Operation Manual

22 Verhelpen van storingen
7. Verhelpen van storingen
Voeding/koppelingindicator op het oudertoestel gaat niet
branden
Controleer of het oudertoestel is ingeschakeld.
Controleer of de meegeleverde batterij goed is geïnstalleerd en opgeladen.
Het oudertoestel opladen door het apparaat op het lichtnet aan te sluiten.
Voeding/Koppeling-indicator op het babytoestel knippert
Het babytoestel is mogelijk niet gekoppeld met het oudertoestel. Zie
paragraaf4.8 om het babytoestel te koppelen.
Het oudertoestel en babytoestel kunnen buiten elkaars bereik zijn.
Verminder de afstand tussen de toestellen, maar op minimaal 1 meter
onderlinge afstand.
Het babytoestel kan zijn uitgeschakeld. Schuif de AAN/UIT-schakelaar op het
babytoestel naar AAN.
pictogram op het oudertoestel knippert
De batterij in het oudertoestel is zwak. Sluit het oudertoestel aan op het
lichtnet met de meegeleverde voedingsadapter.
Het oudertoestel geeft een pieptoon
De verbinding tussen het oudertoestel en het babytoestel kan zijn
verbroken. Verminder de afstand tussen het oudertoestel en het babytoestel,
maar op minimaal 1 meter onderlinge afstand.
Het babytoestel kan zijn uitgeschakeld. Schuif de AAN/UIT-schakelaar op het
babytoestel naar AAN.
De batterij in het oudertoestel is zwak. Sluit het oudertoestel aan op het
lichtnet met de meegeleverde voedingsadapter.
Het alarm klinkt. Druk op een willekeurige knop om het alarm te resetten, of
zet het alarm uit op het menu als het niet gebruikt wordt.
• Het temperatuuralarm klinkt. Controleer de temperatuur, en indien nodig
stel het bereik in. Schakel het alarm uit als het niet is vereist.