Operation Manual

04_01
Kontrolle Motorölstand
(04_01, 04_02)
Den Motorölstand regelmäßig prüfen.
ANMERKUNG
BEI SPORTLICHER FAHRWEISE
ODER WENN DAS FAHRZEUG AUF
NASSEN UND STAUBIGEN STRAS-
SEN BZW. AUF UNEBENEM GELÄN-
DE BENUTZT WIRD, MÜSSEN DIE
INSPEKTIONS- UND WARTUNGSAR-
BEITEN DOPPELT SO HÄUFIG VOR-
GENOMMEN WERDEN.
Controle van het peil van de
motorolie (04_01, 04_02)
Controleer regelmatig het peil van de mo-
torolie.
N.B.
WANNEER HET VOERTUIG WORDT
GEBRUIKT IN REGENACHTIGE OF
STOFFIGE ZONES, OP SLECHTE WE-
GEN, OF WANNEER MEN SPORTIEF
RIJDT, MOETEN DE ONDERHOUDS-
HANDELINGEN AAN DE HELFT VAN
HET AANGEDUIDE TIJDSINTERVAL
UITGEVOERD WORDEN.
04_02
Für die Kontrolle:
DIE KONTROLLE DES MOTORÖLS-
TANDS MUSS BEI WARMEM MOTOR
UND MIT EINGEFÜGTEM, ABER
NICHT FESTGESCHRAUBTEM ÖL-
MESSSTAB AUSGEFÜHRT WERDEN.
WIRD DIE ÖLSTANDKONTROLLE BEI
KALTEM MOTOR AUSGEFÜHRT,
KÖNNTE DAS ÖL ZEITWEISE UNTER
DEN ''MIN''-FÜLLSTAND SINKEN.
DIES STELLT KEIN PROBLEM DAR,
ES SEI DENN DIE ALARM-KON-
TROLLLAMPE UND DAS ICON MO-
TORÖLDRUCK AM DISPLAY LEUCH-
TEN GLEICHZEITIG AUF.
Voor de controle:
DE CONTROLE VAN HET PEIL VAN
DE MOTOROLIE MOET UITGEVOERD
WORDEN BIJ WARME MOTOR, EN
MET DE STOK INGEVOERD MAAR
NIET VASTGEDRAAID.
WANNEER MEN DE CONTROLE VAN
HET PEIL VAN DE MOTOROLIE BIJ
KOUDE MOTOR UITVOERT, KAN DE
OLIE TIJDELIJK ONDER HET ''MIN''
PEIL DALEN.
DIT VORMT GEEN ENKEL PRO-
BLEEM, MITS DE CONTROLELAMP
VAN HET ALARM EN DE ICOON VAN
DE DRUK VAN DE MOTOROLIE OP
73
4 Wartung / 4 Onderhoud