompslomp resultaten van professionele kwaliteit te realiseren. ELEKTRONISCHE ZOEKER EN LCD-MONITOR Scherpstelveld Beeldgrootte (blz.
OPNAMEN MAKEN Wanneer de keuzeknop in de fotostand staat is de camera ingeschakeld; de elektronische zoeker (EVF) en de LCD-monitor worden ingeschakeld. Richt het scherpstelveld op het onderwerp. • Gebruik voor onderwerpen buiten het midden de scherpstelvergrendeling (blz. 30). • Let er op dat het onderwerp zich binnen het scherpstelbereik bevindt: 0,5 m - ∞. Gebruik voor onderwerpen dichterbij dan • 0,5 m de macro-instelling (blz. 69).
BASISHANDELINGEN SCHERPSTELVERGRENDELING De scherpstelvergrendeling wordt gebruikt wanneer het onderwerp zich buiten het beeldmidden en buiten het scherpstelveld bevindt. U kunt de scherpstelvergrendeling ook gebruiken voor speciale scherpstelsituaties, waarin de autofocus niet goed functioneert. U kunt de scherpstelvergrendeling op twee manieren bedienen.
SCHERPSTELSIGNALEN Deze digitale camera is uitgerust met een snel en precies autofocus-systeem. De scherpstelsignalen in de rechter benedenhoek van de zoeker/monitor geven de scherpstelstatus aan. Kijk voor meer informatie over scherpstelmethoden op blz. 68. Scherpstelsignaal: wit Scherpstelsignaal: rood Scherpstelling in orde. Scherpstelling niet mogelijk. Onderwerp is te dichtbij of een van onderstaande situaties doet zich voor.
BASISHANDELINGEN BEELDWEERGAVE - OPNAMESTAND Met de display-schakelaar en de informatietoets op de achterkant van de camera regelt u waar het beeld wordt weergegeven en welke informatie in beeld verschijnt. Met de driestandendisplayschakelaar kiest u voor automatische omschakeling of maakt u zelf de keuze tussen de elektronische zoeker en de LCD-monitor. Automatische weergavekeuze - de camera kiest voor de weergave van het live-beeld zelf tussen de elektronische zoeker en de LCD-monitor.
Met de informatietoets in het midden van de display-schakelaar regelt u welke informatie in het live-beeld wordt weergegeven. Elke keer dat die toets wordt ingedrukt gaat de weergave naar de volgende optie: volledige weergave (opnamegegevens, waarschuwingen en scherpstelveld), waarschuwingen en scherpstelveld, alleen live-beeld. Wanneer u het Flex-scherpstelpunt gebruikt (blz. 67) zal het scherpstelkruis altijd worden weergegeven, ongeacht de gekozen weergave.
BASISHANDELINGEN QUICK VIEW In de opnamestand kunt u gemaakte opnamen meteen bekijken. Druk simpelweg op de QV/Wissentoets om de opnamen op te roepen, en gebruik de stuurknop om de beelden die op de CompactFlash kaart staan te laten passeren. Opnamen kunnen met verschillende soorten informatie worden weergegeven: datum, opnamenummer, printstatus en vergrendelingsstatus. Een histogram van de opname met opnamegegevens kan worden weergegeven. Voor meer informatie over het histogram, kijk op blz. 97.
QUICK-VIEW WEERGAVE Beeldgrootte (blz. 42) Beeldkwaliteit (blz. 43) Gebruiksstand Druk op de op-toets van de stuurknop om het histogram van het weergegeven beeld te zien (blz. 97). Opnametijdstip Opnamedatum Opnamenummer/totaal aantal opnamen Vergrendelingssymbool (blz. 105) Printsymbool (blz. 108) OPNAMEN IN QUICK VIEW WISSEN Bij Quick View kunt u de weergegeven opname wissen. Wanneer u een beeld voor wissen selecteert verschijnt er een bevestigingsscherm voordat de bewerking wordt uitgevoerd.
OPNAMESTAND BEDIENING IN DETAIL Dit hoofdstuk bevat gedetailleerde informatie over de opnamefuncties en werking van de camera. Lees alles eerst door voor een inventarisatie of zoek eerst de zaken op die u het eerst wilt weten. De instellingen met het functiewiel (blz. 40), de regeling digitale effecten (blz. 62) en het opnamemenu (blz. 80) behandelen het merendeel van de meer geavanceerde instellingen van deze camera. De instelmogelijkheden worden in detail besproken.
PRO-AUTO TOETS Een druk op de pro-auto toets zet alle automatische en geprogrammeerde functies van de camera terug in hun basisstand. De systemen van de camera werken dan maximaal samen om een professionele kwaliteit te bereiken; de fotograaf heeft dan maximale vrijheid voor timing en esthetische beslissingen. 1 De pro-auto toets heeft alleen betrekking op functies in de opnamestand.
OPNAMESTAND TOETS DIGITALE ONDERWERPSPROGRAMMA'S 1 Met de toets voor de onderwerpsprogramma's (1) optimaliseert u de camerainstellingen voor bepaalde onderwerpen en omstandigheden. Belichting, witbalans en beeldverwerking werken daarbij eendrachtig samen voor de mooiste resultaten. Met indrukken van de toets voor de onderwerpsprogramma's doorloopt u de verschillende standen: portret, sport/actie, zonsondergang, nachtportret, tekst en de originele belichtingsstand.
De camera streeft bij de onderwerpsprogramma's naar optimale instellingen, maar het is mogelijk een aantal instellingen naar eigen smaak te wijzigen. De AF-stand kan worden gewijzigd (blz. 80). De spot-actie-stand gebruikt continu AF, de andere standen enkelvoudige AF. De instelling voor digitale effecten kan worden gebruikt voor aanpassingen in belichting, contrast en kleurverzadiging (blz. 62). De witbalans kan in alle standen worden veranderd behalve in zonsondergang en nachtportret (blz. 58).
OPNAMESTAND FUNCTIEWIEL GEBRUIKEN Beeldgrootte, beeldkwaliteit, belichtingsstand, transportstand, witbalans en cameragevoeligheid stelt u met het functiewiel in. Veranderingen uitvoeren met het functiewiel gaat heel eenvoudig. Het functiewiel werkt alleen voor foto's. Zet het functiewiel in de te veranderen stand (1). Druk de knop in het midden in en draai de instelknop in de gewenste stand (2). Laat de ontgrendelknop los. 1 • Veranderingen worden in de zoeker/monitor en op het data-scherm weergegeven.
Functiewiel Display SIZE QUAL PASM P A S M DRIVE WB ISO 100, 200, 400, 800. Instelling Blz.
OPNAMESTAND BEELDGROOTTE De beeldgrootte is bepalend voor het aantal pixels dat het beeld bevat. Hoe groter de maat, des te groter is ook het beeldbestand. Kies de beeldgrootte op basis van de toepassing van het uiteindelijke beeld. Voor een hoge printkwaliteit en grote formaten hebt u grote bestanden nodig, voor webtoepassingen volstaan kleine. De beeldgrootte moet voor de opname worden gekozen. De veranderde instelling is te zien op het datascherm en in de zoeker/monitor.
BEELDKWALITEIT Deze camera heeft vijf instellingen voor beeldkwaliteit: raw, superfijn, fijn, standaard en economy. Kies de gewenste instelling altijd voordat u de opname maakt. Kijk voor het gebruik van het functiewiel op blz. 40. De beeldkwaliteit wordt bepaald door de sterkte van de compressie, maar heeft geen gevolgen voor het aantal pixels in het beeld. Hoe hoger de beeldkwaliteit, des te lager is de compressie en des te groter is het beeldbestand.
OPNAMESTAND OVER DE KWALITEITSINSTELLINGEN SUPERFIJN EN RAW Omdat superfijn- en raw-bestanden zo groot zijn is het niet mogelijk de continu transportstand (blz. 52) te gebruiken. Wordt continu transport bij een van deze instellingen gebruikt, dan wordt ook als de ontspanknop ingedrukt wordt gehouden slechts één opname gemaakt. Bij gebruik van de bracketinginstelling wordt de continu-functie uitgeschakeld en moet u voor elke opname van de bracketingreeks opnieuw de ontspanknop indrukken.
BESTANDSGROOTTE EN CAPACITEIT COMPACTFLASH KAART Het aantal beelden dat op een CompactFlash kaart kan worden opgeslagen wordt bepaald door de capaciteit van de kaart en de bestandsgrootte van de opnamen. De uiteindelijke bestandsgrootte wordt door de opname zelf bepaald; gedetailleerde taferelen kunnen minder sterk gecomprimeerd worden dan andere. De tabel hieronder is gebaseerd op gemiddelde bestandsgrootten.
OPNAMESTAND BELICHTINGSSTANDEN De camera heeft vier verschillende belichtingsmethoden. Programmaautomatiek is bedoeld voor zorgeloos fotograferen. Diafragma- en sluitertijdvoorkeuze-automatiek geven u de mogelijkheid het beeld meer naar uw hand te zetten zonder aan snelheid in te boeten, terwijl de handinstelling maximale beheersing geeft. Kijk voor het gebruik van het functiewiel op blz. 40. P Programmaautomatiek De camera regelt zowel sluitertijd als diafragma.
PROGRAMMA-AUTOMATIEK - P De programma-automatiek gebruikt informatie omtrent de helderheid en de brandpuntsafstand van het objectief om de belichtingsinstelling te optimaliseren. Dit geavanceerde belichtingssysteem geeft de fotograaf de vrijheid om te fotograferen zonder zich te bekommeren omtrent technische zaken als de juiste belichtingsinstelling. De sluitertijd- en diafragmawaarden worden in de zoeker/monitor en op het data-scherm weergegeven.
OPNAMESTAND DIAFRAGMAVOORKEUZE-AUTOMATIEK - A De fotograaf kiest het diafragma en de camera kiest de sluitertijd die nodig is om een goede belichting te krijgen. Wanneer de A-stand is geselecteerd wordt de diafragmawaarde in de zoeker/monitor blauw. 2 1 Draai aan het instelwiel (1) om de gewenste diafragmawaarde in te stellen. Druk licht op de ontspanknop (2) om het belichtingssysteem te activeren; de gekozen sluitertijd wordt weergegeven.
SLUITERTIJDVOORKEUZE-AUTOMATIEK - S De fotograaf kiest de sluitertijd en de camera kiest het diafragma dat nodig is om een goede belichting te krijgen. Wanneer de S-stand is geselecteerd wordt de sluitertijdwaarde in de zoeker/monitor blauw. 2 1 Draai aan het instelwiel (1) om de gewenste sluitertijdwaarde in te stellen. Druk licht op de ontspanknop (2) om het belichtingssysteem te activeren; het gekozen diafragma wordt weergegeven.
OPNAMESTAND HANDINSTELLING - M Handinstelling maakt een vrije keuze van sluitertijd en diafragma mogelijk. In deze stand worden sluitertijd en diafragma niet door de camera geregeld, waardoor de fotograaf alle zeggenschap over de belichting heeft. U kunt sluitertijd en diafragma in halve waarden instellen. De ingestelde waarden zijn blauw in de zoeker/monitor. De gevolgen van uw instelling zijn in de zoeker/monitor te zien.
TRANSPORTSTANDEN Met de transportstanden regelt u de manier waarop beelden worden opgenomen. Op het datascherm en in de zoeker/monitor verschijnen symbolen voor de transportstand. Kijk voor het gebruik van het functiewiel op blz. 40. Enkelbeeld Elke keer dat de ontspanknop wordt ingedrukt wordt een enkele opname gemaakt. Continu Opnamen maken zolang de ontspankop ingedrukt wordt gehouden. Zelfontspanner Om het moment van de opname te vertragen. Om zelf op de foto te komen.
OPNAMESTAND CONTINU-OPNAMEN In de stand voor continu-opnamen worden er achtereen opnamen gemaakt zolang de ontspanknop ingedrukt wordt gehouden. De continu-stand werkt als de motordrive van een gewone fotocamera. Het aantal opnamen dat u achtereen kunt opnemen en het haalbare tempo zijn afhankelijk van de instellingen voor beeldkwaliteit en beeldgrootte. De maximale opnamesnelheid is 1,1 beeld per seconde, 1,3 voor de DiMAGE 5, op vol formaat, met handmatige scherpstelling en handmatige belichtingsregeling.
ZELFONTSPANNER Met de zelfontspanner stelt u het moment van de opname met ongeveer 10 seconden uit, zodat u zelf op de foto kunt komen. De zelfontspanner wordt ingesteld met het functiewiel (blz. 40). Plaats de camera op statief, bepaal de beelduitsnede als beschreven bij de basistechnieken (blz. 29). Scherpstelvergrendeling (blz. 30) of het Flex-scherpstelpunt (blz. 67) zijn te gebruiken bij onderwerpen buiten het beeldmidden.
OPNAMESTAND BRACKETING Met deze functie maakt u zogenaamde belichtingstrapjes van drie opnamen. Eén opname is normaal belicht, één is overbelicht, de andere is onderbelicht. Naast deze Belichtings-bracketing is het ook mogelijk variatie-series te maken met contrast en kleurverzadiging. U kunt echter maar één bracketing-soort tegelijk gebruiken. U kunt bracketing instellen met het functiewiel (blz. 40).
BRACKETING MET CONTRAST OF KLEURVERZADIGING Contrast Kleurverzadiging Na de camera op bracketing te hebben ingesteld moet u de effectschakelaar op contrast of kleurverzadiging instellen. Stel het contrast of de kleurverzadiging in op het gewenste niveau; de bracketing-serie varieert van 1 niveau onder tot 1 niveau boven het ingestelde niveau.
OPNAMESTAND INTERVAL Met de intervalfunctie maakt u een serie opnamen met vaste tussenpozen. Op deze manier kunt u vertraagde processen versneld weergeven, zoals het opengaan van een bloem of de bouw van een huis. De ingebouwde flitser kan worden gebruikt. Direct weergeven (blz. 89) is uitgeschakeld. Zet het functiewiel in de intervalstand (blz. 40). Het aantal opnamen voor de intervalserie verschijnt in de zoeker/monitor naast het intervalsymbool.
Druk de ontspanknop in om de serie te starten. Tijdens de intervalserie worden zoeker en monitor uitgeschakeld om stroom te sparen. "Int" verschijnt op het data-scherm en de opnameteller op het data-scherm telt af hoeveel intervalopnamen er nog te maken zijn. Het toegangslampje brandt wanneer er een beeld wordt opgeslagen. Om de sluiter te laten afgaan voordat een interval is verstreken moet u gewoon de ontspanknop indrukken. De volgende interval wordt vanaf deze opname gemeten.
OPNAMESTAND WITBALANS De witbalans zorgt ervoor dat er onder uiteenlopende lichtomstandigheden een neutrale kleurweergave wordt verkregen. Het effect is vergelijkbaar met de keuze voor daglicht- of kunstlichtfilm of kleurcorrectiefilters bij traditionele fotografie. Is de automatische witbalans ingeschakeld, dan verschijnt "Auto" op het data-scherm en "AWB" (automatische witbalans) in de zoeker/monitor.
AUTOMATISCHE WITBALANS De automatische witbalans houdt automatisch rekening met de kleurtemperatuur van een scène. In veel gevallen zal de AUTO-instelling voor een uitgebalanceerd resultaat zorgen, zelfs bij menglicht (verschillende lichtbronnen). Bij gebruik van de ingebouwde flitser wordt de witbalans ingesteld op de kleurtemperatuur van de flitser.
OPNAMESTAND EIGEN WITBALANSINSTELLING Het is mogelijk de witbalans van de camera op een speciale lichtsituatie af te stemmen. U kunt deze instelling opslaan en op elk gewenst moment oproepen. Een eigen witbalansinstelling kan vooral goed van pas komen wanneer er verschillende soorten licht in het geding zijn en er om een zeer zorgvuldige instelling wordt gevraagd.
CAMERAGEVOELIGHEID - ISO Voor de cameragevoeligheid kunt u kiezen uit vijf instellingen: Auto, 100, 200, 400 en 800. De waarden zijn gebaseerd op ISO-equivalenten. ISO is de standaard voor filmgevoeligheid; hoe hoger het getal, des te gevoeliger is de film. Kijk voor het gebruik van het functiewiel op blz. 40. In de auto-stand past de camera de gevoeligheid automatisch aan de lichtomstandigheden aan, tussen 100 en 400.
OPNAMESTAND REGELING DIGITALE EFFECTEN De digitale effectsturing is een belangrijk onderdeel van uw camera. U kunt er belichtingscorrecties mee uitvoeren, maar u kunt ook het beeldcontrast en de kleurverzadiging aanpassen. Het gevolg van elke instelling is zichtbaar in de zoeker/monitor voordat het beeld wordt opgenomen. De correcties worden op het beeld toegepast voordat het wordt gecomprimeerd en opgeslagen. Zo bent u in staat de beeldinformatie te optimaliseren voordat u de plaats van de opname verlaat.
BELICHTINGSCORRECTIE De belichtingscorrectie wordt voorafgaand aan de opname ingesteld om het het uiteindelijke beeld lichter of donkerder te maken. U kunt de belichting corrigeren tot plus/min 2 stops en stappen van 1/3 stop (blz. 36). De correctiewaarde blijft gelden totdat u hem weer op nul zet. De belichtingscorrectie moet worden ingesteld voordat de opname wordt gemaakt. Wanneer u de belichtingscorrectie instelt verschijnt de verandering op het data-scherm en in de zoeker/monitor.
OPNAMESTAND CONTRASTCORRECTIE U kunt het contrast van een scène op in totaal 7 niveaus (± 3) instellen. Is het contrast te groot, dan gaat er beeldinformatie verloren; is het contrast te laag, dan ziet het beeld er vlak en onrealistisch uit. Met contrastcorrectie hebt u de mogelijk de beeldinformatie van een scène of gebeurtenis te optimaliseren. U moet de correctie instellen voordat u de opname maakt. Wanneer u de contrastinstelling verandert verschijnt er een symbool op het data-scherm in het live-beeld.
CORRECTIE KLEURVERZADIGING U kunt de kleurverzadiging van een scène over zeven niveaus (± 3) aanpassen. U kunt daarmee de kleren levendiger of minder intens maken. De kleurverzadiging moet worden ingesteld voordat de opname wordt gemaakt. Wanneer u de kleurverzadiging verandert verschijnt er een symbool op het data-scherm in het live-beeld. Het data-scherm en de zoeker/monitor geven aan of er een verhoging (+) of een verlaging (-) van de verzadiging is ingesteld.
OPNAMESTAND AUTOFOCUS-VELDEN EN -STURING Wanneer u foto's maakt kunt u met de stuurknop het te gebruiken autofocusveld kiezen en het spotscherpstelpunt binnen het beeld verplaatsen. De keus uit twee scherpstelvelden, het brede scherpstelveld of het spot-scherpstelpunt, geeft u flexibiliteit in uiteenlopende omstandigheden. Het brede scherpstelveld is een groep lokale scherpstelveldjes die samenwerken.
FLEX-SCHERPSTELPUNT - SPOT-SCHERPSTELPUNT STUREN Het spot-scherpstelpunt kan naar elk gewenst punt in beeld worden verplaatst. Dit flexscherpstelpunt komt zeer goed van pas bij onderwerpen buiten het beeldcentrum. Het flexscherpstelpunt kan niet worden gebruikt met continu AF (blz. 68) en de digitale zoom (blz. 70). 1 Wanneer het kruis van de spot-schepstelling verschijnt kunt u het scherpstelpunt met de vierwegtoetsen van de stuurknop naar elke plaats binnen het live-beeld verplaatsen.
OPNAMESTAND AUTOFOCUS-STANDEN Deze camera heeft twee autofocus-standen. De keuze tussen enkelvoudige en continu AF maakt u in de basis-sectie van het opnamemenu (blz. 80). Enkelvoudige autofocus - voor algemene fotografische toepassingen en statische onderwerpen. Wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt wordt de scherpstelling vergrendeld op het onderwerp in het scherpstelveld; de vergrendeling blijft gehandhaafd zolang de ontspanknop half ingedrukt wordt gehouden.
MACRO-INSTELLING De macrostand is bestemd voor dichtbijopnamen van kleine onderwerpen. De kortste scherpstelafstand van. deze camera is 25 cm vanaf de CCD, ca. 13 cm vanaf de voorzijde van het objectief. De macrostand kan in combinatie met de digitale zoom worden gebruikt om het dichtbijeffect te versterken. Onderwerpsprogramma's kunnen met de macro-instelling worden gecombineerd, evenals filmopnamen. In de macrostand kan de ingebouwde flitser niet worden gebruikt.
OPNAMESTAND DIGITALE ZOOM Met de digitale zoom bereikt u een vergroting van tweemaal. Digitale zoom kan niet worden gebruikt in combinatie met de RAW kwaliteitsinstelling en bij filmopnamen. Druk op de vergrotingstoets op de achterzijde van de camera. De vergroting is meteen zichtbaar. • Op de LCD-monitor wordt het live-beeld vergroot, in de zoeker wordt met een donker kader een uitsnede gemaakt. • In de zoeker/monitor verschijnt "X2.0" wanneer de digitale zoom in werking is.
HANDMATIGE SCHERPSTELLING De handmatig scherpstelling is makkelijk uitvoerbaar. Met de scherpsteltoets (AF/MF) (1) gaat u van autofocus over naar handmatige scherpstelling en terug. Het MF symbool verschijnt op het data-scherm en in de zoeker/monitor wanneer de camera op handmatige scherpstelling is ingesteld. Gebruik de scherpstelring (2) aan de achterzijde van de objectiefvatting om het beeld via de zoeker of de LCD-monitor scherp te stellen.
OPNAMESTAND ELEKTRONISCHE ZOEKER De elektronische zoeker (EVF - electronic viewfinder) toont 100 % van het beeld dat wordt geregistreerd. Wanneer u de camera buiten of bij fel licht gebruikt wordt het beeld van de zoeker niet beïnvloed door het omgevingslicht; het beeld blijft helder en briljant. De elektronische zoeker kan tussen 0° en 90°worden gekanteld. Pak de zoeker eenvoudigweg met uw vingers beet en zet hem in de gewenste stand. Berg de camera altijd op met neergeklapte zoeker.
AF/AEL-TOETS Wanneer u de ontspanknop half indrukt worden autofocus en belichting vergrendeld. De AF/AEL-toets heeft dezelfde werking wanneer hij wordt ingedrukt en ingedrukt wordt gehouden. De scherpstelsignalen en de belichtingsinformatie bevestigen dat de instellingen zijn vergrendeld. U kunt de werking van deze toets veranderen in de custom 1 sectie van het opnamemenu (blz. 80). Scherpstelvergrendeling werkt niet bij continu AF.
OPNAMESTAND LICHTMEETMETHODEN Meerveldsmeting Geavanceerd meetsysteem, geschikt voor bijna alle opnamesituaties. Centrumgerichte meting Neemt een gemiddelde van het totale beeld maar legt de nadruk op het midden van het beeld. Spotmeting Voor exact meten op een klein gebied dat in de zoeker/monitor wordt aangegeven. De symbolen voor de lichtmeetmethoden verschijnen alleen in de zoeker/monitor. Verwar deze symbolen niet met de scherpstelinformatie (blz. 68).
FLITSMETING Er zijn twee flitsmeetmethoden beschikbaar: ADI en pre-flash DDL. De flitsmethode kan worden gekozen in de basis-sectie van het opnamemenu (blz. 80). ADI flitsmeting - Advanced Distance Integration. Deze lichtmeetmethode combineert de afstandsinformatie uit het AF-systeem met de informatie van een voorflits. ADI laat zich niet misleiden door de helderheid van het onderwerp of de achtergrond, iets wat bij meer conventionele DDL-flitssystemen wel voorkomt.
OPNAMESTAND FLITSSTANDEN Datascherm Zoeker/ LCD-monitor – – Invulflits Gebruikt bij weinig licht en om schaduwen op te helderen. Rode-ogenreductie Reduceert het rode-ogen-effect bij flitsfoto's van mensen en dieren. Eindsynchron isatie Flits gaat af aan het eind van een lange belichting. De flitsstand kan worden ingesteld in de basic sectie van het opnamemenu (blz. 80). De flitser moet met de hand worden uitgeklapt om in actie te kunnen komen.
RODE-OGEN-REDUCTIE Rode-ogen-reductie wordt gebruikt voor flitsopnamen van mensen of dieren in een slecht verlichte omgeving. Het rode-ogen-effect wordt veroorzaakt door de reflectie van het flitslicht in het oog. De camera zal voorafgaand aan de opname een voorflits geven, waardoor de pupillen zich zullen verkleinen. EINDSYNCHRONISATIE Eindsynchronisatie wordt gebruikt wanneer bij lange sluitertijden opnamen van bewegende onderwerpen worden gemaakt.
OPNAMESTAND FLITSCORRECTIE U kunt het niveau van de flitsdosering over ±2 stops corrigeren, in stappen van 1/3 stop. De flitscorrectie wordt ingesteld in de sectie basic van het opnamemenu (blz. 80). Staat de flitscorrectie ingesteld op elke andere waarde dan 0, dan verschijnt de flitscorrectie-aanduiding in de zoeker/monitor en op het data-scherm.
FLITSBEREIK Voor goede flitsopnamen is het nodig dat het onderwerp zich binnen het flitsbereik bevindt. Het flitsbereik wordt vergoot door de cameragevoeligheid te verhogen (blz. 61). Staat de cameragevoeligheid op auto, dan wordt bij flitsen automatisch ISO 200 gekozen. Het flitsbereik wordt gemeten vanaf de CCD. Als gevolg van het optische systeem is het bereik in tele- en groothoekstand verschillend.
OPNAMESTAND NAVIGEREN DOOR HET OPNAMEMENU 1 Druk in de opnamestand op de menutoets om het menu te activeren. Met de menu-toets laat u het menu na het verrichten van instellingen ook weer verdwijnen. 2 Gebruik de vierwegtoetsen van de stuurknop om de cursor in het menu te verplaatsen. Druk op het midden van de stuurknop om een instelling te openen. Activeer het opnamemenu met de menu-toets (1). De tab "Basic" bovenin het menu licht op.
Basic AF mode Metering mode Flash mode Flash comp. Flash Metering Custom 1 AF Single AF continuous Multi-segment Center weighted Spot Fill-flash Red-eye Rear flash sync ±2 Ev ADI flash Pre-flash TTL Color mode Data imprint Instant playback Exposure bracket Hard (+) Normal Soft (–) Color B&W No YYYY/MM/DD MM/DD/hr:min Text Text + ID# No 2 sec 10 sec 1 2 3 Store memory 0.3 0.5 1.0 1~10, 15, 20, 30, 45, 60 min.
OPNAMESTAND OPNAMEMENU - BASIC Menu-optie Instellingen AF-single AF mode (blz. 68) AF-continuous Multi-segment Metering mode (blz. 74) Center weighted Spot Flash mode (blz. 76) Flash compensation (blz. 78) 82 Omschrijving Scherpstelling wordt bepaald en ingesteld wanneer ontspanknop half wordt ingedrukt. Camera blijft scherpstelling bewaken en bijregelen, zelfs wanneer ontspanknop half wordt ingedrukt.
Flash metering (blz. 75) ADI flash Gebruikt afstands- en voorflits-informatie om flitsbelichting te bepalen. – Pre-flash TTL Gebruikt alleen voorflits-informatie om belichting te bepalen. – OPNAMEMENU - CUSTOM 1 Memory (blz. 85) 1~3 Camera-instellingen kunnen uit drie geheugenkanalen worden opgeroepen – Store memory Om camera-instellingen in geheugen op te slaan. Na selectie verschijnt het storein-memory-scherm. – Exposure bracket (blz. 54) 0.3 Ev, 0.5 Ev, 1.0 Ev Interval (blz.
OPNAMESTAND OPNAMEMENU - CUSTOM 1 (VERVOLG) Menu-optie Instellingen Omschrijving Magnification button (blz. 71) Digital zoom 2X Digitale zoom is actief. (alleen DiMAGE 7) electronic magnification 4X Elektronische loep is actief. Display zoeker/ LCD-monitor OPNAMEMENU - CUSTOM 2 Hard (+) Sharpness (blz. 86) Stelt de mate van verscherping in die moet worden toegepast voordat het beeld wordt opgeslagen. – B&W Voor opnamen in 24-bit kleur of 8-bit zwartwit.
GEHEUGEN - CAMERA-INSTELLINGEN OPSLAAN U kunt drie sets camera-instellingen opslaan. Zo kunt u onder regelmatig terugkerende omstandigheden snel alle nodige instellingen realiseren, zonder ze stuk voor stuk te hoeven uitvoeren. Alle instellingen van het opnamemenu kunnen worden opgeslagen, behalve de instellingen voor de AF/AEL-toets, de onderwerpsprogramma's, de datum/tijd-imprint in de foto en de directe weergave.
OPNAMESTAND VERSCHERPING (SHARPNESS) De verscherping van het beeld is instelbaar. De instelling moet voorafgaand aan de opname worden uitgevoerd. De verscherping wordt ingesteld in custom 2 sectie van het opnamemenu (blz. 80). Instellingen opnamemenu Display zoeker/ LCD-monitor Verhoogt de scherpte van contouren in beeld; benadrukt detaillering Hard (+) Normal Soft (–) – Geen scherpte-aanpassing Verzacht scherpe details in de opname.
DATUM/TIJD IN BEELD (DATA IMPRINTING) Het is mogelijk informatie in het beeld op te nemen. Deze datum/tijd-functie moet worden geactiveerd voordat het beeld wordt opgenomen. Is de functie geactiveerd, dan blijft hij actief tot dat hij wordt teruggezet. Er verschijnt een gele balk onder de afstandaanduiding en de opnameteller in de zoeker/monitor om aan te geven dat de imprint-functie actief is. Het in beeld opnemen van data kan worden geregeld in de custom 2 sectie van het opnamemenu (blz. 80).
OPNAMESTAND ELEKTRONISCH TOETSENBORD Met het elektronisch toetsenbord kunt u tekst invoeren voor de data-functie of om nieuwe mappen een naam te geven. Het toetsenbord verschijnt automatisch wanneer de tekst wordt ingevoerd. Om tekst te vormen gebruikt u de vierwegtoetsen van de stuurknop om een letter te laten oplichten: druk dan op het midden van de stuurknop om de letter in te voeren. Met de knop CapsL gaat u van kleine letters naar hoofdletters en andersom.
DIRECT WEERGEVEN (INSTANT PLAYBACK) Na te zijn opgenomen wordt het beeld in de zoeker/monitor vertoond voordat het wordt opgeslagen. Bij continu-opnamen of een bracketing-serie wordt een index-weergave vertoond. Direct weergeven wordt ingesteld in de custom 2 sectie van het opnamemenu (blz. 80). Instelling opnamemenu No 2 sec 10 sec Direct weergeven is uitgeschakeld. Het opgenomen beeld wordt 2 of 10 seconden lang vertoond. In dit tijd kan het beeld worden gewist voordat het wordt opgeslagen.
OPNAMESTAND VIDEO-CLIPS OPNEMEN 2 Deze camera kan tot 60 seconden digitale video opnemen. Het motion JPEG beeld is 320 X 240 pixels (QVGA). Digitale video opnemen is eenvoudig. Zet de keuzeknop op filmopname (1). Neem het onderwerp in beeld als beschreven bij de basistechnieken (blz. 29). Druk eenmaal op de ontspanknop om de opname te starten (2) De camera gaat door met opnemen totdat de opnameduur verstreken is of de ontspanknop opnieuw wordt ingedrukt.
De tabel hieronder geeft aan wat voor verschillende CompactFlash kaarten bij benadering de totale opnametijd is. De werkelijke tijd hangt af van het onderwerp. 8 MB 16 MB 64 MB DiMAGE 7 44 sec. 90 sec. 363 sec. DiMAGE 5 36 sec. 70 sec. 290 sec. Deze tabel geeft aan welke functies bij video-clips te gebruiken zijn, welke vast staan en welke buiten werking zijn. Handmatige scherpstelling kan bij video-opnamen worden gebruikt. Belichtingscorrectie (blz. 63) Beschikbaar Contrastcorrectie (blz.
OPNAMESTAND TIJDOPNAMEN Tijdopnamen moeten worden gemaakt in de stand voor handmatige belichtingsregeling (M) (blz. 71). U kunt opnamen maken van maximaal 30 s door de ontspanknop zolang ingedrukt te houden als u wenst. Voor tijdopnamen is gebruik van een statief en een aftandsbediening sterk aan te raden. Gebruik het instelwiel (1) om de sluitertijd voorbij de vier seconden te draaien, zodat “bulb” verschijnt. 1 Zet om de diafragmawaarde in te stellen de effectschakelaar (2) op belichtingscorrectie (2).
WEERGAVESTAND BEELDEN BEKIJKEN EN BEWERKEN Dit hoofdstuk omvat gedetailleerde informatie omtrent de weergavefuncties van de camera. Lees de delen die voor u van belang zijn. De delen over beelden weergeven, films weergeven, beelden wissens (blz. 94 - 95), het navigeren door het weergavemenu (blz. 102) en het beeldselectiescherm (blz. 111) omvatten samen de belangrijkste informatie voor het bekijken en bewerken van beelden.
WEERGAVESTAND BEELDEN BEKIJKEN In de weergavestand kunt u op gemakkelijke wijze foto’s en filmclips bekijken. Zet de camera in de weergavestand (1) om beelden te kunnen bekijken. Gebruik de stuurtoets om langs de beelden op de CompactFlash kaart te scrollen. De beelden worden weergegeven met datum, opnamenummer, print-status en informatie over een eventuele vergrendeling. Bij stilstaande beelden (foto’s) kan ook een histogram en opname-informatie worden weergegeven.
FILMCLIPS WEERGEVEN 1 Gebruik de link/rechts-toetsen om de gewenste clip te vinden. 2 Druk op het midden van de stuurknop om de clip af te spelen. 3 Om het afspelen van een filmclip te stoppen drukt u op de neer-toets van de stuurknop. • Wanneer u tijdens het afspelen op de stuurknop drukt wordt het beeld stil gezet; met opnieuw indrukken wordt het afspelen vervolgd. • Wanneer het afspelen voltooid is verschijnt het eerste beeldje weer.
WEERGAVESTAND SCHERM ENKELBEELDWEERGAVE Beeldgrootte (blz. 42) Beeldkwaliteit (blz. 43) Gebruiksstand Opnametijdstip Opnamedatum Opnamenummer/totaal aantal opnamen in map Vergrendelingssymbool (blz. 105) Printsymbool (blz.
HISTOGRAMWEERGAVE Gebruiksstand Thumbnail van het beeld Beeldgrootte (blz. 42) Beeldkwaliteit (blz. 43) Sluitertijd Diafragma Witbalansinstelling (blz. 58) Cameragevoeligheid (ISO) (blz. 61) Belichtingscorrectie (blz. 63) Mapnaam (blz. 130) Mapnummer - nummer beeldbestand Opnamedatum Helderheidsverdeling van het beeld. Het zwarte deel van het histogram toont de verdeling van de helderheden van het opgenomen beeld, van zwart (links) tot wit (rechts).
WEERGAVESTAND BEELDWEERGAVE - WEERGAVESTAND Met de display-schakelaar en de informatietoets op de achterkant van de camera regelt u waar het beeld wordt weergegeven en welke informatie in beeld verschijnt. Met de driestandendisplayschakelaar kiest u voor automatische omschakeling of maakt u zelf de keuze tussen de elektronische zoeker en de LCD-monitor. Automatische weergavekeuze - de camera kiest voor de weergave van het live-beeld zelf tussen de elektronische zoeker en de LCD-monitor.
Met de informatietoets in het midden van de weergaveschakelaar regelt u welke informatie wordt vertoond. Elke keer dat er op de knop wordt gedrukt treedt een volgende stand in werking, in de volgorde: volledige weergave, alleen beeld, index-weergave. Volledige weergave Alleen beeld Index-weergave Bij index-weergave verplaatst u het gele selectiekader met de links/rechts-toetsen langs de thumbnails.
WEERGAVESTAND VERGROTE WEERGAVE Bij enkelbeeldweergave kunt u een stilstaand beeld vergroten om het in detail te bestuderen. RAW en superfijn-beelden kunnen niet worden vergroot. 1 Druk wanneer het te beoordelen beeld wordt weergegeven op de vergrotingstoets. 2 Wanneer het beeld is vergroot kunt u met de vierwegtoetsen van de stuurknop door het beeld navigeren. • De vergrotingsfactor is te zien in de zoeker/monitor. • Het beeld kan in drie stappen worden vergroot.
Het aantal mogelijke vergrotingsstappen is afhankelijk van de grootte van het beeld. Hoe kleiner het beeld, des te kleiner is het aantal stappen. 1024 X 768 digitale zoom-opnamen opgenomen met de DiMAGE 5 worden in drie stappen vergroot: 2 x, 2,5 x en 3,2 x.
WEERGAVESTAND NAVIGEREN DOOR HET WEERGAVEMENU 1 Druk in de weergavestand op de menutoets om het menu te activeren. Met de menu-toets kunt u ook het weergavemenu uitschakelen wanneer de instellingen zijn voltooid. 2 Gebruik de vierwegtoetsen van de stuurknop om de cursor in het menu te verplaatsen. Indrukken van de stuurknop bevestigt een gekozen instelling. Activeer het weergavemenu met de menutoets (1). De “Basic” tab licht op.
Basic Delete Lock Index format This frame All frames Marked frames This frame All frames Marked frames Unlock frames 9 frames 4 frames Custom 1 Slide show Playback Duration Repeat Yes No “Yes” kiezen voert de keuze uit, “No” heft de handeling op Kijk op de volgende bladzijden voor uitleg van de menu-opties en instellingen. Kijk op blz. 111 voor informatie over de selectieschermen. Start All frames Marked frames 1 ~ 60 sec.
WEERGAVESTAND WEERGAVEMENU - BASIC BEELDEN WISSEN (DELETE) Wissen verwijdert beelden permanent. Een gewist beeld kan niet worden teruggehaald. Wees voorzichtig bij het wissen van beelden. In het weergavemenu kunt u enkele beelden wissen, maar ook meerdere beelden tegelijk of alle beelden uit een map. Voordat een beeld wordt gewist verschijnt een bevestigingsscherm; “Yes” voert het wissen uit, met “No” ziet u er van af.
BEELDEN VERGRENDELEN (LOCK) U kunt een beeld, een selectie van beelden en alle beelden van een map vergrendelen. Een vergrendeld beeld kan niet worden gewist. Het is verstandig belangrijke opnamen te vergrendelen. Wilt u beelden in een andere map vergrendelen, kies die map dan in custom sectie 1 van het setupmenu (blz. 114). Er zijn vier instellingen voor de vergrendelingsfunctie: This frame - Het weergegeven of gemarkeerde beeld wordt vergrendeld. All frames - Alle beelden in de map worden vergrendeld.
WEERGAVESTAND WEERGAVEMENU - CUSTOM 1 (DIA-SHOW) De custom 1 sectie van het weergavemenu betreft de dia-show-functie. Hiermee worden alle beelden in een map automatisch weergegeven in aflopende numerieke volgorde. Aftellend opnamenummer / totaal aantal opnamen in de presentatie Druk op de stuurknop om de presentatie te pauzeren en te herstarten. Druk op de neertoets van de stuurknop om de presentatie te stoppen.
Menu-opties Instellingen Start Hiermee start u de dia-show. Druk op het midden van de stuurknop om de presentatie te onderbreken. Wilt u de diashow stoppen en terugkeren naar het weergavemenu, druk dan tijdens de dia-show op de neer-toets van de stuurknop. All frames Hiermee kiest u alle beelden in een map voor presentatie in een dia-show. Marked Frames Hiermee selecteert u specifieke beelden in de map voor weergave in een dia-show.
WEERGAVESTAND WEERGAVEMENU - CUSTOM 2 OVER DPOF Deze camera wordt ondersteund door DPOF™ versie 1.1. DPOF (Digital Print Order Format) maakt het mogelijk direct vanuit de camera prints van foto’s te (laten) maken. Na het vormen van een DPOF orderbestand kunt u de CompactFlash kaart simpelweg inleveren bij een foto-afwerkadres, of u steekt de kaart in de sleuf van een DPOF-compatible printer. Is een DPOF-bestand aangemaakt, dan wordt er op de CompactFlash kaart automatisch een ‘misc.
Kiest u voor een enkel beeld of voor alle beelden uit een map, dan verschijnt een scherm waarin gevraagd wordt hoeveel prints er van elke opname moeten worden gemaakt; het maximum is negen prints per beeld. Gebruik de op/neer-toetsen van de stuurknop om het aantal in te stellen. Hebt u een DPF-bestand gemaakt waarmee alle opnamen in een map worden geprint, dan worden opnamen die daarna aan de map worden toegevoegd niet geprint.
WEERGAVESTAND BEELDEN OVERZETTEN OP EEN ANDERE COMPACTFLASH KAART U kunt beeldbestanden van de ene naar de andere CompactFlash kaart kopiëren. Daarbij kan tot maximaal 10 MB aan beeldinformatie worden overgeschreven. Elke keer dat de kopieerfunctie wordt gebruikt wordt automatisch een nieuwe map voor de beelden aangemaakt (blz. 130). This frame - Hiermee kopieert u het weergegeven beeld. Marked frames - Hier mee kopieert u een of meer beelden.
BEELDSELECTIESCHERM Wanneer u in een menu een instelling hebt gekozen waarbij beelden moeten worden gemarkeerd verschijnt het beeldselectiescherm. Het indexformaat (vier of negen thumbnails) kunt u veranderen in de basic sectie van het weergavemenu (blz. 102). Play Met de links/rechtstoetsen van de stuurknop verplaatst u het gele selectiekader. Menu button Hiermee verlaat u het scherm en worden alle handelingen opgeheven.
OPNAMEN OP TV WEERGEVEN Het is mogelijk gemaakte opnamen op uw televisie weer te geven. De camera heeft een videouitgang, waarmee u hem met behulp van de meegeleverde videokabel kunt aansluiten. De camera is compatible met zowel de PAL- als de NTSC-standaard. U kunt controleren voor welk van deze twee systemen de camera is ingesteld in de custom 2 sectie van het setup-menu (blz. 114). 1. Schakel televisie en camera uit. 2. Steek de mini-stekker van de videokabel in de videouitgang van de camera 3.
SETUP-STAND WERKING VAN DE CAMERA INSTELLEN In dit hoofdstuk vindt u gedetailleerde informatie over het instellen van de camerafuncties, alsmede over het aanmaken en kiezen van beeldmappen. In “Navigeren door het setup-menu” (blz. 114) vindt u eerst een overzicht van het setup-menu. Daarna worden de instellingen apart behandeld.
SETUP-STAND NAVIGEREN DOOR HET SETUP-MENU Met de vierwegtoetsen van de stuurknop navigeert u door het menu. Met indrukken van de stuurknop wordt een instelling geactiveerd. De tab “Basic” licht op. Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuurknop om de gewenste tab te laten oplichten; de menu’s veranderen met de tabs mee. Wordt het gewenste menu weergegeven, gebruik dan de op/neer-toetsen om door de menu-opties te scrollen. Laat de optie oplichten waarvan u de instelling wilt veranderen.
Basic LCD brightness EVF brightness Format Power Save Beep Language 1 (low) ~ 5 (high) 1 (low) ~ 5 (high) Enter 1, 3, 5, or 10 min High tone Low tone Off English Deutsch Français Español Yes No Kies “Yes” in het bevestigingsscherm om de handeling uit te voeren, “No” heft de handeling op. Op de volgende bladzijden worden de opties en hun mogelijkheden uitgelegd.
SETUP-STAND SETUP-MENU - BASIC De basic sectie van het setup-menu maakt veranderingen mogelijk in de werking van de camera en geeft ook de mogelijkheid CompactFlash kaarten te formatteren. HELDERHEID ZOEKER EN LCD-MONITOR (LCD/EVF BRIGHTNESS) U kunt de helderheid van de zoeker (EVF) en de LCD-monitor. onafhankelijk van elkaar instellen. De helderheid is instelbaar in 5 niveaus van 1 (laag) t/m 5 (hoog).
AUTOMATISCHE SPAARSCHAKELING (AUTO POWER SAVE) De camera schakelt om stroom te sparen de zoeker (EVF) en het data-scherm uit wanneer er binnen een bepaalde tijd geen handeling is uitgevoerd. De wachttijd kan worden ingesteld op 1, 3, 5, en 10 minuten. Deze spaarschakeling heeft geen betrekking op de inschakelingsduur van de LCD-monitor; die gaat na 30 seconden uit. Om de weergaven na afsluiting weer terug te roepen moet u de ontspanknop even half indrukken of op de informatietoets drukken.
SETUP-STAND SETUP-MENU - CUSTOM 1 De custom 1 sectie van het setup-menu betreft de volgnummering van de bestanden en het aanmaken van nieuwe mappen. Zie blz. 130 voor informatie over de organisatie van de mappen op de CompactFlash kaart. GEHEUGEN BESTANDSNUMMERS (FILE # MEMORY) Wanneer het geheugen voor bestandsnummering is geselecteerd dan krijgt na het aanmaken van een nieuwe map het eerstvolgende nieuwe bestand een nummer dat 1 hoger is dan het laatst opgeslagen bestand.
NIEUWE MAP (NEW FOLDER) Met deze functie maakt u nieuwe mappen aan. Is deze functie geselecteerd, dan verschijnt automatisch het elektronische toetsenbord, zodat u de naam van de map kunt invoeren. Is de naam ingetikt, laat dan de enter-toets op het toetsenbord oplichten en druk op de stuurknop; nu is de map aangemaakt en komt hij voor in de lijst voor map-selectie. Elke mapnaam begint begint met een indexnummer van drie cijfers.
SETUP-STAND SETUP-MENU - CUSTOM 2 ALLES TERUGZETTEN OP STANDAARD (RESET DEFAULT) Deze functie treft niet alleen de opnamestand, zoals bij de pro-auto-toets (blz. 37) het geval is, maar ook de weergave en setup-standen. Na selectie verschijnt een bevestigingsscherm: na “Yes” worden onderstaande instellingen uitgevoerd, “No” heft de handelingen op. Standaardinstelling Blz.
Standaardinstelling Blz.
SETUP-STAND DATUM EN TIJD INSTELLEN Het is belangrijk dat u de klok goed gelijk zet. Wanneer u een foto of filmclip opneemt worden datum en tijd bij de beeldinformatie opgeslagen; bij weergave worden ze afgebeeld. Ook kunt u datum en tijd oproepen met behulp van de DiMAGE Image Viewer Utility software die op de CD-ROM zit. De klok van de camera wordt ook gebruik voor het imprinten van datum en tijd. Wanneer de optie voor instellen van datum en tijd is geselecteerd en geopend verschijnen tijd en datum.
OVERDRACHT VAN BEELDBESTANDEN VERBINDING MET DE COMPUTER Lees dit hoofdstuk goed door voordat u de camera met een computer verbindt. Details over het gebruik en de installatie van de DiMAGE Image Viewer Utility software vindt u in software-gebruiksaanwijzing.
DATA-OVERDRACHT CAMERA OP COMPUTER AANSLUITEN Gebruik wanneer u de camera op de computer aansluit volle batterijen. Het gebruik van een netstroomadapter (apart verkrijgbaar) is overigens te prefereren boven batterijvoeding. Gebruikers van Windows 98 en Mac OS 8.6 dienen eerst de tekst te lezen over de computeraansluiting bij hun besturingssystemen (Windows 98 - blz. 126; OS 8.6 - blz. 129). 1 Start de computer. 2 Plaats de CompactFlash kaart in de camera.
6 Gebruik de vierwegtoetsen van de stuurknop om de USB-optie in de USB-sectie van het data-overdracht-menu te doen oplichten en druk op de rechts-toets van de stuurknop. • “Enter” verschijnt rechts op het scherm. 7 Trans USB USB Enter Druk midden op de stuurknop om een signaal naar de computer te sturen dat de USB-verbindingsprocedure start. • Er verschijnt een scherm dat het begin van de verbindingsprocedure aangeeft.
DATA-OVERDRACHT VERBINDING MET WINDOWS 98 De driver hoeft maar eenmaal te worden geïnstalleerd. Hij kan automatisch worden geïnstalleerd, met de DiMAGE installer, of handmatig met de wizard voor nieuwe hardware van het besturingssysteem. Tijdens de installatie vraagt het besturingssysteem om de Windows 98 CD-ROM; plaats die in de CD-ROM drive en volg de verdere instructies op het scherm.
HANDMATIGE INSTALLATIE Wilt u de Windows 98 driver handmatig installeren, volg dan eerst de instructies voor het aansluiten van de camera op de computer op blz 124. Wanneer de camera op de computer is aangesloten merkt het besturingssysteem dat er nieuwe hardware is aangesloten en de wizard voor nieuwe hardware wordt geopend. Plaats de DiMAGE software CD-ROM in de CD-ROM drive. Klik om naar het volgende scherm te gaan. Klik de aanbevolen optie (recommended) aan.
DATA-OVERDRACHT De wizard voor nieuwe hardware zal de locatie van de driver bevestigen. Klik om te vervolgen met de installatie van de driver in het systeem.. • Een van deze drie drivers zal worden gevonden: MNLVENUM.inf, USBPDR.inf of USBSTRG.inf Het laatste venster zal de installatie van de driver bevestigen. Klik om de wizard voor nieuwe hardware af te sluiten. Wanneer u het venster voor “Deze computer” opent, zult u een nieuw symbool zien, voor een verwisselbare schijf.
VERBINDING MET MAC OS 8.6 Om deze camera te verbinden met een computer waarop Mac OS 8.6 is geïnstalleerd moet het USB ondersteuningsprogramma USB storage support 1.3.5.smi (of USB Storage 1.3.5.smi) eerst worden geïnstalleerd. Deze software wordt gratis verstrekt door Apple Computer, Inc. U kunt de software downloaden van de Apple Software Updates website http://www.apple.com/support. Volg voor het downloaden de instructies op de Apple website.
DATA-OVERDRACHT WERKEN MET MAPPEN OP DE COMPACTFLASH KAART Drive-symbool De map “misc.” bevat DPOF printbestanden (blz. 108). Misc Dcim De laatste twee cijfers van de mapnaam hebben betrekking op de camera die werd gebruikt om de beelden op te nemen; “03” doelt op een DiMAGE 7 en “04” op een DiMAGE 5. Superfijn beeld 100MLT03 PICT0001.TIF PICT0001.THM Fijn, standaard of economy beeld 100MLT04 Beelden die van de ene naar de andere ConpactFlash kaart werden gekopieerd (blz.
Is de camera eenmaal aangesloten op de computer, dan kunt u beeldbestanden openen door er simpelweg dubbel op te klikken. Overzetten van beelden kunt u uitvoeren door bestanden met de muis naar de computer of een map van de computer te slepen. Bestanden en mappen op de CompactFlash kaart kunt u via de computer wissen. Het indexnummer van het beeldbestand zal soms niet overeenstemmen met het nummer van het beeldbestand zelf.
DATA-OVERDRACHT CAMERA VAN DE COMPUTER LOSKOPPELEN Ontkoppel de camera nooit wanneer het toegangslampje brandt - de beeldinformatie of de CompactFlash kaart zelf kan er schade door oplopen. WINDOWS 98 Kijk of het toegangslampje niet brandt. Zet de keuzeknop in een andere stand en maak de USBkabel los. WINDOWS ME EN WINDOWS 2000 Klik op het symbool voor het ontkoppelen van hardware in de taakbalk. Er verschijnt een venster met het apparaat dat kan worden afgesloten.
De af te sluiten apparaten worden in een lijst weergegeven. Markeer het apparaat door er op te klikken en klik op “Stop.” Er verschijnt een bevestigingsscherm, met daarin de af te sluiten apparaten. “OK” zal het apparaat stoppen. Het derde en laatste scherm verschijnt om aan te geven dat de camera nu veilig van de computer kan worden losgekoppeld. Zet de keuzeknop in een andere stand en ontkoppel de USB-kabel.
DATA-OVERDRACHT COMPACTFLASH KAART VERWISSELEN (BIJ DATA-OVERDRACHT) Pas goed op wanneer u CompactFlash kaarten verwisselt terwijl de camera met de computer verbonden is. Bij verkeerde handelingen kan er beeldinformatie verloren gaan. Controleer altijd of het toegangslampje uit is voordat u de CompactFlash kaart verwijdert. WINDOWS 98 1. Zet de camera uit 2. Verwissel de CompactFlash kaart. 3. Zet de camera aan. 4. Gebruik het data-transfer-menu om de USB verbinding tot stand te brengen.
APPENDIX VERGELIJKINGSTABEL BRANDPUNTSAFSTANDEN De Exif tag informatie van elk beeld bevat ook de voor de opname gebruikte eigenlijke brandpuntsafstand van het 7,2 - 50,8 mm zoomobjectief. Met onderstaande tabel kunt u de opgegeven waarden vertalen naar waarden die voor het kleinbeeldformaat worden gebruikt. Werkelijke brandpuntsafstand 7.2 9 13 21 27 34 38 50.
FOTOGRAFISCHE BASISPRINCIPES Fotograferen is een waardevolle en aangename bezigheid. Met de moderne cameratechniek wordt u gelukkig veel meet- en regelwerk uit handen genomen. Kennis van nu de volgende basisprincipes zal u helpen uw foto's nog meer naar uw hand te zetten. Het diafragma, de regelbare opening in het objectief, regelt niet alleen de hoeveelheid doorgelaten licht, maar ook de scherptediepte; dat is de zone voor en achter het onderwerp waarin alles scherp wordt weergegeven.
De sluiter regelt niet alleen de duur van de belichting maar bepaalt ook in hoeverre beweging scherp (bevroren) worden weergegeven. Korte sluitertijden worden gebruikt in actiefotografie om beweging te bevriezen. Lange sluitertijden geven bewegingen in een waas weer, denk bijvoorbeeld aan het stromen van een waterval. Bij lange sluitertijden is een gebruik van een goed statief belangrijk. De uitwerking van een diafragma/sluitertijdcombinatie is niet op het live-beeld van de camera te zien.
SYSTEEMACCESSOIRES Voor deze camera zijn diverse accessoires verkrijgbaar waarmee u de gebruiksmogelijkheden kunt uitbreiden. Voor meer informatie omtrent hieronder en elders in deze gebruiksaanwijzing vermelde artikelen verwijzen wij u naar uw handelaar. Externe High-power Battery Pack Kit EPB-100 Deze kit bestaat uit een krachtige lithium-ion batterij, een houder en een laadapparaat. De batterij en de lader zijn ook los te koop. Close-Up Diffuser CD-1000 Voor gebruik direct op de camera.
PROBLEMEN OPLOSSEN Hieronder wordt een aantal eenvoudige bedieningsproblemen behandeld. Voor verdergaande problemen of defecten of wanneer bepaalde problemen steeds terugkeren kunt u het beste contact opnamen met de Technische Dienst van Minolta. Probleem Symptoom Oorzaak De batterijen zijn leeg. Vervang de batterijen (blz. 24). De batterijen zijn verkeerd geplaatst. Plaats de batterijen opnieuw.
PROBLEMEN OPLOSSEN Probleem Symptoom Sluiter kan niet worden ontspannen. No-card waarschuwing verschijnt. Scherpstelsignaal is rood. Opnamen zijn niet scherp. Opnamen zijn zonder flits binnen of bij weinig licht gemaakt. Continu transport werkt niet Bij gebruikvan de flitser zijn de opnamen te donker> 140 Oorzaak Oplossing Er zit geen CompactFlash kaart in de camera. Plaats een CompactFlash kaart (blz. 26). Onderwerp te dichtbij.
Probleem Symptoom Oorzaak Oplossing Onderin beeld is een schaduw te zien. Zonnekap gebruikt bij flitsopname. Zonnekap schermt deel van het flitslicht af. Verwijder bij gebruik van de ingebouwde flitser altijd de zonnekap. Opname-informatie verschijnt, maar het live-beeld is geheel wit of zwart. Camera staat op handmatige belichting (M). Sluitertijd/diafragma-combinatie geeft extreme onder- of overbelichting van het live-beeld.
ONDERHOUD EN OPSLAG ONDERHOUD • Stel de camera niet bloot aan slagen of schokken. • Zet de camera tijdens transport uit. • Deze camera is niet waterdicht of spatwaterdicht. Met natte handen plaatsen/verwijderen van de batterijen of de CompactFlash kaart, of met natte handen bedienen van de camera kan tot schade leiden. • Denk er aan het water en op het strand aan dat u de camera niet aan water en zand blootstelt. Water, zand, stof of zout kan de camera beschadigen.
BEDRIJFSTEMPERATUUR EN -OMSTANDIGHEDEN • Deze camera is ontworpen voor gebruik in temperaturen van 0°C tot 40°C. • Laat de camera nooit achter in een omgeving waarin het erg warm kan worden, zoals in een auto die in de zon staat, of waar het erg vochtig is. • Brengt u de camera van een koude naar een warme omgeving, doe hem dan in een goed afgesloten plastic zak om condensvorming te voorkomen. Laat de camera acclimatiseren en haal hem dan uit de plastic zak.
ONDERHOUD EN OPSLAG BATTERIJEN • Batterijprestaties nemen af naarmate het kouder is. In een koude omgeving is het aan te bevelen reservebatterijen op een warme plaats te bewaren, onder een jas bijvoorbeeld. Wanneer ze weer op temperatuur komen kunnen batterijen zich weer herstellen. De prestaties van NiMH batterijen zijn minder temperatuurgevoelig, dus bij koude is het zeker aan te bevelen die te gebruiken. • Verwijder de batterijen wanneer de camera voor langere tijd niet in gebruik zal zijn.
VOOR BELANGRIJKE EVENEMENTEN EN REIZEN • Controleer de werking van de camera, maak testopnamen en koop reservebatterijen. • Minolta draagt geen verantwoordelijkheid voor schade of verlies als gevolg van een defect aan de apparatuur. VRAGEN EN SERVICE • Hebt u vragen omtrent uw camera, neem dan contact met uw handelaar of neem contact op met Minolta. • Neem voordat u apparatuur ter reparatie opstuurt eerst even contact op met de Technische Dienst van Minolta.
TECHNISCHE GEGEVENS CCD: Effectief aantal pixels: Cameragevoeligheid (ISO): Beeldverhouding: Objectiefconstructie: Lichtsterkte: Brandpuntsafstand: Scherpstelbereik: Filterdiameter: Autofocus-systeem: Sluiter: Oplaadtijd ingebouwde flitser: Zoeker-LCD: Monitor-LCD: Beelddekking: A/D-conversie: Opslagmedia: Bestandsformaten: Print Image Matching: 146 2/3-type interline primaire-kleuren-CCD met een totaal van 5,24 miljoen pixels. (DiMAGE 7) 1/1.8-type interline primaire-kleuren-CCD met een totaal van 3.
Menu-talen: Video-output: Batterijen: Batterijprestaties (opname): Batterijprestaties (weergave): Externe stroombron: Afmetingen: Gewicht: Bedrijfstemperatuur: Toegestane luchtvochtigheid: Engels, Duits, Frans en Spaans NTSC en PAL 4 AA alkaline of Ni-MH batterijen Aantal opnamen: ca. 200 beelden Gebaseerd op Minolta’s standaard testmethode: Ni-MH batterijen, EVF aan, LCD-monitor uit, flits gebruikt bij 50% van de opnamen, geen directe weergave. Continu weergavetijd: ca. 110 min.
AANWIJZINGEN VOOR VOEDING VAN DE CAMERA AANWIJZINGEN VOOR VOEDING VAN DE CAMERA Voor de voeding van digitale camera’s worden Ni-MH accu’s aanbevolen. Met een volgeladen set 1.600mAh accu’s kunnen, afhankelijk van het accu type en de tijd dat de camera aan staat, tot wel 200 opnamen worden gemaakt. (Gebaseerd op Minolta’s standaard test methode: met de elektronische zoeker aan, de LCD monitor uit en ook de instant playback functie uitgeschakeld, terwijl de flitser werd gebruikt bij 50% van de opnamen.
Printed in Germany © 2001 Minolta Co., Ltd. under the Berne Convention and the Universal Copyright Convention.