Handleiding NAVIGON 3100 | 3110
Handelsmerken Alle merk- en productnamen zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van de betreffende bedrijven. Opmerking Wijzigingen aan de inhoud van deze handleiding zijn voorbehouden.
Inhoudsopgave 1 Aanwijzingen en waarschuwingen ............................................................ 3 2 Aan de slag .................................................................................................. 5 2.1 Kennismaken met de hardwarecomponenten....................................... 5 Componenten aan de voorzijde ............................................................ 5 Componenten aan de achterzijde .........................................................
1 Aanwijzingen en waarschuwingen z Bedien het apparaat met het oog op uw eigen veiligheid niet tijdens het rijden. z Gebruik het apparaat met de nodige voorzichtigheid. Dit apparaat is een navigatiehulpmiddel. Informatie over richting, afstand, locatie of topografie is mogelijk niet correct. z De berekende route dient uitsluitend als oriëntatiehulp. Let altijd goed op de verkeersborden, maximumsnelheden en wegversperringen.
z Als u het apparaat in een voertuig gebruikt, heeft u een houder nodig. Bevestig deze op een geschikte plek, waar deze noch het zicht van de bestuurder noch de werking van airbags belemmert. Het zicht van de bestuurder mag niet worden belemmerd. Bevestig de houder niet in het bereik van airbag-afdekkingen. 4 Leg het apparaat niet los op het dashboard. Bevestig de houder niet in het werkingsbereik van airbags.
2 Aan de slag 2.1 Kennismaken met de hardwarecomponenten OPMERKING: De kleur van uw navigatie-apparaat kan afwijken van de kleur die is weergegeven in de afbeeldingen in deze handleiding. Componenten aan de voorzijde Nr. Component Beschrijving n Touchscreen Dient voor aanduiding. Druk op het beeldscherm om menuopdrachten te selecteren of gegevens in te voeren. o Laadindicatie Brandt felgeel, wanneer de accu wordt geladen. Brandt groen, wanneer de accu helemaal is opgeladen.
Componenten aan de achterzijde Nr. Component n Luidspreker Beschrijving Uitvoer van geluid en spraak. Componenten aan de rechterzijde Nr. Component Beschrijving n SD/MMC-sleuf Sleuf voor een SD- (Secure Digital) of MMC(MultiMediaCard) kaart voor toegang tot gegevens zoals b.v. navigatiekaarten.
Componenten aan de bovenzijde Nr. Component Beschrijving n Aansluiting voor Met deze aansluiting (achter het rubber kapje) kunt u een optionele, externe GPS-antenne met magneetbevestiging gebruiken, die boven op het voertuig kan worden aangebracht. In regio's met een slechte GPS-ontvangst kan zo de ontvangst van de satellietsignalen worden verbeterd. o I/O-toets Schakelt het apparaat in of uit. externe antenne Componenten aan de onderzijde Nr.
2.2 Apparaat voor de eerste keer inschakelen 1. Verzeker u ervan dat uw apparaat van stroom wordt voorzien. (Zie volgend deel) 2. Houd de I/O-toets gedurende 6 seconden ingedrukt, om het apparaat voor de eerste keer in te schakelen. OPMERKING: Gewoonlijk kunt u het apparaat in- of uitschakelen door deze toets kort in te drukken.
2.3 Het apparaat in een voertuig gebruiken Apparaathouder aanbrengen Opgelet: z Kies een geschikte plek voor de apparaathouder. Het zicht van de bestuurder mag in geen geval worden belemmerd. z Wanneer de voorruit is voorzien van een reflecterende coating, heeft u mogelijk een (optionele) externe GPS-antenne nodig, die wordt aangebracht op het dak van het voertuig. Let er bij het sluiten van het portier of het raam op, dat de kabel van deze externe antenne niet wordt beschadigd.
De autolader aansluiten De autolader voorziet uw apparaat van stroom, wanneer u het in een voertuig gebruikt. OPGELET: Sluit de autolader pas na het starten van het voertuig aan, om het navigatie-apparaat te beschermen tegen spanningspieken. 1. Steek de USB-stekker van de autolader in de hiervoor bestemde bus van het navigatie-apparaat. Naar bus voor sigarettenaansteker 2. Steek het andere uiteinde van het laadapparaat in de bus van de sigarettenaansteker.
2.4 Bediening - algemeen In- en uitschakelen Druk kort op de I/O-toets, om het navigatie-apparaat uit te schakelen. Het apparaat komt daardoor in een rusttoestand. Zodra u het weer inschakelt, begint het weer te werken op het punt waar u het apparaat had uitgeschakeld. OPMERKING: Als u voor uitschakelen van het navigatie-apparaat de I/O-toets 6 seconden of langer ingedrukt heeft, moet u voor inschakelen de I/O-toets weer gedurende 6 seconden ingedrukt houden.
Een reset uitvoeren OPGELET: Voer in de volgende gevallen een reset uit: z De software functioneert niet goed. z Dit wordt gevraagd in een handleiding of door een servicemedewerker. 1. Schakel het navigatie-apparaat in, als het op dat moment uitgeschakeld is. 2. Schakel het apparaat uit. Houd daarbij de I/O-toets gedurende ten minste 6 seconden ingedrukt! 3. Let erop dat de geheugenkaart met de navigatiesoftware geplaatst is. 4. Schakel het apparaat weer in.
3 Problemen oplossen en onderhoud 3.1 Problemen oplossen OPMERKING: Als u een probleem niet kunt oplossen, neem dan contact op met een erkend Service Center. Problemen met de voeding Het navigatie-apparaat schakelt zonder externe voeding niet in z De laadtoestand van de accu is mogelijk te laag, om het apparaat te gebruiken. Laad de accu op. Problemen met het beeldscherm Het navigatie-apparaat reageert zeer laat op aanrakingen van het beeldscherm z Zorg ervoor dat de accu voldoende geladen is.
Problemen bij de verbinding met een PC Problemen met de kabelverbinding z Zorg ervoor dat zowel het navigatie-apparaat als de computer ingeschakeld zijn, voordat u probeert een verbinding tot stand te brengen. z Verzeker u ervan dat de USB-kabel zowel in het navigatie-apparaat als in de computer correct ingestoken is. Sluit de kabel rechtstreeks op de computer aan — gebruik geen USB-hub, om het navigatie-apparaat aan te sluiten. z Voer een reset uit, voordat u de kabel aansluit.
3.2 Onderhoud van het navigatie-apparaat Een goed onderhoud van het navigatie-apparaat draagt bij aan een storingsvrije werking en vermindert het risico van beschadiging van het apparaat. z Stel het navigatie-apparaat niet bloot aan hoge luchtvochtigheid en extreme temperaturen. z Stel het navigatie-apparaat niet gedurende een langere periode bloot aan direct zonlicht of sterk UV-licht. z Plaats geen andere voorwerpen op het navigatie-apparaat en laat er niets op vallen.
4 Conformiteitsverklaring en andere aanwijzingen OPMERKING: Stickers op de achterzijde van het navigatie-apparaat verwijzen naar de voorschriften en normen waaraan het voldoet. Controleer de stickers en raadpleeg de betreffende toelichtingen in dit hoofdstuk. Enkele aanwijzingen hebben alleen betrekking op bepaalde modellen. 4.
4.2 Veiligheidsmaatregelen Laadapparaat z Gebruik uitsluitend het laadapparaat dat bij het navigatie-apparaat werd geleverd (ATECH, ATPI-68HT0501-NC1.0). Het gebruik van een ander laadapparaat kan leiden tot defecten en/of gevaarlijke situaties. z Dit apparaat mag alleen worden gebruikt met een daarvoor bestemd laadapparaat met de markering "LPS" ("Limited Power Service") en een laadstroom van 5V DC/1,0A. Opladen z Gebruik het laadapparaat niet bij hoge luchtvochtigheid.