NL 9222-2747-15 P-A409/10-2004/109678 GEBRUIKSAANWIJZING
VOORDAT U BEGINT Gefeliciteerd met uw aanschaf van deze Konica Minolta digitale camera. Neem uw tijd deze gebruiksaanwijzing goed door te lezen; dan bent u er zeker van dat u alle mogelijkheden van uw camera maximaal zult benutten. Controleer de paklijst voordat u dit product gaat gebruiken. Ontbreekt er iets, neem dan contact op met uw handelaar.
CORRECT EN VEILIG GEBRUIK NP-800 Lithium-ion batterij Deze camera werkt met een krachtige lithium-ion batterij. Verkeerd gebruik van de lithium-ion batterij kan leiden tot schade of letsel door brand, elektrische schokken of vrijkomende chemicaliën. Neem onderstaande waarschuwingen ter harte voordat u de batterij gebruikt. GEVAAR • Veroorzaak geen kortsluiting, neem de batterij niet uit elkaar en beschadig of modificeer hem niet. • Stel de batterij niet bloot aan brand of hoge temperaturen boven 60°C.
Algemene gebruikswaarschuwingen Neem onderstaande waarschuwingen aangaande het gebruik van digitale camera’s en accessoires goed door. WAARSCHUWING Verkeerd gebruik van de batterij van de afstandsbediening kan tot zaak schade of persoonlijk letsel keiden. Neem de volgende waarschuwingen in acht. • Gebruik uitsluitend het in deze gebruiksaanwijzing opgegeven batterijtype. • Plaats de batterij niet met omgekeerde polariteit (+/-). • Gebruik geen batterij die beschadigd is.
• Houd de batterijen, de geheugenkaart en kleine voorwerpen die ingeslikt kunnen worden buiten het bereik van kleine kinderen. Neem direct contact op met een arts wanneer er iets is ingeslikt. • Bewaar dit product buiten het bereik van kinderen. Wees voorzichtig in de nabijheid van kinderen; u zou ze met dit product per ongeluk kunnen raken/verwonden. • Laat de flitser niet van korte afstand in de ogen flitsen. Dat kan tot schade aan het gezichtsvermogen leiden.
LET OP • Gebruik of bewaar deze producten niet in een warme of vochtige omgeving, zoals het dashboardkastje of de bagageruimte van een auto. Het kan schade aan de camera, de lader en de batterij veroorzaken, en kan leiden tot brandwonden of ander letsel door hitte, brand, explosie of lekkage van batterijvloeistof. • De temperatuur van camera, lader en batterij stijgt na langer gebruik. Pas op voor aanraking van heet geworden onderdelen.
INHOUD Voordat u begint.....................................................................................................................................3 Correct en veilig gebruik ........................................................................................................................4 Benaming van de onderdelen ..............................................................................................................13 Snel aan de slag .................................................
Opnamestand - geavanceerde technieken..........................................................................................42 Informatieweergave opnamestand..........................................................................................42 Informatietoets - aanpassingen ..............................................................................................43 Toets scherpstelstand .............................................................................................................
Opnamemenu ....................................................................................................................................84 Navigeren door het menu van de opnamestand ....................................................................84 Beeldgrootte en beeldkwaliteit................................................................................................86 Over RAW beeldkwaliteit....................................................................................................
Geavanceerde weergave....................................................................................................................110 Films afspelen .......................................................................................................................110 Filmbeeld vastleggen ............................................................................................................111 Navigeren door het weergavemenu ....................................................................
Overspeelstand ..................................................................................................................................142 Systeemeisen ........................................................................................................................142 Camera op een computer aansluiten....................................................................................143 Verbinding met Windows 98 / 98 second edition ...........................................................
BENAMING VAN DE ONDERDELEN * Deze camera is een geavanceerd optisch instrument. Denk er goed aan de gemarkeerde onderdelen schoon te houden. Lees ook de informatie over opslag en onderhoud achterin deze gebruiksaanwijzing (blz. 164). Microfoon Filmstand (blz. 106) Weergavestand (blz. 37, 110) Flitser* (blz. 34) Opnamestand (blz. 30, 42) Scherpstelring (blz. 45) Index brandpuntsafstand Keuzeschakelaar Hoofdschakelaar Zoomring Instelwiel Deurtje kaartruimte (blz.
Handinst. belichting Sluitertijdvoorkeuze Diafragmavoorkeuze Programma-automatiek Autostand (blz. (blz. (blz. (blz. (blz. Geheugen oproepen (blz. 99) Portret onderwerpsprogramma (blz. 58) Sport/actie onderwerpsprogramma (blz. 58) Zonsondergang onderw.progr. (blz. 58) Nachtportret onderwerpsprogramma (blz. 58) 56) 55) 54) 51) 52) Belichtingskeuzeknop Transportstand-toets (blz. 76) Informatietoets (blz. 40) Belichtingsvergrendeling (blz. 50) Schakelaar digitale zoom (blz. 40, 41, 102) Functietoets (blz.
Accessoireschoentje Draagoog (blz.16) Luidspreker Toets scherpstelstand (blz. 44) Shift-toets Deksel aansluitingen USB-aansluiting, AV-uitgang en voedingsaansluiting bevinden zich achter dit deksel. (blz. 21, 128, 143) Macro release (blz. 49) Batterijruimte (blz. 19) Vergrendeling batterijruimte (blz.
SNEL AAN DE SLAG Dit hoofdstuk behandelt het voorbereiden van de camera. Ook het verwisselen van batterijen en geheugenkaarten worden hier behandeld, alsmede het gebruik van externe voedingsbronnen. Camerariem bevestigen Bevestig de camerariem aan de camera als afgebeeld. Het uiteinde van de riem dient ook door de gesp te worden gehaald (2). Doe de riem altijd om, om te voorkomen dat de camera op de grond valt.
Zonnekap plaatsen 1 De zonnekap verhindert licht dat van buiten beeld komt de voorste lens te bereiken, zodat overstraling wordt voorkomen. Bij sterke lichtbronnen is gebruik van de zonnekap sterk aan te bevelen. Gebruik de zonnekap niet in combinatie met de ingebouwde flitser, anders ontstaat er een schaduw onderin beeld. Om de zonnekap te bevestigen plaatst u de rechthoekige uitholling op de rand van de zonnekap tegenover de index voor de brandpuntsafstand op de bovenzijde van het objectief (1).
Opladen van de batterij Voordat u de camera kunt gebruiken dient u de lithium-ion batterij op te laden. Lees voordat u de batterij oplaadt de waarschuwingen op blz. 4 van deze gebruiksaanwijzing. Laad de batterij uitsluitend met de bijgeleverde batterijlader. Het is aan te bevelen de batterij voorafgaand aan elke opnamesessie op te laden. Kijk op blz. 166 voor informatie over opslag en verzorging van de batterij. Steek de netkabel in de lader (1). Steek het andere eind van de kabel in een stopcontact.
Installeren en verwisselen van de batterij Deze digitale camera maakt gebruik van een NP-800 lithium-ion batterij. Lees voordat u de batterij gaat gebruiken de waarschuwingen op blz. 4 van deze gebruiksaanwijzing. Bij het verwisselen van de batterij dient de camera uit te staan. Open de batterijruimte door de vergrendeling in de de openstand te zetten. Plaats de batterij met de contacten naar de camera toe. Plaats de batterij zo dat hij voorbij de batterijgrendel in de batterijruimte schuift.
Aanduiding batterijconditie Deze camera is uitgerust met een automatische aanduiding voor de batterijconditie. Het monitor-symbool verandert van wit in rood wanneer de batterij bijna leeg is. Batterij vol - de batterij is geheel opgeladen. Deze aanduiding is te zien wanneer de camera aan staat. Batterij raakt leeg - de batterij is gedeeltelijk ontladen. Om stroom te sparen gaat de monitor uit als de flitser wordt opgeladen. Batterij bijna leeg - de batterij is zo goed als leeg.
Externe voeding (apart geleverd) De lichtnetadapter AC-11 stelt u in staat de camera via het lichtnet van stroom te voorzien. Bij intensief of langdurig gebruik spaart u daarmee de batterijen. Wanneer de camera op de computer wordt aangesloten is gebruik ook aan te bevelen. De meegeleverde adapter-voedingskabel is afgestemd op de geldende eisen van de verkoopregio. Met de externe High-power Battery Pack Kit EBP-100, een portable stroombron, die de gebruiksduur van de camera aanzienlijk vergroot.
Geheugenkaarten plaatsen en verwisselen Zet wanneer u van geheugenkaart wisselt altijd de camera uit en controleer ook of het toegangslampje niet brandt. Anders kan de kaart schade oplopen en kan er beeldinformatie verloren gaan. Om de camera te kunnen gebruiken moet er een geheugenkaart in zitten. Zit er geen kaart in de camera, dan verschijnt de no-card waarschuwing in de elektronische zoeker en op de LCD-monitor.
1 2 3 4 Open om een kaart te verwijderen het deurtje van de kaartsleuf (1) en maak de uitwerphendel vrij om hem in te kunnen drukken (2). Druk op de uitwerphendel om de kaart naar buiten te voeren (3). Nu kunt u de kaart uitnemen. Denk eraan dat de kaart door het gebruik heet kan zijn. De uitwerphendel moet binnen de camerabody blijven. Steekt hij uit, duw hem terug in de camera. Plaats een nieuwe geheugenkaart en sluit het deurtje van de kaartsleuf (4). Verschijnt de melding “Unable to use card.
Inschakelen van de camera Druk op de hoofdschakelaar om de camera in te schakelen. Er klinkt een audiosignaal om aan te geven dat de camera is geactiveerd. Het audiosignaal kan worden uitgeschakeld via het setup-menu (blz. 140). Schakelt de camera zich onmiddellijk na inschakelen weer uit, dan is de batterij zo goed als leeg. Informatie over het opladen van de batterij vindt u op blz. 18. Druk op de hoofdschakelaar om de camera uit te schakelen.
Dioptrie-instelling De zoeker heeft een oculair waarvan de sterkte kan worden gevarieerd van 5 tot +2. Kijk door de zoeker en draai aan het wieltje totdat u het zoekerbeeld scherp ziet. Konica Minolta Historie Op 20 februari 1962 maakte John Glenn als eerste Amerikaan een ruimtereis rondom de aarde. Hij had een Minolta Hi-matic camera aan boord van zijn Friendship 7 ruimtecapsule meegenomen om deze historische gebeurtenis vast te leggen.
Verstellen LCD-monitor Deze camera is uitgerust met verstelbare LCD-monitor. Open de LCD-monitor van rechts. De monitor kan worden geopend tot 180° naar links (1). 1 2 De monitor klikt elke 90° in. Wanneer hij is geopend kan de LCD-monitor 90° omlaag en 180° naar voren (2) worden geroteerd. Forceer de monitor nooit voorbij deze standen, anders raakt het scharnier beschadigd. Wordt de monitor naar 180° naar voren geroteerd, dan wordt het beeld automatisch omgekeerd, zodat het correct wordt weergegeven.
Gebruikt u de monitor niet, zet hem dan in z’n oorspronkelijke stand om het scherm niet te beschadigen. Wordt de LCD-monitor dichtgeklapt met het scherm naar de camera toe, dan wordt de elektronische zoeker ingeschakeld. Weergavetoets U kunt opnamen bekijken met de elektronische zoeker of de LCD-monitor. Door te drukken op de weergavetoets wisselt u de weergave tussen de elektronische zoeker en de LCD-monitor. Onder heldere lichtomstandigheden is het beeld beter te zien via de zoeker.
Datum en tijd instellen Nadat u de geheugenkaart en de batterijen voor het eerst hebt geplaatst dient u de klok en de kalender van de camera in te stellen. Wordt een beeldbestand opgeslagen, dan worden datum en tijd van opname samen met het beeld opgeslagen. Zijn de klok en de kalender niet ingesteld, dan verschijnt er elke keer dat de camera wordt ingeschakeld een melding.
Menutaal instellen LCDbrightness Lens acc. Transfer mode Date/Time set Video output Language – None Data storage – NTSC English Gebruikers in bepaalde landen/regio’s dienen ook de menutaal te kiezen. Houd de shift-toets ingedrukt (1) en druk op de menutoets (2) om het setup-menu te openen. 2 1 LCDbrightness Lens acc.
BASISHANDELINGEN OPNAME De automatische opnamestand activeren 1 2 Zet de belichtingskeuzeknop in de programmastand (P) (1). Controleer of de hoofdschakelaar in de opnamestand staat (2). Alle camerafuncties werken nu automatisch. Autofocus, automatische belichting en de beeldverwerkingssystemen werken samen om u het fotograferen zo makkelijk mogelijk te maken.
2 Druk de ontspanknop half in (2) om scherpstelling en belichting te vergrendelen. 3 Is de scherpstelling uitgevoerd, dan verschijnt een AF-sensor in het live-beeld om aan te geven waarop werd scherpgesteld. De scherpstelsignalen (blz. 33) in de zoeker/monitor geven aan dat de scherpstelling in orde is. Is het scherpstelsignaal rood, dan kon de camera niet goed scherpstellen. Herhaal voorgaande stappen totdat het signaal wit is.
Scherpstelvergrendeling De scherpstelvergrendeling wordt gebruikt wanneer het onderwerp zich buiten het beeldmidden en buiten het scherpstelveld bevindt. U kunt de scherpstelvergrendeling ook gebruiken voor speciale scherpstelsituaties, waarin de autofocus zijn werk niet goed kan doen. Richt het scherpstelveld op het onderwerp. Druk de ontspanknop half in en houd hem in die stand. • De scherpstelsignalen zullen aangeven dat de scherpstelling vergrendeld is.
Scherpstelsignalen Deze digitale camera is uitgerust met een snel en precies autofocus-systeem. De scherpstelsignalen in de rechter benedenhoek van de zoeker/monitor geven de scherpstelstatus aan. Kijk voor meer informatie over scherpstelmethoden op blz. 44. Witte scherpstelaanduiding - scherpstelling in orde. Rode scherpstelaanduiding - scherpstelling niet mogelijk. Onderwerp is te dichtbij of een van onderstaande situaties doet zich voor. Fotograferen blijft mogelijk.
Gebruik van de ingebouwde flitser Bij weinig licht of binnenshuis kunt u flitslicht gebruiken om het onderwerp te verlichten; daarmee voorkomt u ook trillingsonscherpte als gevolg van een te lange sluitertijd. U kunt de flitser ook voor invulflits gebruiken om te donkere beeldpartijen op te helderen. Verwijder altijd de zonnekap wanneer u de ingebouwde flitser gebruikt; anders geeft de zonnekap schaduw onderin het beeld. Om de flitser te activeren klapt u hem aan de twee greepjes aan weerszijden omhoog.
Waarschuwing cameratrilling Wordt er een sluitertijd gebruikt die te lang is om zonder gevaar voor trilling uit de hand te gebruiken, dan verschijnt de waarschuwing voor cameratrilling in het monitor/zoekerbeeld, ongeacht of de trillingsonderdrukking actief is. Cameratrilling wordt veroorzaakt door kleine handbewegingen en geeft bij langere sluitertijden een onscherp beeld. Dat gebeurt sterker naarmate er meer is ingezoomd. Als de waarschuwing verschijnt kan er wel gewoon een foto worden gemaakt.
Trillingsonderdrukking Het systeem van trillingsonderdrukking vermindert het effect van cameratrilling. De trillingsonderdrukking wordt geactiveerd wanneer de sluitertijd onder een bepaalde waarde komt, die afhankelijk is van de zoomstand van het objectief. De effectiviteit van de trillingsonderdrukking is afhankelijk van de gebruikte sluitertijd en de sterkte van de trilling. Het systeem werkt mogelijk niet bij bewegende onderwerpen of wanneer de camera wordt ‘meegetrokken’ (pan-beweging).
BASISHANDELINGEN WEERGAVE U kunt beelden bekijken in de Quick View (snelweergave) of de weergave-stand. Hier worden de basisfuncties van beide standen besproken. De weergavestand heeft extra menu-functies, zie blz. 112. Wilt u de opnamen in de weergavestand bekijken, zet dan de keuzeschakelaar in de weergavestand. Wilt u beelden bekijken terwijl de opnamestand of de filmstand actief is, druk dan op de Quick View/Wissen-knop.
Enkelvoudige weergave en histogramweergave Gebruiksstand Vergrotingsfactor (blz. 41) Beeldgrootte (blz. 86) Beeldkwaliteit (blz. 86) Batterijconditie (blz. 20) Mapnummer - nummer beeldbestand Witbalansinstelling (blz. 60) Waarde belichtingscorrectie (blz. 59) Opnamdatum Opnametijdstip Vergrendeling (blz. 117) Printaanduiding (blz. 121) E-mail-kopie (blz. 123) Diafragma Sluitertijd Opnamenummer/ totaal aantal opnamen Histogram Naam beeldbestand (blz.
Beelden en histogram bekijken Werkt u met Quick View of de weergavestand, gebruik dan de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om door de beelden op de geheugenkaart te scrollen. Wilt u het histogram van een foto bekijken, druk dan op de optoets. Druk op de neer-toets om terug te gaan naar enkelvoudige weergave. Wilt u vanuit Quick View terug naar de opnamestand, druk dan op de menu-toets.
Quick view en weergave veranderen Met de informatietoets in het midden van de weergaveschakelaar regelt u welke informatie wordt vertoond. Elke keer dat er op de knop wordt gedrukt wisselt de weergave tussen volledige weergave en alleen beeld. Volledige weergave Alleen beeld Indexweergave Wilt u de opnamen in een index van 9 beelden zien, druk dan op de linkerzijde van de schakelaar van de digitale zoom.
Vergrote weergave In enkelbeeldweergave kunt u een foto vergroten tot 10x, voor een gedetailleerde beoordeling. Voor de beginvergroting kunt u kiezen uit 2x, 4x en 10x in sectie 2 van het weergavemenu (blz. 120). RAW beelden kunnen niet worden vergroot. 1 Druk op de rechterzijde (+) van de schakelaar van de digitale zoom (1) om het beeld te vergroten. De vergrotingsfactor wordt in het zoeker/monitorbeeld weergegeven.
GEAVANCEERDE OPNAMETECHNIEK In dit hoofdstuk vindt u gedetailleerde informatie over de opnamefuncties en werking van de camera. Lees de gedeelten die aansluiten op uw interesse en behoefte. Monitorweergave - Opnamestand 10.Cameragevoeligheid (ISO) (blz. 66) 11.Witbalans (blz. 60) 12.Lichtmeetmethode (blz. 72) 13.Belichtingsstand (blz. 50) 14.Sluitertijd 15.Diafragma 16.Belichtingscorrectie (blz. 59) 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Objectief-accessoire (blz. 132) Flitsstand (blz. 70) Flitssignaal (blz.
Informatietoets Met de informatietoets regelt u welke informatie in het live-beeld verschijnt. Elke keer dat u de toets indrukt treedt de volgende weergave van de cyclus in werking: standaard weergave, real-time histogram, alleen scherpstelveld, en alleen live-beeld. Standaardweergave Real-time histogram Alleen scherpstelkader Alleen live-beeld Het real-time histogram geeft globaal een indruk van de verdeling van de helderheidsniveaus in het live-beeld.
Toets scherpstelstand Enkelvoudige AF (Autofocus), continu AF en handmatige scherpstelling worden ingesteld met de toets voor de scherpstelstand. Druk op de toets om de gewenste scherpstelstand te kiezen. De aanduidingen voor continu AF en handmatige scherpstelling verschijnen in de rechter benedenhoek van het zoeker/monitorbeeld. Single-shot AF - autofocus-stand voor algemene toepassingen. De werking is beschreven bij de basistechnieken opname.
Handmatige scherpstelling en de Flex Digitale Loep De stand voor handmatige scherpstelling kiest u met de toets voor de scherpstelstand (blz. 44). Controleer de scherpstelling altijd via het zoeker/monitorbeeld. De globale afstand tussen de CCD en het onderwerp verschijnt naast de opnameteller. Globale positie van de CCD in de camera De Flex Digitale Loep is een scherpstelhulpmiddel voor handmatige scherpstelling.
AF-veld-standen wijzigen Voor de AF-veld-stand kunt u kiezen tussen het Breed scherpstelveld, Spot-AF-veld en Flex Scherpstelpunt. De AF-veld-standen kunnen niet worden gewijzigd wanneer u de digitale zoom gebruikt. Druk op de centrale toets van de stuureenheid, het actieve scherpstelveld wordt blauw. Draai aan het instelwiel om de AF-veld-stand te kiezen. Breed scherpstelveld - voor algemeen gebruik. Het gebruik wordt beschreven bij de basistechniek voor de opname (blz. 30).
Spot-AF-velden U kunt een van de elf Spot-AF-velden selecteren. Spot-AF-velden kunnen niet worden gebruikt in combinatie met digitale zoom of filmopnamen. Druk op de centrale toets van de stuureenheid en selecteer het Spot-AF-veld met het instelwiel, zoals beschreven op de voorgaande bladzijde. Is de stand voor Spot-AF-veld geselecteerd, dan verschijnen er elf Spot-AF-velden. Het actieve AF-veld is blauw. Gebruik de vierwegtoetsen van de stuureenheid (1) om een nieuw veld te kiezen.
Flex Scherpstelpunt Het Flex Scherpstelpunt (Flex Focus Point - FFP) is bijzonder handig voor onderwerpen buiten het beeldcentrum. Het kan naar elk gewenst punt in beeld worden verplaatst. Het kan niet worden gebruikt in combinatie met digitale zoom of filmopnamen. Druk op de centrale toets van de stuureenheid en selecteer Flex Scherpstelpunt (FFP) met het instelwiel, zoals beschreven op blz. 46. Is de stand FFP geselecteerd, dan verschijnt het scherpstelpunt als een blauw kruis.
Macro-stand De macrostand is bestemd voor dichtbijopnamen van kleine onderwerpen. In de macrostand kan de ingebouwde flitser niet worden gebruikt. Gebruik van een statief wordt aanbevolen. Breng een van de pijlen op de zoomring in lijn met de index naast de macroschakelaar en schuif de schakelaar naar voren. Het objectief moet naar de tele- of groothoekstand worden gezoomd om de macrostand inschakelbaar te maken. De zoomring wordt vergrendeld in de groothoekstand.
Belichtingsvergrendeling (AE-lock) De knop voor de belichtingsvergrendeling (AE lock, AEL) vergrendelt het automatische belichtingssysteem op een bepaalde waarde. Zo kunt u bijvoorbeeld de belichting meten op een grijskaart of op een referentie-object buiten het beeld en de gemeten waarde vergrendelen en voor de opname gebruiken. Bij de belichtingsvergrendeling wordt in de P- en A-stand de functie voor flitsen met lange sluitertijden geactiveerd (blz. 71).
Programma-automatiek - P Kies de programmastand met de belichtingskeuzeknop (blz. 50). De programma-automatiek gebruikt informatie over helderheid en brandpuntsafstand van het objectief om de belichtingsinstelling te berekenen. Dit geeft de fotograaf de vrijheid om te fotograferen zonder zich te bekommeren om de juiste belichting. De sluitertijd- en diafragmawaarden verschijnen in zoeker/monitor en op data-scherm.
Automatische opnamestand De automatisch opnamestand kiest u met de belichtingskeuzeknop. De automatische opnamestand is gelijk aan de programmastand (blz. 51), behalve dat de automatische belichtingsstand wordt teruggezet wanneer bij ingeschakelde camera de belichtingskeuzeknop op of van de auto-stand wordt gezet. Camera uitzetten zet de stand niet terug. De volgende functies worden teruggezet: Trillingsonderdrukking (Anti-shake) Raster/schaal in zoeker (Focus.
Datum in beeld (Date imprinting) Directe weergave (Instant playback) Full-time AF Directe handmatige scherpstelling (DMF) Ruisonderdrukking (Noise reduction) Monitorversterking (Monitor ampl.) Monitorverst. (Handm. bel. regeling) Digitale zoom Uit Uit Uit Uit On Auto Prioriteit voor belichting (exposure) Interpoleren (Interpolate) blz. 95 blz. 96 blz. 97 blz. 97 blz. 100 blz. 101 blz. 101 blz.
Diafragmavoorkeuze - A Diafragmavoorkeuze kiest u met de belichtingskeuzeknop (blz. 50). De fotograaf kiest het diafragma en de camera kiest de sluitertijd die nodig is om de goede belichting te krijgen. Wanneer de Astand is geselecteerd wordt de diafragma-aanduiding in de zoeker/monitor blauw. Draai aan het instelwiel om de gewenste diafragmawaarde in te stellen. Druk de ontspanknop half in om het belichtingssysteem te activeren; de gekozen sluitertijd wordt weergegeven.
Sluitertijdvoorkeuze - S Sluitertijdvoorkeuze kiest u met de belichtingskeuzeknop (blz. 50). De fotograaf kiest de sluitertijd en de camera kiest het diafragma dat nodig is om een goede belichting te krijgen. Wanneer de S-stand is geselecteerd wordt de sluitertijdaanduiding in de zoeker/monitor blauw. Draai aan het instelwiel om de gewenste sluitertijdwaarde in te stellen. Druk de ontspanknop half in om het belichtingssysteem te activeren; het gekozen diafragma wordt weergegeven.
Handmatige belichtingsregeling - M Met de handmatige belichtingsregeling kunt u zelf diafragma en sluitertijd instellen. Deze stand schakelt de automatische belichtingsregeling uit, waardoor de fotograaf maximale controle heeft over het eindresultaat. Handmatige belichtingsregeling activeert u via de belichtingskeuzeknop (blz. 50). U kunt sluitertijd en diafragma in 1/3 waarden instellen. Het sluitertijdenbereik is bij handinstelling 30 tot 1/1600 s seconde plus tijdopname (blz. 57).
Bij gebruik van flitslicht dient de te gebruiken sluitertijd overeen te stemmen met de flitsduur, anders kan er onderbelichting ontstaan. Bij gebruik van de ingebouwde flitser is het aan te raden geen kortere sluitertijd in te stellen dan 1/1000 s, bij een externe Minolta flitser is het beter geen kortere tijd dan 1/250 s in te stellen. In de M-stand verschijnt de waarschuwing voor trillingsonscherpte niet. Tijdopnamen Tijdopnamen moeten worden gemaakt in de stand voor handmatige belichtingsregeling (M).
Digitale onderwerpsprogramma's Digitale onderwerpsprogramma’s optimaliseren de belichtings-, witbalans- en beeldverwerkingssystemen van de camera voor specifieke omstandigheden en onderwerpen. Gebruik de belichtingskeuzeknop om het gewenste onderwerpsprogramma in te stellen. Portret – voor een warme, zachte huidtint en wat extra onscherpte in de achtergrond.
Belichtings- en flitscorrectie U kunt zowel de gewone belichtingsregeling als de flitsdosering corrigeren om het uiteindelijke beeld lichter of donkerder te maken. U kunt de belichting corrigeren tot plus/min 2 stops in stappen van 1/3 stop (blz. 105). De belichtingscorrectie en de flitscorrectie blijven gelden totdat u ze weer op nul zet. Meer informatie over belichtingscorrectie op blz. 59. De correctie moet worden ingesteld voordat de opname wordt gemaakt.
Witbalans De witbalans zorgt ervoor dat er onder uiteenlopende lichtomstandigheden een natuurlijke kleurweergave wordt verkregen. Het resultaat van een veranderde instelling is direct te zien op de monitor. 1 Druk op de neer-toets van de stuureenheid (1) om het selectiescherm voor de witbalans op te roepen. Auto 2 3 :move :enter Gebruik de op/neer-toetsen van de stuureenheid (2) om de keuze te maken tussen automatische witbalans (Auto), vooringestelde witbalans (Preset), of eigen witbalans (Custom).
Auto Auto Automa tische witbalans Vooringestelde witbalans Bepaalt het type licht en past de witbalans dienovereenkomstig aan. Wordt de ingebouwde flitser gebruikt, dan wordt de kleurbalans op de kleurtemperatuur van flitslicht ingesteld. Daglicht Schaduw Bewolking Gloeilamplicht TL-licht 1, 2 Hiermee stemt u zelf de witbalans af op een bepaald type licht. TL-licht 1 (Fluorescent 1) is voor standaard TL-licht, TL-licht 2 (Fluorescent 2) is voor daglichttype-TL-licht.
Kalibreren eigen witbalans Het is mogelijk de witbalans van de camera op een speciale lichtsituatie af te stemmen. U kunt twee instellingen opslaan en op elk gewenst moment weer oproepen. Een eigen witbalansinstelling kan vooral goed van pas komen wanneer er verschillende soorten licht in het geding zijn en er om een zeer zorgvuldige instelling wordt gevraagd. Selecteer de optie Custom set in het selectiescherm van de witbalans, zie vorige bladzijde. 1 Het meetveld verschijnt in het kalibratiescherm.
Gebruik in het register-selectiescherm de links/rechts-toetsen van de stuureenheid (2) om het eigen witbalansregister te kiezen waarin de meting wordt opgeslagen; een eerdere instelling wordt automatisch vervangen. Druk op de centrale toets van de stuureenheid (3) om de instelling te voltooien. Met de menutoets stopt u de procedure zonder de instelling op te slaan. Select register 2 3 :select :enter Gaat er tijdens deze ijking iets mis, dan verschijnt er een melding in de zoeker/monitor.
Gebruik van de functietoets De cameragevoeligheid, kleurinstelling, flitsstand, lichtmeetmethode, filterinstelling, kleurverzadiging en het contrast worden geregeld via de functietoets. Alleen filter, kleurverzadiging en contrast kunnen ook worden ingesteld in de filmopnamestand. 1 Druk op de functietoets (1); het functie-instelscherm verschijnt. ISO Auto 3 2 :move :sel.
:move ISO Instelling van de cameragevoeligheid (blz. 66). Kleurinstelling (Color mode) Keuze tussen kleur en zwart-wit, instelling kleurruimte, speciale portretinstelling (blz. 68). Flitsstand (Flash mode) Flitsstand voor de ingebouwde flitser kiezen (blz. 70). Lichtmeetmethode (Metering mode) Keuze van het lichtmeetpatroon (blz. 72). Filter Wijzigen van de totale kleur van het beeld (blz. 73). Kleurverzadiging (Color Saturation) Wijzigen van de kleurverzadiging van een foto (blz. 74).
Cameragevoeligheid- ISO ISO Auto Voor de cameragevoeligheid kunt u kiezen uit vijf instellingen: Auto, 50, 100, 200, 400 en 800. De waarden zijn gebaseerd op ISO-equivalenten. ISO is de standaard voor filmgevoeligheid; hoe hoger het getal, des te gevoeliger is de film. :move :sel. :enter De cameragevoeligheid wordt geselecteerd met de functietoets en de stuureenheid (blz. 64). In de auto-stand past de camera de gevoeligheid automatisch aan de lichtomstandigheden aan, tussen ISO 50 en 200.
Flitsbereik en cameragevoeligheid Voor goede flitsopnamen is het nodig dat het onderwerp zich binnen het flitsbereik bevindt. Het flitsbereik wordt vergroot door de cameragevoeligheid te verhogen. Staat de cameragevoeligheid op auto, dan wordt bij flitsen automatisch tussen ISO 64 en 200 gekozen. Het flitsbereik wordt gemeten vanaf de CCD. Als gevolg van het optische systeem is het bereik in teleen groothoekstand verschillend.
Kleurinstelling Nat. (sRGB) :move :sel. :enter De kleurinstelling regelt of een foto in kleur of in zwart-wit wordt opgenomen en welke kleurruimte er word gebruikt. De keuze moet worden gemaakt voordat het beeld wordt opgenomen. De kleurinstelling wordt gekozen met de functietoets en de stuureenheid (blz. 64). Het live-beeld in de zoeker/monitor past zich aan de instelling aan. De kleurinstelling heeft geen invloed op de bestandsgrootte.
Over Adobe RGB Embedded Adobe RGB maakt gebruik van de Adobe RGB kleurruimte. Adobe RGB heeft een groter kleurbereik dan de meer algemene sRGB. De omvang van het kleurbereik is bepalend voor de kleuren die kunnen worden weergegeven; hoe groter het kleurbereik, des te meer kleuren zijn er mogelijk. Moet het beeld worden geprint met een printer van hoge kwaliteit, dan wordt het gebruik van de Adobe RGB kleurinstelling geprefereerd boven de sRGB kleurinstellingen Natural Color, Vivid Color en Portrait.
Flitsstanden De flitsstand wordt geselecteerd met de functietoets en de stuureenheid in sectie 1 van het opnamemenu (blz. 64). De ingebouwde flitser moet met de hand worden uitgeklapt om in actie te kunnen komen. De flitser zal in de gekozen stand worden ontstoken ongeacht de hoeveelheid aanwezig licht. De automatische witbalans geeft prioriteit aan de kleurtemperatuur van de flitser. Bij gebruik van een vaste of eigen witbalansinstelling ligt de prioriteit bij de kleurtemperatuur van de instelling.
Flitsen met lange sluitertijden en rode-ogen-reductie Bij flitsen met lange sluitertijden worden de flitsdosering en de belichting voor het omgevingslicht op elkaar afgestemd; tevens wordt rode-ogen-reductie gebruikt. Gebruik flitsen met lange sluitertijden om onder donkere opname-omstandigheden details in de achtergrond toch goed zichtbaar te maken, terwijl de flitser het onderwerp in de voorgrond verlicht.
Lichtmeetmethoden MultiSegment Met de lichtmeetmethode kiest u voor het gebruikte lichtmeetpatroon. Liggen de helderheidsniveaus van het onderwerp buiten het lichtmeetbereik, dan wordt de lichtmeetaanduiding rood. De lichtmeetmethode wordt geselecteerd met de functietoets en de stuureenheid (blz. 64). :move :sel. :enter Meerveldsmeting gebruikt 256 segmenten om helderheid en kleur te meten. Deze informatie wordt gecombineerd met afstandsinformatie om de juiste belichting te realiseren.
Filter U kunt de algehele kleur van een scene veranderen. De filter-effecten verschillen naar gelang de gebruikte kleurinstelling, zie de kleurvoorbeelden op blz. 171. De filtereffecten worden ingesteld met de functietoets en de stuureenheid (blz. 64) Verandert u de instelling, dan geven een symbool plus een getal aan om welk filter het gaat. Filter - 3 :move :sel. :enter Staat het filter op elke andere instelling behalve nul, dan blijft de aanduiding als waarschuwing zichtbaar.
Correctie kleurverzadiging Saturation +1 U kunt de kleurverzadiging van een scène over elf niveaus (± 5) aanpassen. U kunt daarmee de kleuren levendiger (positieve waarde) of minder intens (negatieve waarde) maken. De kleurverzadiging stelt u in met de functietoets en de stuureenheid (blz. 64). Is een andere waarde dan nul ingesteld, dan verschijnt er als waarschuwing een aanduiding en een waarde in het zoeker/monitorbeeld. :move :sel.
Camera-info Meervoudige instellingen kunnen worden gemaakt in het functie-instelscherm of het belichting/flitscorrectiescherm. Gebruik eenvoudigweg de op/neer-toetsen om naar andere functies te gaan voordat u op de centrale toets van de stuureenheid drukt om de instelling te voltooien. MultiSegment Portrait(sRGB) :move :sel. :enter :move :sel. :enter Spot :move :sel.
Gebruik van de transportstand-toets De transportstand wordt ingesteld met de transportstand-toets. De transportstand regelt de opnamefrequentie en opnamemethode. In het zoeker/monitorbeeld verschijnt een aanduiding voor de gebruikte transportstand. Druk op de transportstand-toets (1); het instelscherm voor de transportstand verschijnt. 1 Single 2 Gebruik de op/neer-toetsen van de stuureenheid om de nieuwe transportstand te markeren (2).
Zelfontspanner De zelfontspanner zorgt ervoor dat de camera met een bepaalde vertraging een opname maakt. Er is keuze uit een voorlooptijd van tien seconden en twee seconden. 10s self-timer De zelfontspanner wordt ingesteld met de transportstand-toets en de stuureenheid (blz. 76). Twee seconden :move :sel. :enter Tien seconden Als de zelfontspanner is ingesteld verschijnt de aanduiding. 1 2 Plaats de camera op statief, bepaal de beelduitsnede als beschreven bij de basistechnieken (blz. 30).
Gebruik van de afstandsbediening Het bereik van de bij de camera geleverde draadloze afstandsbediening RC-D1 is circa 4 meter. Op deze bladzijden leest u hoe u de camera voor gebruik met de afstandsbediening instelt en hoe u er foto’s en films mee opneemt. Kijk op blz. 126 voor afspelen via de afstandbediening. Op blz. 127 leest u hoe u de batterij vervangt. Camera instellen voor afstandsbediening Gebruik de afstandsbediening binnen het hiernaast aangegeven gebied.
Gebruik van de afstandsbediening Zend-venster Plaats de camera op statief en richt het scherpstelkader op het onderwerp. Ontspanknop Richt het zend-venter van de afstandsbediening naar de gecombineerde afstandsbedienings-ontvanger/zelfontspannerlamp. Stuureenheid Door op de informatietoets te drukken wijzigt u de weergave, zie blz. 43. Digitale zoom De digitale zoom (blz. 102) wordt geactiveerd met de toetsen voor de digitale zoom.
Bracketing Met deze transportstand maakt u een uit drie opnamen bestaand belichtingstrapje. Hiermee maakt u van een statisch onderwerp drie opnamen achtereen, die onderling van belichting of witbalans verschillen. 0.3EV bracket De bracketing-stand wordt ingesteld met de transportstand-toets en de stuureenheid (blz. 76). :move :sel. :enter Belichtingsbracketing - de volgorde van de drie opnamen is: normale belichting (zoals bepaald door de camera), onderbelichting en overbelichting.
Bepaal de beeldcompositie zoals beschreven bij de basistechniek opname (blz. 30). 1 Om een bracketing-reeks te maken houdt u de ontspanknop ingedrukt (1); er worden drie opnamen achtereen gemaakt. Normaal Normaal Onder Onder Over 0,3 LW bracketing Over 0,5 LW bracketing Voor een witbalans-bracketing drukt u eenmaal op de ontspanknop. Van één opname maakt de camera nu drie versies. Teller Bracketingstand De transportstand-aanduiding voor bracketing verschijnt na het instellen.
Continu transport In de stand voor continu-opnamen worden er achtereen opnamen gemaakt zolang de ontspanknop ingedrukt wordt gehouden. De continu-stand werkt als de motordrive van een gewone fotocamera. TIFF en RAW & JPEG beeldkwaliteit kunnen niet worden gebruikt. RAW kan niet worden gebruikt met UHS continu transport. Continuous De continu-transportstand wordt ingesteld met de transportstandtoets en de stuureenheid (blz. 76). :move :sel.
1 Bepaal de beeldcompositie als beschreven bij de basishandelingen opname (blz. 30). Druk de ontspanknop geheel (1) in om de serie te starten. De camera blijft opnamen maken tot het maximum aantal beelden is gemaakt of de ontspanknop wordt losgelaten. De ingebouwde flitser kan worden gebruikt met standaard en high speed continu-transport, maar de opnamefrequentie wordt lager omdat de flitser tijd moeten hebben om tussen de opnamen door op te laden.
OPNAMEMENU In de opnamestand drukt u op de menu-toets om het menu te activeren. Met de menu-toets sluit u het menu na het verrichten van de instellingen. Gebruik de vierwegtoetsen van de stuureenheid om de cursor in het menu te verplaatsen. Druk op de centrale toets van de stuureenheid om een instelling te openen. Navigeren door het opnamemenu Activeer het opnamemenu met de menu-toets. Tab 1 bovenin het menu is gemarkeerd.
Beeldresolutie instellen (blz. 86). Image size Quality Spot AE area Flash control AEL button Reset 3264x2448 Fine Center spot Auto AE hold – Bestandstype en compressie instellen (blz. 86). Locatie spotmeetveld Flex Scherpstelpunt instellen (blz. 90). Keuze tussen automatische en handmatige flitssturing (blz. 90). Functie van de AEL-toets regelen (blz. 92). Functies opnamemenu terugzetten (blz. 93). Verscherping verhogen of verlagen (blz. 94). Sharpness Date imprint Inst.
Beeldgrootte (Image size) en beeldkwaliteit (Quality) Beeldgrootte en -kwaliteit worden ingesteld in sectie 1 van het opnamemenu (blz. 84). Veranderingen zijn te zien in de rechter bovenhoek van het zoeker/monitorbeeld. 3264 3264 2560 2080 1600 640 3264 x 2448 3264 x 2176 3:2 2560 x 1920 2080 x 1560 1600 x 1200 640 x 480 RAW RAW+ X.FIN FINE STD. RAW beeld RAW & JPEG beeld Extra fijn JPEG beeld Fijn JPEG beeld Standaard JPEG beeld De beeldgrootte heeft invloed op het aantal pixels van een beeld.
Het aantal beelden dat u op een geheugenkaart kunt opslaan wordt bepaald door de capaciteit van de kaart en de bestandsgrootte van de opnamen. Op één geheugenkaart kunnen beelden van uiteenlopende beeldgrootte worden opgeslagen. De werkelijke bestandsgrootte wordt bepaald door de inhoud van het beeld. Opnamen met veel details kunnen minder sterk worden gecomprimeerd dan andere.
Over RAW beeldkwaliteit In de kwaliteitsstand RAW staat de beeldgrootte vast ingesteld op de grootste stand. De beeldgrootte wordt niet in de zoeker/monitor weergegeven. Digitale zoom, vergroot weergeven, datum-imprint en de print-functies kunnen niet worden gebruikt. In tegenstelling tot bij de andere kwaliteitsstanden is de RAW beeldinformatie onbewerkt. Om het beeld te gebruiken moet de informatie eerst verder worden verwerkt. Daarvoor is de DiMAGE Viewer software nodig.
Over beeldgrootte en resolutie De beeldgrootte varieert met het aantal pixels waaruit het beeld is opgebouwd. Hoe hoger de resolutie, des te groter kan het beeld worden weergegeven. Bij weergave op dezelfde resolutie schijnen beelden even gedetailleerd te zijn, maar de afmetingen van een beeld nemen toe met het aantal pixels. Op het 640 x 480 pixels beeld na zijn alle beelden te groot om deze bladzijde te worden afgebeeld.
Spotmeetveld (Spot AE area) Gebruikt u spotmeting (blz. 69) in combinatie met het Flex Scherpstelpunt (blz. 48), dan kan het midden van het live-beeld de positie van het spotmeetveld zijn, maar het is ook mogelijk het spotmeetveld te koppelen aan het Flex Scherpstelpunt. De keuze tussen deze twee opties wordt gemaakt in sectie 1 van het opnamemenu (blz. 90). Centrale spot Met Flex Scherpstelpunt Flitssturing (Flash control) U kunt kiezen tussen automatische en handmatige flitssturing.
Het flitsvermogen en de aanduiding voor handmatige flitssturing verschijnt in het zoeker/monitorbeeld wanneer de flitser wordt uitgeklapt. Flitsvermogen Onderstaande tabel geeft bij benadering de richtgetallen, voor de berekeningen die nodig zijn voor handmatige flitsregeling. De bijvermelde berekeningen zijn nuttig voor het bepalen van richtgetal (RG), diafragma (fn) en de benodigde afstand tussen flitser en onderwerp.
AEL-toets Door de AEL-toets ingedrukt te houden vergrendelt u de belichting. De belichting blijft na de opslag van de opname vergrendeld totdat de AEL-toets wordt losgelaten (hold-instelling) of opnieuw wordt ingedrukt (toggle-instelling). De werking van de toets is te regelen in sectie 1 van het opnamemenu (blz. 84). Image size Quality Spot AE area Flash control AEL button Reset 92 AE hold - Standaardinstelling. Druk de AEL-toets in en houd hem ingedrukt om de belichting te vergrendelen.
Terugzetten opnamestand (Reset) U kunt de opnamefuncties terugzetten op standaard in sectie 1 van het opnamemenu (blz. 84). Indien geselecteerd verschijnt een bevestigingsscherm; kiest u “Yes” dan keert de camera terug naar onderstaande instellingen, “No”heft de handeling op. Trillingsonderdrukking (Anti-shake) Scherpstelstand (Focus mode) AF-veld-stand (AF-area mode) Belichtingscorrectie (Exp. comp.
Verscherping (Sharpness) De verscherping van het beeld is instelbaar. De instelling moet voorafgaand aan de opname worden uitgevoerd. De verscherping wordt ingesteld in sectie 2 van het opnamemenu (blz. 84). Is er een andere instelling dan normaal geselecteerd, dan verschijnt de verscherpingsaanduiding. Hard (+) - Verhoogt de scherpte van contouren in beeld; benadrukt detaillering. Normal - Normale stand. Soft (–) - Verzacht scherpe details in de opname. Sharpness Date imprint Inst.
Datum in beeld (Date imprinting) Het is mogelijk datum en tijd van opname direct in een foto op te nemen. Deze functie moet worden geactiveerd voordat het beeld wordt opgenomen. Is de functie geactiveerd, dan blijft hij actief totdat hij wordt teruggezet. Er verschijnt een gele balk onder de opnameteller in de zoeker/monitor om aan te geven dat de functie actief is. Het in beeld opnemen van datum en tijd is niet mogelijk in de kwaliteitsstanden RAW en RAW & JPEG.
Directe weergave (Instant playback) Nadat een afbeelding is gemaakt, kan deze één, twee, vijf of tien seconden op de display worden getoond, voordat de afbeelding wordt opgeslagen. Instant playback is geactiveerd en de lengte van de weergave periode is vastgesteld in sectie 2 van het opname menu (p.84). Sharpness Date imprint Inst.
Full-time AF Full-time AF stelt bij gebruik van Spot AF-veld en het Flexibele Scherpstelpunt continu scherp, waardoor het zoeker/monitorbeeld altijd scherp is. Hierdoor wordt de scherpsteltijd voor een opname bekort. Full time AF wordt ingesteld in sectie 2 van het opnamemenu. Uitschakelen van full-time AF levert stroombesparing op. Directe handmatige scherpstelling (Direct manual focus) Met directe handmatige scherpstelling kunt u de door de camera vergrendelde scherpstelling bijregelen.
Geheugen - camera-instellingen opslaan U kunt vijf sets camera-instellingen opslaan in sectie 3 van het opnamemenu. Zo kunt u onder regelmatig terugkerende omstandigheden snel alle nodige instellingen realiseren, zonder ze stuk voor stuk te hoeven uitvoeren.
Geheugen oproepen (Memory recall) U kunt camera-instellingen die met de functietoets zijn opgeslagen oproepen met de belichtingskeuzeknop. Zet de belichtingskeuzeknop in de geheugenoproepstand (Memory Recall - MR) (1); het register-selectiescherm wordt geopend.
Instellen Digitale onderwerpsprogramma’s U kunt de geheugenregisters die voor camera-instellingen worden gebruikt toewijzen aan de standen voor de Digitale Onderwerpsprogramma’s op de belichtingskeuzeknop. Die instelling vindt plaats in sectie 3 van het opnamemenu (blz. 84). Er zijn twee opties: DSP - de Digitale Onderwerpsprogramma’s zijn actief op het belichtingskeuzewiel. Memory DSP set Noise reductn Monitor amp. Manual exp. Digital zoom – DSP On Auto Exp.
Monitorversterking (Monitor amp.) De opties voor monitorversterking sturen de weergave van het livebeeld. Er zijn twee instellingen. Auto - als bij weinig licht de cameragevoeligheid tot z’n maximum is verhoogd treedt de automatische monitorversterking in werking om het monitorbeeld zichtbaar te houden. Wordt het real-time histogram (blz. 43) gebruikt, dan is het gebaseerd op het versterkte monitorbeeld, niet op de eigenlijke belichtingswaarden. Memory DSP set Noise reductn Monitor amp. Manual exp.
Digitale zoom Memory DSP set Noise reductn Monitor amp. Manual exp. Digital zoom – DSP On Auto Exp. priority Interpolate Met de digitale zoom verlengt u het bereik van de optische zoom. De maximale vergroting is afhankelijk van de instelling voor digitale zoom en de stand van de optische zoom. De digitale zoom kan niet worden gebruikt bij RAW en RAW&JPEG beeldkwaliteit, UHS continu transport of de Flex Digitale Loep. De digitale zoom wordt geactiveerd in sectie 3 van het opnamemenu (blz. 84).
FOTOGRAFISCHE BASISPRINCIPES Fotograferen is een waardevolle en aangename bezigheid. Met de moderne cameratechniek wordt u gelukkig veel meet- en regelwerk uit handen genomen. Kennis van de nu volgende basisprincipes zal u helpen uw foto's nog meer naar uw hand te zetten. Het diafragma, de regelbare opening in het objectief, regelt niet alleen de hoeveelheid doorgelaten licht, maar ook de scherptediepte; dat is de zone voor en achter het onderwerp waarin alles scherp wordt weergegeven.
Over belichtings- en flitscorrectie Soms wordt de belichtingsmeter van de camera door de omstandigheden misleid. Dan biedt de belichtingscorrectie uitkomst. Zo kan bijvoorbeeld een zeer licht tafereel, zoals een sneeuwlandschap of een zonbeschenen wit strand, te donker op de opname komen. Pas dan voordat u de opname maakt de belichting aan met een correctie van +1 of +2 LW. Gemeten belichting –1,0 LW –2,0 LW In dit voorbeeld leidde het donkere water tot overbelichting, waardoor het beeld te licht werd.
Wat is een LW? +2,0 LW 4x zoveel licht LW staat voor lichtwaarde. Een verandering van 1 LW geeft een verdubbeling of halvering van de belichting. +1,0 LW 2x zoveel licht 0,0 LW Gemeten belichting –1,0 LW 1/2x zoveel licht –2,0 LW 1/4x zoveel licht Lichtbronnen en kleur Het menselijk oog past zich uitstekend aan verschillende lichtomstandigheden aan. Het papier van deze gebruiksaanwijzing ziet er wit uit, ongeacht het type verlichting. De fotografie is minder flexibel.
FILMSTAND 1 Films opnemen Deze camera kan digitale video met geluid opnemen. Zet de camera in de filmopnamestand (1). Voordat u opneemt geeft de opnameteller de maximum opnametijd voor de te maken filmclip aan. De duur van de filmclip is afhankelijk van beeldgrootte en beeldfrequentie, en van de beschikbare ruimte op de geheugenkaart. De maximale opnameduur is 15 minuten; bij weinig licht kan deze tijd ook korter zijn. Beeldgrootte en beeldfrequentie kiest u in het filmmenu (blz. 108).
Navigeren door het filmmenu Druk in de filmstand op de menutoets om het filmmenu op te roepen. Als u klaar bent met uw instellingen sluit u het menu met opnieuw de menu-toets. Gebruik de vierwegtoetsen van de stuureenheid om de cursor door het menu te verplaatsen. Door op de centrale toets van de stuureenheid te drukken wordt een instelling bevestigd. Activeer het opnamemenu met de menu-toets. Tab 1 bovenaan het menu is gemarkeerd. Scroll met de op/neer-toetsen door de menu-opties.
Beeldgrootte en beeldfrequentie Films kunt u in drie formaten opnemen: 800x600, 640x480 en 320x240. Hoe groter het beeld, des te hoger is beeldkwaliteit en des te groter zijn de beeldbestanden. De beeldgrootte wordt ingesteld in het filmmenu. Films kunnen worden opgenomen met twee beeldfrequenties: 15 bps of 30 bps. 800 x 600 films kunnen alleen worden opgenomen op 15 bps. Hoe hoger de frequentie, des te vloeiender worden bewegingen weergegeven en des te groter wordt het filmbestand.
Night Movie - voor opnamen bij weinig licht. De stand Night Movie kunt u ook onder normale lichtomstandigheden gebruiken, maar door fel licht buitenshuis kan het belichtingsbereik overschreden worden. Standard movie - voor filmopnamen onder normale lichtomstandigheden. Filmstand terugzetten (Reset) Met deze stand zet u de filminstellingen terug op standaard.
GEAVANCEERDE WEERGAVE In dit hoofdstuk leest u hoe u filmopnamen afspeelt en hoe u andere afspeelfuncties gebruikt. U ziet hoe u door het menu navigeert, vervolgens worden de menu-onderdelen toegelicht. Films afspelen Films kunnen met de camera worden afgespeeld. Filmbestanden zijn gemarkeerd met een aanduiding onderin het scherm. Play Druk op de centrale toets van de stuureenheid om het bestand af te spelen.
Filmbeeld vastleggen Het is mogelijk een beeldje uit een filmclip te kopiëren en als foto op te slaan. Het gekopieerde beeld heeft dezelfde beeldgrootte als de oorspronkelijke film. Deze functie is niet beschikbaar tijdens het afspelen van een diashow. Druk tijdens het afspelen op de centrale toets van de stuureenheid om de filmweergave te pauzeren op het punt waar u het beeld wilt vastleggen.
Navigeren door het weergavemenu Druk in de weergavestand op de menutoets om het filmmenu op te roepen. Als u klaar bent met uw instellingen sluit u het menu met opnieuw de menutoets. Gebruik de vierwegtoetsen van de stuureenheid om de cursor door het menu te verplaatsen. Door op de centrale toets van de stuureenheid te drukken wordt een instelling bevestigd. Activeer het opnamemenu met de menu-toets. Tab 1 bovenaan het menu is gemarkeerd.
Opnamen op de geheugenkaart wissen (blz. 115). Delete Format Lock View folder Folder name Edit movie – – – Single folder 101KM020 – Geheugenkaart formatteren (blz. 116). Opnamen tegen wissen beveiligen (blz. 117). Mappen voor weergave selecteren (blz. 116). Weer te geven mappen opgeven (blz. 116). Ongewenst deel uit film verwijderen (blz. 118). Foto’s automatisch weergeven (blz. 120). Slide show DPOF set Date imprint Index print Cancel print – – Off – – Beelden selecteren voor DPOF printen (blz. 121).
Beeldselectiescherm Wanneer u in een menu een instelling hebt gekozen waarbij beelden moeten worden gemarkeerd verschijnt het beeldselectiescherm. Hier kunt u meerdere beelden selecteren. Met de links/rechts-toetsen van de stuureenheid verplaatst u het gele selectiekader om het beeld te selecteren. U kunt het instelwiel ook gebruiken om de volgende negen beelden op te roepen. :move :sel.
Wissen (Delete) Wissen verwijdert een bestand permanent. Een gewist bestand kan niet meer worden teruggehaald. Let dus goed op wanneer u beelden wist. In sectie 1 het weergavemenu kunt u enkele beelden wissen, maar ook meerdere beelden tegelijk of alle beelden uit een map op de geheugenkaart. Voordat een beeld wordt gewist verschijnt een bevestigingsscherm; “Yes” voert het wissen uit, met “No” ziet u ervan af.
Formatteren (Format) Bij het formatteren van een geheugenkaart wordt alle informatie gewist. Door de geheugenkaart te formatteren wist u alle informatie op de kaart. Zet de informatie die op de kaart is opgeslagen voordat u gaat formatteren over op een computer of een opslagmedium. Vergrendelen van beeldbestanden geeft geen bescherming tegen verlies bij formatteren. Wanneer de formatteer-functie wordt geselecteerd en geopend in sectie 1 van het weergavemenu verschijnt een bevestigingsscherm.
Vergrendelen (Lock) U kunt separate opnamen, enkele opnamen of alle opnamen die in een map op de geheugenkaart zitten vergrendelen in sectie 1 van het weergavemenu. Een vergrendelde opname kan niet worden gewist via het weergave menu of de Quick View/Wissen-toets. Zorg ervoor dat u belangrijke opnamen vergrendelt. Wilt u de opnamen van een specifieke map vergrendelen, selecteer dan Single folder in de optie View folder en roep daaronder de naam op van de map die de beelden bevat (blz. 116).
Filmclips monteren Met de optie Edit-movie in sectie 1 van het weergavemenu kunt u ongewenste delen uit een filmclip verwijderen. De film waarin u de montage wilt uitvoeren moet in de weergavestand op de monitor te zien zijn voordat u het weergavemenu opent. Markeer “Enter” in de optie “Movie edit” en druk op de centrale toets van de stuureenheid om het montagescherm te openen. Filmclips monteren is niet mogelijk wanneer de rode batterijwaarschuwing te zien is.
Preview edit. Druk op de centrale toets van de stuureenheid om het resultaat te bekijken. De pijl boven de balk geeft het weergavebeeld aan. :function :play Pause Rew Fwd Vol Ga als de montage in orde is na het afspelen verder door op de neer-toets te drukken. Wilt u aanpassingen in de montage maken, gebruik dan de op-toets van de stuureenheid om terug te keren naar de vorige stappen en geef begin- en eindpunt opnieuw op. Wilt u de montage afbreken, druk dan op de menutoets. Save edit.
Diashow (Slide show) Sectie 2 van het weergavemenu betreft de dia-show-functie. Hiermee worden alle foto’s en filmclips in een map of op een geheugenkaart automatisch weergegeven in numerieke volgorde. Slide show DPOF set Date imprint Index print Cancel print – – Off – – Druk op centrale toets van de stuureenheid om de presentatie te pauzeren en te herstarten. Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om naar de volgende of vorige foto te gaan.
Over DPOF Deze camera wordt ondersteund door DPOF™ versie 1.1. DPOF (Digital Print Order Format) maakt het mogelijk direct vanuit de camera prints van foto’s te (laten) maken. Na het vormen van een DPOF orderbestand kunt u de geheugenkaart simpelweg inleveren bij een foto-afwerkadres, of u steekt de kaart in de sleuf van een DPOF compatible printer. Is een DPOF bestand aangemaakt, dan wordt er op de geheugenkaart automatisch een ‘misc.’ map aangemaakt om het in op te slaan (blz. 148).
Kiest u voor een enkel beeld of voor alle beelden uit een map, dan verschijnt een scherm waarin gevraagd wordt hoeveel prints er van elke opname moeten worden gemaakt; het maximum is negen prints per beeld. Gebruik de op/neer-toetsen van de stuureenheid om het aantal in te stellen. Hebt u een DPOF bestand gemaakt waarmee alle opnamen in een map worden geprint, dan worden opnamen die daarna aan de map worden toegevoegd niet geprint. DPOF bestanden die met andere camera’s zijn gemaakt worden niet verwerkt.
Printen opheffen (Cancel print) Nadat een printopdracht is verwerkt blijft het DPOF orderbestand gewoon op de geheugenkaart aanwezig; u moet het zelf wissen. De optie Cancel print in sectie 2 van het weergavemenu wist het DPOF bestand. Is deze instelling geselecteerd, dan verschijnt er een bevestigingsscherm; “Yes” voert de handeling uit en heft de print- en indexprint-opdracht op.
De Copy en E-mail Copy functies hebben twee menu-opties: This frame - Hiermee kopieert u beeld dat wordt weergegeven of dat is gemarkeerd in de weergavestand. Copy – E-mail Copy – Mag.Setup X2.0 Marked frames - Hier mee kopieert u een of meer beelden in de geselecteerde map of op de geheugenkaart. Is deze functie gekozen, dan verschijnt het beeldselectiescherm (blz.
Copy Copying to camera memory. Change card. Copying to card. Copying completed. Wanneer de boodschap “change card” oplicht dient u de geheugenkaart uit de camera te verwijderen en de andere kaart te plaatsen waarop u de bestanden wilt wegschrijven. Druk op de centrale toets van de stuureenheid om verder te gaan. Enter Wacht totdat het bericht verschijnt dat het kopiëren is voltooid.
Weergave met behulp van de afstandsbediening De draadloze afstandsbediening kan ook in de weergavestand worden gebruikt. De meeste weergavefuncties zijn ermee uitvoerbaar. Op blz. 78 vindt u informatie over het bereik van de afstandsbediening. Het zendvenster moet naar het afstandsbedieningsvenster/zelfontspannerlampje worden gericht. Zendvenster Stuureenheid- Met de links/rechts-toetsen scrollt u door de beelden met enkelvoudige en indexweergave (blz. 39, 40). Met de op-toets roept u het histogram (blz.
Verwisselen van de batterij Normaal knippert het zelfontspannerlampje als er een signaal van de afstandsbediening is ontvangen. Gebeurt dat niet meer, dan dient de batterij te worden vervangen. De afstandsbediening maakt gebruik van een 3V CR2025 lithium batterij. Schuif de ontgrendeling in de aangegeven richting (1) en schuif de batterijhouder (2) uit de afstandsbediening. Pas op dat u de batterij niet laat vallen. 1 2 Vervang de batterij als aangegeven, met de positieve pool naar beneden.
Weergave op de televisie Het is mogelijk gemaakte opnamen op uw televisie weer te geven. De camera heeft een video-uitgang, waarmee u hem met behulp van de meegeleverde AV-kabel kunt aansluiten. De camera is compatible met zowel de PAL- als de NTSC-standaard. U kunt controleren voor welk van deze twee systemen de camera is ingesteld in sectie 1 van het setup-menu (blz. 132). 1.Schakel televisie en camera uit. 2. Steek de enkel stekker van de AV-kabel in de AV-uitgang van de camera. 3.
SETUP-MENU Met het setup-menu regelt u de camerafuncties. De tekst voor navigatie geeft aan hoe u het menu gebruikt. Daarna komt gedetailleerde informatie over de menu-instellingen. LCDbrightness Lens acc. Transfer mode Date/Time set Video output Language – None Data storage – NTSC English Setup-menu openen U kunt het setup-menu op twee manieren openen. Om direct in het menu te komen houdt u de shift-toets ingedrukt (1) en drukt u op de menu-toets (2) om het setup-menu te openen.
Navigeren door het Setup-menu Op blz. 129 leest u hoe u het setup-menu opent. Met de vierwegtoetsen van de stuureenheid (1) navigeert u door het menu. Met indrukken van de stuureenheid wordt een instelling geactiveerd. Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om de gewenste tab te laten oplichten; de menu’s veranderen met de tabs mee. Wordt de gewenste menusectie weergegeven, gebruik dan de op/neer-toetsen om door de menu-opties te scrollen.
Verkorte toetscombinaties weergeven (blz. 134). Shortcut help File # memory Folder Name Select folder New folder – Off Std. form 101KM020 – Reset default Audio signals Focus signal Shutter FX Volume Power save – 1 1 1 2 3 min. Bestandsnummergeheugen activeren (blz. 136). Type bestandsnaam selecteren (blz. 136). Bestemmingsmap voor gemaakte opnamen selecteren (blz. 137). Nieuwe map aanmaken (blz. 137). Camerafuncties terugzetten (blz. 138). Audiosignalen wijzigen of uitzetten (blz. 140).
LCD-helderheid (LCD Brightness) U kunt de helderhei van zoeker en LCD-monitor onafhankelijk van elkaar instellen. Selecteer de zoeker (EVF) of de monitor met sectie 1 van het setup-menu; de gekozen zoeker/monitor wordt automatisch ingeschakeld en het helderheidsscherm verschijnt. LCDbrightness Monitor Lens acc. EVF Transfer mode Date/Time set Video output Language Set LCD brightness De helderheid is op elf niveaus instelbaar.
Overspeelstand (Transfer mode) De overspeelstand moet worden ingesteld op basis van wat er met het beeld gaat gebeuren: overspelen naar een computer of beelden printen met een PictBridge compatible printer. De overspeelstand kan worden geselecteerd in sectie 1 van het setup-menu. Kies de gewenste optie: Data storage - voor het overspelen van beelden van de camera naar de computer.
Taal (Language) De taal van de menu’s kan worden veranderd in sectie 1 van het setup-menu. Kijk op blz. 29 voor het instellen van de taal. Hulp toetscombinaties (Shortcut help) De hulp voor toetscombinaties in sectie 2 van het setup-menu toont toetscommando's voor het openen van het scherm voor LCD-helderheid, het veranderen van het zoekerscherm, het openen van het setup-menu, het terugzetten op standaard van de camera en het openen van het scherm voor witbalanskalibratie.
LCDbrightness Lens acc. Transfer mode Date/Time set Video output Language – None Data storage – NTSC English Houd de shift-toets ingedrukt (1) en druk op de menu-toets om het setup-menu te openen. 2 1 Houd de shift-toets ingedrukt (1) druk op de Quick View/Wissen-toets (2) om de camera terug te zetten. Met deze toetscombinatie zet u, afhankelijk van de stand van de keuzeschakelaar, alleen de opnamestand of de weergavestand terug. Kijk op blz.
Geheugen bestandsnummering (File Number (#) Memory) Wanneer het geheugen voor bestandsnummering is geselecteerd dan krijgt na het aanmaken van een nieuwe map het eerstvolgende nieuwe bestand een nummer dat 1 hoger is dan het laatst opgeslagen bestand. Wordt het geheugen voor bestandsnummers uitgeschakeld, dan krijgt elke nieuwe opname een nummer dat 1 hoger is dan het laatst opgeslagen nummer in de map.
Map selecteren (Select Folder) Met deze optie in sectie 2 van het setup-menu kunt u bestaande mappen selecteren. Bij Quick View en de weergavestand kunnen de beelden uit de geselecteerde map worden weergegeven of bewerkt tenzij de optie All folder werd gekozen in de optie View folder van het weergavemenu (blz. 116). In de opnamestand moet de optie Folder name in sectie 2 van het setup-menu worden ingesteld op standaard, om de map te selecteren waarin nog op te nemen beelden worden geplaatst.
Terugzetten op standaard (Reset Default) Deze optie in sectie 3 van het setup-menu zet alle camerastanden terug op standaard: opname, film, weergave en setup. Kijk voor het terugzetten van de opname- en de filmstand op blz. 93 en 109. Na selectie verschijnt een bevestigingsscherm; “Yes” kiezen zet de volgende functies en instellingen terug, “No” heft de handeling op. Monitorweergave Weergavestand (Display mode) LCD-monitor blz.
Opnamemenu Beeldgrootte (Image size) Beeldkwaliteit (Image quality) Spot AF-veld (Spot AE area) Flitssturing (Flash control) AEL-toets (AEL button) Verscherping (Sharpness) Datum in beeld (Date imprinting) Directe weergave (Instant playback) Full-time AF Directe handmatige scherpstelling (DMF) Geheugen (Memory) DSP setup Ruisonderdrukking (Noise reduction) Monitorversterking (Monit.
Weergavestand Weergavemethode (Display format) Map bekijken (View folder) Instelling vergroting (Magnification setup) Datum in beeld (Date imprint) Volledige weergave (Full display) Alle mappen (All folders) x2,0 Uit blz. 40 blz. 116 blz. 120 blz.
Shutter FX Een sluitergeluid geeft audio-informatie wanneer de sluiter wordt ontspannen. Het geluid kan worden uitgeschakeld in sectie 3 van het setup-menu (blz. 130). Er zijn twee sluitergeluiden beschikbaar: signaal 1 gebruikt het sluitergeluid van de Dynax 9. Signaal 2 gebruikt het mechanische sluitergeluid van de legendarische Minolta CLE. Volume Het volume van de audiosignalen en geluidseffecten kan worden verhoogd of verlaagd in sectie 3 van het setup-menu (blz. 130).
OVERSPEELSTAND Lees dit hoofdstuk goed door voordat u de camera met een computer verbindt. Details over het gebruik en de installatie van de DiMAGE Viewer software vindt u in software-gebruiksaanwijzing. De DiMAGE gebruiksaanwijzingen geven geen informatie over de beginselen van het werken met computers en hun besturingssysteem. Kijk daarvoor in de gebruiksaanwijzing die bij uw computer hoort.
Camera op een computer aansluiten Gebruik wanneer u de camera op de computer aansluit een volledig geladen batterij. Het gebruik van een netstroomadapter (apart verkrijgbaar) is overigens te prefereren boven batterijvoeding. Gebruikers van Windows 98 dienen voordat ze de camera op de computer aansluiten eerst de tekst te lezen over de computeraansluiting bij hun besturingssystemen. 1.Start de computer. De computer moet aan staan voordat u de camera aansluit. 2.Open het deksel.
Verbinding met Windows 98 / 98 Second Edition De driver hoeft maar eenmaal te worden geïnstalleerd. Hij kan automatisch worden geïnstalleerd, met de DiMAGE installer, of handmatig met de wizard voor nieuwe hardware van het besturingssysteem. Tijdens de installatie vraagt het besturingssysteem om de Windows 98 CD-ROM; plaats die in de CDROM drive en volg de verdere instructies op het scherm. Voor andere Windows besturingssystemen is geen speciale driver-software nodig.
Handmatige installatie Wilt u de Windows 98 driver handmatig installeren, volg dan eerst de instructies voor het aansluiten van de camera op de computer op blz 143. Wanneer de camera op de computer is aangesloten merkt het besturingssysteem dat er nieuwe hardware is aangesloten en de wizard voor nieuwe hardware wordt geopend. Plaats de DiMAGE software CD-ROM in de CDROM drive. Klik op Volgende. Klik de aanbevolen optie (recommended) aan. Klik daarna op Volgende.
De wizard voor nieuwe hardware zal de locatie van de driver bevestigen. Een van deze drie drivers zal worden gevonden: MNLVENUM.inf, USBPDR.inf of USBSTRG.inf. De letter van de CD-ROM drive kan per computer verschillen. Klik op Volgende om de driver in het systeem te installeren. Het laatste venster zal de installatie van de driver bevestigen. Klik op Voltooien om de wizard voor nieuwe hardware af te sluiten. Herstart de computer.
Automatische spaarschakeling (overspeelstand) Krijgt de camera niet binnen tien minuten een lees- of schrijfopdracht, dan schakelt hij zich uit om stroom te sparen. Schakelt de camera zichzelf uit, dan kan een waarschuwing voor een incorrecte afsluiting op de computer-monitor verschijnen. Klik dan op "OK". Camera en computer ondervinden hier geen schade van. Ontkoppel de USB-kabel en zet de camera uit. Herstel de USB-verbinding door de kabel opnieuw aan te sluiten en de camera weer aan te zetten.
Werken met mappen op de geheugenkaart Is de camera eenmaal aangesloten op de computer, dan kunt u beeld- en geluidsbestanden openen door simpelweg dubbel te klikken op de symbolen ervan. Overzetten van beelden en geluidsopnamen kunt u uitvoeren door bestanden met de muis naar de computer of een map van de computer te slepen. Drive-symbool Bestanden en mappen op de geheugenkaart kunt u via de computer wissen. Bestandsnamen veranderen of andersoortige bestanden op de De map Misc.
Bestandsnamen beginnen met "PICT," gevolgd door een viercijferig bestandsnummer plus een mrw, jpg, jpe, mov, of thm extensie. De thumbnails (thm) worden door de camera en de DiMAGE Viewer gebruikt. Wordt er een nieuwe map aangemaakt, dan zal het getal van de eerste drie tekens 1 hoger zijn dan de het hoogste mapnummer op de kaart. Komt het indexnummer in de bestandsnaam boven 9.999, dan wordt er een nieuwe map aangemaakt met een nummer dat 1 hoger is dan het hoogste mapnummer op de geheugenkaart: bijv.
Camera van de computer loskoppelen Ontkoppel de camera nooit wanneer het toegangslampje rood brandt – de informatie of de geheugenkaart zelf kan er door beschadigen. Windows 98 / 98 second edition Het toegangslampje mag niet branden. Zet de camera uit en ontkoppel de USB-kabel. Windows Me, 2000 professional en XP Klik met de linker muisknop op het symbool voor het ontkoppelen van hardware in de taakbalk. Er verschijnt een venster met het apparaat dat kan worden afgesloten.
De te stoppen apparaten worden in een lijst weergegeven. Markeer het apparaat door er op te klikken en klik op "Stop”. Er verschijnt een bevestigingsscherm, met daarin de af te sluiten apparaten. "OK" zal het apparaat stoppen. Het derde en laatste scherm verschijnt om aan te geven dat de camera nu veilig van de computer kan worden losgekoppeld. Klik op OK. Zet de camera uit en ontkoppel de USB-kabel.
Geheugenkaart verwisselen (Overspeelstand) Pas goed op wanneer u geheugenkaarten verwisselt terwijl de camera met de computer verbonden is. Bij verkeerde handelingen kan er beeldinformatie verloren gaan. Kijk altijd goed of het toegangslampje niet rood brandt voordat u de geheugenkaart verwijdert. Windows 98 / 98 second edition 1. Zet de camera uit 2. Verwissel de geheugenkaart. 3. Zet de camera aan om de USB-verbinding tot stand te brengen. Windows Me, 2000 professional en XP 1. 2. 3. 4.
Driver-software verwijderen – Windows 1. Plaats een geheugenkaart in de camera en verbind hem met een USB-kabel met de computer. Tijdens deze procedure moeten andere apparaten niet zijn aangesloten. 2. Rechts-klik op Deze Computer en kies “Eigenschappen” uit het menu. Windows XP: ga van het Start-menu naar het Configuratiescherm. Klik op Prestaties en onderhoud. Klik op “Systeem” om het venster met eigenschappen te openen. 3.
PictBridge Controleer of de overspeeloptie (transfer) in sectie 1 van het Setupmenu is ingesteld op PTP. Sluit de camera aan op een PictBridge compatible printer, met de USB-kabel van de camera. De grote stekker moet in de printer worden gestoken. Open het aansluitdeksel en steek de kleine stekker van de USB-kabel in de camera. Zet de camera aan; het PictBridge scherm verschijnt automatisch.
No. of prints: Print size: Layout: Print quality: Data print: 7 Printer setup Printer setup Printer setup Printer setup Het aantal prints in de print-run verschijnt, samen met de print-parameters die met het menu werden geselecteerd. Kijk in de tekst over navigeren door het menu op blz. 156 voor meer informatie. Druk op de stuurtoets om het printen te starten, of druk op de menu-toets om terug te keren naar het het PictBridge scherm.
Navigeren door het PictBridge menu Door op de menu-toets (1) te drukken schakelt u het menu in en uit. Beweeg de cursor door het menu met de stuureenheid (2). Door op de centrale toets van de stuureenheid te drukken wordt een instelling geactiveerd. Welke opties u kunt instellen varieert per printer. Activeer het menu met de menutoets. Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om de juiste menutab te markeren; als een andere tab wordt gemarkeerd verandert het menu.
Batch print Index print – – Serieprinten (Batch Print) Batch print in sectie 1 van het menu selecteert alle foto’s op de geheugenkaart om te worden geprint. Er zijn twee opties: All-frames - print alle beelden op de geheugenkaart. Er wordt een scherm geopend waarin het aantal afdrukken kan worden opgegeven. Reset - heft veranderingen op die zijn ingesteld met de batch print optie of het printselectiescherm. Index print Het is mogelijk een index print van alle foto’s op de geheugenkaart te maken.
Papiergrootte (Paper size) Paper size Layout Print quality Data print Paper size Printer setup L Postcard 2L A4 :sel. Printer setup De papiergrootte van de print is instelbaar in sectie 2 van het PictBridge menu. De printer-setup optie gebruikt de grootte die met de printer is ingesteld. Markeer de huidige grootte-instelling in het menu en druk op de centrale toets van de stuureenheid om het papiergroottescherm te openen.
Printkwaliteit De printkwaliteit kan worden ingesteld. De optie Printer-setup gebruikt de kwaliteit die werd ingesteld met de printer. De kwaliteit Fine kan met de camera worden ingesteld. Data print U kunt instellen of er informatie met het beeld mee moet worden geprint. De optie Printer-setup gebruikt de opties die werden ingesteld met de printer. De opnamedatum en bestandsnaam kunnen voor printen worden geselecteerd. Data printen kan met het menu ook worden uitgeschakeld.
PROBLEMEN OPLOSSEN Hieronder wordt een aantal eenvoudige bedieningsproblemen behandeld. Voor verdergaande problemen of defecten, of wanneer bepaalde problemen steeds terugkeren, kunt u het beste contact opnamen met de Technische Dienst van Konica Minolta. Probleem Symptoom Oorzaak Oplossing De batterij is leeg. Laad batterij op (blz. 18). De lichtnetadapter is niet correct aangesloten. Let er goed op dat de polen worden geplaatst volgens de tekening aan de onderkant van het batterijdeurtje (blz.
Probleem Symptoom Oorzaak Oplossing Onderwerp is te dichtbij. Let op dat het onderwerp zich binnen het scherpstelbereik bevindt (0,5 m – oneindig) of gebruik de macrostand (blz. 49). Een speciale scherpstelsituatie staat een goede scherpstelling in de weg (blz. 33). Gebruik de scherpstelvergrendeling om op een object op dezelfde afstand als het onderwerp in te stellen (blz. 32), of stel handmatig scherp (blz. 45).
Probleem Opname-informatie verschijnt, maar het live-beeld is geheel wit of zwart. Onjuiste belichting bij zeer lichte of donkere onderwerpen. De camera schakelt zich soms niet direct uit. Symptoom Oorzaak Oplossing Camera staat op handmatige belichtingsregeling (M). Sluitertijd/diafragma-combinatie geeft extreme onder- of overbelichting van het livebeeld. Verander de sluitertijd- en/of diafragmainstelling totdat er een beeld op de monitor verschijnt (blz. 56). Aanduiding lichtmeetmethode is rood.
Over de kabel van de lithium-ion batterijlader Het netsnoer is afgestemd op de regio van verkoop. Gebruik alleen de kabel van de regio van aankoop.
GROOTHOEKCONVERTER ACW-100 TELECONVERTER ACT-100 CLOSEUP-VOORZETLENS CL49-200 De groothoekconverter ACW-100 verkort de brandpuntsafstand van het objectief van de camera met 0,8x; de teleconverter ACT-100 verlengt de brandpuntsafstand 1,5x. De update CD-ROMs die worden geleverd bij de ACW-100 en ACT-100 dienen NIET te worden gebruikt voor de DiMAGE A200. De closeup voorzetlens CL49-200 verkort de kleinste scherpstelafstand van het objectief tot circa 8 cm.
Reinigen • Is de camera vuil, veeg hem dan zachtjes schoon met een zachte, schone en droge doek. Komt de camera in contact met zand, blaas dan eerst de losse deeltjes weg, anders kan vegen of poetsen tot krassen leiden. • Wilt u het oppervlak van het objectief schoonmaken, blaas dan eerst stof of zand weg; is verdere reiniging nodig, bevochtig dan een lenstissue of een zachte doek met lensreinigingsvloeistof en poets het glas voorzichtig schoon.
Opslagmedia - Voorzorgen en gebruik Geheugenkaarten bevatten elektronische precisiecomponenten. Schade aan een geheugenkaart kan onder meer ontstaan door: • • • • • Onjuist gebruik van de kaart. Buigen, laten vallen, borgstelling aan stoten. Hitte, vocht, direct zonlicht. Statische elektrische ontlading of elektromagnetische velden in de omgeving van de kaart. Verwijdering van de kaart of stroomonderbreking terwijl de camera toegang tot de kaart heeft (lezen, schrijven, formatteren).
Voorzorgen LCD-monitor • De LCD-monitor en de zoeker zijn met high tech precisie vervaardigd; meer dan 99,99 % van de pixels werken naar behoren. Minder dan 0,01 % van de monitorpixels verschijnen als gekleurde of heldere punten; dat is geen defect en heeft geen invloed op het opgenomen beeld. • Oefen geen druk uit op het oppervlak van het LCD-scherm. Er kan permanente schade door ontstaan. • Bij lage temperaturen kan het LCD-scherm tijdelijk donker worden.
TECHNISCHE GEGEVENS Effectief aantal pixels: CCD: Cameragevoeligheid (ISO): Beeldverhouding: Objectiefconstructie: Lichtsterkte: Brandpuntsafstand: Scherpstelbereik: Macrostand: Filterdiameter: Autofocus-systeem: Sluiter: Oplaadtijd ingebouwde flitser: Zoeker-LCD: Monitor-LCD: Beelddekking: A/D-conversie: Opslagmedia: Bestandsformaten: PRINT Image Matching III: Menutalen: AV-output: Batterij: Extra stroombron 168 Technische gegevens 8,0 miljoen 2/3-type interlaced primaire-kleuren-CCD Totaal 8,3 miljoen
Batterijprestaties (opname): Bedrijfstemperatuur: Toegestane luchtvochtigheid: Aantal opnamen: ca. 260 beelden. Gebaseerd op de CIPA standaard met een NP-800 lithium-ion batterij. Continu weergavetijd: ca. 330 minuten. Gebaseerd op de Konica Minolta standaard testmethode met een NP-800 lithium-ion batterij en de LCD-monir ingeschakeld.
Op het product kunt u de volgende merktekens tegenkomen: Dit teken op uw camera geeft aan dat het voldoet aan de eisen van de EU (Europese Unie) op het gebied van apparatuur die storing kan veroorzaken. CE staat voor Conformité Européenne (Europese Conformiteit). FCC Compliance Statement Declaration on Conformity Responsible Party: Konica Minolta Photo Imaging U.S.A. Inc.
FILTERVOORBEELDEN Filterniveaus bij kleurenopnamen +1 +2 +3 +4 +5 –1 –2 –3 –4 –5 ±0 Filterinstellingen bij zwart-witopnamen. Meer over Filtereffecten op blz. 73.
© 2004 Konica Minolta Photo Imaging, Inc. under the Berne Convention and the Universal Copyright Convention.