Datahelm 8120 Installatie- en bedieningshandleiding www.navman.
! CAUTION BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINFORMATIE ! WARNING Lees voor installatie en gebruik aandachtig door. DANGER ! CAUTION !CAUTION CAUTION ! WARNING ! WARNING DANGER CAUTION DANGER !CAUTION WARNING CAUTION DANGER ! Dit is een waarschuwingssymbool. Het wordt gebruikt om te wijzen op potentiële situaties waarin persoonlijk letsel kan ontstaan. Volg alle veiligheidsaanwijzingen die volgen op dit symbool op, om mogelijk letsel of de dood te voorkomen.
Inhoud 1 Introductie ................................................................................................................................................................................7 1-1 Overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 1-2 Schoonmaak en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
10-4 Sonar 50/200-venster . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48 10-5 Sonar A-Scope-venster . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49 11 Metersvenster ................................................................................................................................
Appendix A - Specificaties ...........................................................................................................................................................89 Appendix B - Problemen oplossen ............................................................................................................................................... 91 B-1 Algemene problemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Waarschuwing Het is uw persoonlijke verantwoordelijkheid om dit instrument en transducer(s) op zodanige wijze te installeren en gebruiken dat geen ongelukken, persoonlijk letsel of zaakschade worden veroorzaakt. Neem altijd de regels voor goed zeemanschap in acht. De keuze, plaatsing, hoek en installatie van de transducers en andere componenten zijn cruciaal om het systeem te doen werken zoals het bedoeld is. Raadpleeg in geval van twijfel een Navman leverancier.
1 Introductie Kort overzicht van ingebouwde en optionele functies: Functie Algemeen MOB Navigatie Type Gebruik van de toetsen en de beeldschermen Problemen oplossen Zie 2 Simulatiestand 2-6 Woordenlijst met speciale namen Appendix C Specificaties Appendix A Man overboord-toets Overzicht navigatiefuncties Het vinden van de boots positie op de landkaart Navigatie naar een punt of naar een waypoint Navigatie over een route Geprojecteerde koers: Een schatting van gemaakte vordering Trajecten: Registrat
Sounder Ander boten 8 Overzicht van de dieptesounder Diepte, bodemkenmerken, waterkenmerken Fishfinder Maat zoeken, positie bepalen van andere boten Noodsignaal 9 9 Sounder Sounder 9 16 Sounder DSC VHF 16 DSC VHF 8120 Installatie- en bedieningshandleiding
1-1 Overzicht De Navman 8120 is een compacte, stevige, goed geïntegreerde chartplotter en fishfinder. Het is eenvoudig te gebruiken en heeft een groot, goed leesbaar en eenvoudig te gebruiken kleurenbeeldscherm. Complexe functies kunnen worden uitgevoerd met een paar drukken op de toetsen, zodat navigeren een stuk eenvoudiger wordt. De beschikbare opties zijn afhankelijk van de optionele sensoren en instrumenten die geïnstalleerd zijn.
1-3 Insteekkaarten De 8120 kan twee soorten C-MAP™ SD-Kaart C-map insteekkaarten gebruiken: Landkaartkaarten hebben landkaartdetails die nodig zijn voor navigatie in een bepaalde regio. Als een landkaartkaart wordt ingevoerd, verschijnen de extra details automatisch op het landkaartvenster. U kunt twee kaarten tegelijkertijd invoeren. Indien de landkaart een gebied weergeeft dat niet op een landkaartkaart staat, dan geeft het een eenvoudige ingebouwde wereldkaart weer.
1-4 Verwijderen en herplaatsen van het beeldscherm Indien de 8120 op een beugel is geplaatst dan kan het eenvoudig verwijderd worden om de kans op diefstal te verkleinen. Verwijderen van het beeldscherm: 1 Schakel de 8120 uit (zie paragraaf 2-2) en plaats de stofhoes erover. 2 Maak de knop van de bevestigingsbeugel los en neem het instrument van de beugel. 3 Neem de connectors uit de 8120; draai ze stuk voor stuk tegen de klok in totdat u de stekker eruit kunt nemen. 4 Bewaar de 8120 op een droge plaats.
2 Normaal gebruik Toetsenoverzicht Beeldscherm – Alle vensters en de datatitel/het kompas Venster – Een deel van het beeldscherm waarin een bepaalde functie wordt weergegeven, bijv. Het landkaartvenster op een Landkaart + Sonarbeeldscherm. 1 2 6 5 3 4 7 8 9 10 11 12 13 12 ESC – Ga terug naar een eerder menu of venster. Alle gemaakte veranderingen worden genegeerd. In de landkaartstand wordt de landkaart gecentreerd rond de boots positie.
2-1 Gebruik van de toetsen In deze handleiding betekent: Drukken dat voor minder dan een seconde op een toets wordt gedrukt. Vasthouden dat de toets ingedrukt blijft. De interne pieper piept wanneer een toets wordt ingedrukt (om het piepvolume aan te passen, zie paragraaf 19-1). Gebruik van de menu’s Bedien het instrument door items van de menu’s te selecteren. Items kunnen submenus, commando’s of data zijn. Selectie van een submenu Een na een menu geeft een submenu weer, bijv. een Landkaart .
2-2 Auto-power in- en uitschakelen Handmatig inschakelen Druk indien het instrument niet voorzien is van auto-power-bedrading op om het instrument in te schakelen. Pas indien nodig het beeldscherm aan zodat het goed leesbaar is (zie paragraaf 2-3). ! CAUTION ! WARNING Indien het instrument geen auto-power bedrading heeftDANGER dan registreert het noch motoruren noch brandstofverbruik, indien CAUTION niet ingeschakeld (zie paragraaf 18-4).
2-4 Man overboord (MOB) De MOB-functie bewaard de positie van de boot en navigeert vervolgens terug naar dit punt. ! CAUTION ! WARNING MOB functioneert niet indien het DANGER instrument geen GPS-positie heeft. 1 Druk op CAUTION Het instrument bewaart de positie van de boot als een waypoint, MOB genaamd. 2 Het instrument wisselt naar het landkaartbeeldscherm, met het MOBwaypoint in het midden van de kaart. De landkaart zoomt in voor accurate navigatie.
2-6 Simulatiestand In de simulatiestand negeert het instrument data van de GPS-antenne en andere transducers en sensors. Het instrument genereert deze data dan zelf. Voor de rest functioneert het instrument normaal. Er zijn twee simulatiestanden: • Normaal: Stelt de gebruiker in staat om op de wal aan het instrument te wennen. • Demo: Simuleert een boot die zich over een route beweegt en geeft automatisch verschillende functies van het instrument weer.
Om een van andere vensters over de volle breedte te zien, druk op DISPLAY , selecteer Meer... en selecteer het venster. Druk op ESC om van een van deze vensters terug te keren naar het voorgaande venster.
2-7-1 Multi-venster beeldschermen De 8120 kan vier vensters tegelijkertijd laten zien, bijv. Landkaart, Sonar, Meters en Video: Om een venster aan het beeldscherm toe te voegen Druk op DISPLAY , selecteer venster toevoegen en selecteer een venster dat toegevoegd dient te worden. De 8120 herschikt het beeldscherm automatisch zodat het nieuwe venster wordt weergegeven. Vensterformaat veranderen 1 Druk op DISPLAY en selecteer splitsingsratio. 2 Druk op of om de breedte van de vensters te veranderen.
Het actieve venster Indien er meer dan een venster wordt weergegeven, dan wordt het actieve venster aangegeven door een rode rand. Om te wisselen van het actieve venster naar het volgende venster, druk op . Door op MENU te drukken zal op het beeldscherm het optiesmenu voor het actieve venster verschijnen.
2-7-2 Favoriete beeldschermen De 8120 heeft een lijst van veel gebruikte beeldschermen, favoriete beeldschermen genaamd. Er kunnen maximaal zes favoriete beeldschermen zijn. Elke beeldscherm heeft een of meer vensters en een datatitel (zie paragraaf 2-7-3) en een kompas (zie paragraaf 2-7-4). Stel favoriete beeldschermen in voor gewone situaties, bijv. voor het navigeren over een route, varen in een haven of vissen.
2-7-3 Datatitel De beeldschermen kunnen bovenaan data weergeven, de datatitel genaamd. Wanneer u een venster selecteert in het beeldschermmenu (zie paragraaf 2-7) dan geven de 8120 beeldschermen een passende datatitel voor het venster. Elk favoriete beeldscherm (zie paragraaf 2-7-2) heeft zijn eigen datatitel. Wanneer u op drukt om een favoriet beeldscherm nogmaals te zien, dan zal de 8120 de datatitel van het favoriete beeldscherm weergeven.
3 Navigatie: Landkaart Het kaartbeeldscherm geeft de landkaart, de positiekoers van de boot en navigatiedata weer. 3-1 Introductie tot navigatie Het instrument kan op twee manieren navigeren: rechtstreeks naar een punt of via een route. 3-1-1 Naar een punt navigeren Wanneer het instrument naar een punt navigeert geven de landkaart- en snelwegvensters navigatiedata weer: A De positie van de boot . B Het punt van bestemming wordt met een cirkel gemarkeerd. C De boots geplotte koers naar de bestemming.
3-1-2 Naar een waypoint of een punt op de landkaart gaan Waypoint - Een positie die ingesteld kan worden op de instrument-landkaart, bijv. een visplek of een punt op een route. Naar een waypoint gaan vanuit het landkaartbeeldscherm 1 Ga naar het landkaartbeeldscherm. 2 Beweeg de cursor naar het waypoint: gebruik de cursortoetsen of de zoekfunctie (zie paragraaf 3-2-5). AUTO 3 Druk op GOTO Naar een waypoint gaan vanuit het waypointsbeeldscherm 1 Ga naar het waypointsbeeldscherm.
Een waypoint overslaan Om een waypoint over te slaan, ga naar kaartbeeldscherm, druk op MENU en selecteer Overslaan. Het instrument begint rechtstreeks naar het volgende waypoint op de route te navigeren. ! CAUTION Een route annuleren Wanneer de boot het laatste waypoint heeft bereikt, of om de route die de boot volgt te stoppen, dient de route geannuleerd te worden. Ga naar een landkaartbeeldscherm, druk op MENU en selecteer Route annuleren.
3-2 Landkaartvenster Om naar het Landkaartbeeldscherm te gaan: Druk op DISPLAY en selecteer Landkaart Een normaal kaartscherm geeft weer: A B C K F D J E I G A Datatitel. Om de data in of uit te schakelen of om te veranderen welke data wordt weergegeven zie paragraaf 2-7-3 B Kompas (zie paragraaf 2-7-4) C Landkaartschaal (zie paragraaf 3-2-3) D Positie van de boot (zie paragraaf 3-2-1) E Traject van de boot (zie paragraaf 3-5) F Koers van de boot en CDI-lijnen (zie Appendix C, CDI).
3-2-1 Landkaartstanden De landkaart heeft twee standen: Boot in het midden-stand Om naar de Boot in het midden-stand te wisselen in het landkaartvenster, druk op ESC . De boot is in het midden van de landkaart. Wanneer de boot door het water beweegt, scrollt de landkaart automatisch om de boot in het midden van de kaart te houden. De cursor (zie onderstaand) is uitgeschakeld. Cursorstand De toetsen en worden cursortoetsen genoemd.
3 Om meer details van een symbool te zien of een lijst met items die bij het symbool horen, druk op ENTER : i Selecteer een weer te geven item. Indien er meer items zijn dan in het venster passen, druk op of om op of neer te scrollen. Selecteer een camera-icoon om een foto van het item weer te geven. Indien de foto niet in het venster past, druk op , , of om de foto te scrollen. Selecteer Getijhoogte Station om een getijdenkaart voor die positie weer te geven (zie paragraaf 14).
3-4 Geprojecteerde koers Indien Geprojecteerde koers wordt ingeschakeld, dan zal het instrument de geprojecteerde positie weergeven, gebaseerd op de koers over grond (COG), snelheid en een gespecificeerde tijd. Om de Geprojecteerde koers-functie in en uit te schakelen en om de tijd in te stellen, zie paragraaf 17-2. A Geprojecteerde positie B Boots geprojecteerde koers C Boots positie A B C 3-5 Trajecten en traceren Traceren houdt met regelmatige tussenpozen de positie van de boot bij.
4 Videovenster Het videovenster geeft een beeld weer van een videoinstrument, zoals een camera. Voor het videovenster dient een videoinstrument geïnstalleerd te zijn. Druk, om het videovenster te selecteren op DISPLAY en selecteer Video. De kleur van het videobeeld aanpassen 1 Druk op MENU . 2 Druk op of om een functie te markeren, en druk vervolgens op of om de functie aan te passen. 3 Selecteer, om de kleuren weer op de fabrieksinstelling in te stellen, Herstel fabr. instelling 4 Druk op ESC .
5 Navigatie: Snelwegvenster A B C D E F G Het snelwegvenster geeft een globaal overzicht van de boots koers naar de bestemming. Om naar het waypointvenster te gaan, druk op DISPLAY , selecteer Meer, en vervolgens Snelweg. 6 Navigatie: Waypoints Waypoint - Een positie die ingesteld kan worden op de instrument-landkaart, bijv. een visplek of een punt op een route. Het instrument kan maximaal 3000 waypoints bevatten. Een waypoint kan gecreëerd, veranderd of verwijderd worden.
6-1 Waypointvenster Om naar het waypointvenster te gaan, druk op DISPLAY , selecteer Meer, en vervolgens Waypoints. Het waypoints-scherm geeft een lijst van ingevoerde waypoints, elk met een waypointsymbool, naam, latitude en longitude, afstand en peiling van de boot, type en beeldschermoptie. Indien er meer waypoints zijn dan op het scherm passen, druk dan op of om een pagina op of neer te scrollen.
2 Verander de waypoint-data (zie paragraaf 6-2-7). 6-2-4 Een waypoint weergeven op de landkaart Op het landkaartvenster wordt het geselecteerde waypoint in het midden van het venster weergegeven. 1 Druk in het waypointsvenster op of om het aan te passen waypoint te markeren. Druk op MENU en selecteer Weergeven. Of druk op MENU in het landkaartvenster, selecteer Zoeken, en selecteer vervolgens Waypoints. Selecteer een waypoint van de lijst.
7 Navigatie: Routes Een route is een lijst met waypoints waarover de boot kan navigeren. Routes kunnen worden gecreëerd, veranderd of verwijderd. Het instrument kan maximaal 25 routes bevatten. Elke route heeft maximaal 50 waypoints. Een route kan: Beginnen en eindigen op hetzelfde waypoint. Hetzelfde waypoint meer dan een keer bevatten. 7-1 Routesvenster Het instrument kan in beide richtingen over een route navigeren. Waypoints op de route kunnen worden overgeslagen.
1 Druk op MENU in het landkaartvenster en selecteer Nieuwe route. 2 De route krijgt een standaard naam: i Verander de naam indien gewenst. ii Selecteer OK. 3 Om de etappes van een route in te voeren: i Beweeg de cursor naar de start van de route en druk op ENTER . ii Een waypoint met een standaard naam wordt gecreëerd. Om dit waypoint te bewaren, druk op enter, om het te bewerken, zie 6-2-7 iii Druk op ENTER Een gestippelde etappelijn wordt weergegeven van de cursor naar het voorgaande waypoint.
5 6 7 8 ii Druk op ENTER . Een lijst met waypoints wordt weergegeven. Selecteer het te gebruiken waypoint. Als een waypoint wordt ingevoerd, worden automatisch de afstand en peiling van elke etappe weergegeven. Indien de route meer waypoints heeft dan op het venster passen, druk dan op of om ze te zien. Om een waypoint uit een route te verwijderen: i Selecteer het te verwijderen waypoint. ii Druk op MENU en selecteer Verwijderen. Herhaal dit proces totdat de route klaar is. Druk op ESC .
8 Satellieten GPS wereldwijde navigatie De regering van de VS beheert het GPS-systeem. Vierentwintig satellieten draaien in een baan om de aarde en zenden positie- en tijdsignalen uit. De posities van deze satellieten veranderen constant. De GPS-ontvanger analyseert de signalen van de dichtst bijzijnde satellieten en berekent waar op aarde het zich bevindt. Dit heet de GPS-positie. De precisie van de GPS-positie is typisch (95%) beter dan 10 m (33 vt).
8-1 Satellietvenster Het satellietvenster geeft informatie over de GPS-satellieten en de GPS-positie. Om naar het satellietvenster te gaan, druk op DISPLAY , selecteer Ander, en vervolgens Satellieten. A B E C F G D Het satellietvenster geeft weer: A Status van de GPS-antenne, bijv. Verwerving, GPSpositiebepaling, Geen GPS. Indien het instrument in de simulatiestand staat geeft het simulatie weer (zie paragraaf 2-6). B Tijd en datum van GPS-satellieten.
De scroll-snelheid is afhankelijk van de waterdiepte en de scroll-snelheidsinstelling. Zie paragrafen 17-3 en 9-2, voor meer informatie. Hoe een echo eruitziet is afhankelijk van: • De instelling van het instrument (zie paragrafen 17-3, 9-5 en 9-6) • Echo’s (verschillende vistypes, verschillende bodemsoorten, wrakken en zeewier; zie paragraaf 9-2) • Ruis (helderheid van het water en belletjes; zie paragraaf 9-2). Kruis-, vis- en handmatige standen.
De afbeelding geeft een normaal sonarvenster weer met vissymbolen Uit. Het sonarsignaal dat door de transducer van het instrument wordt gegenereerd, beweegt zich door het water, zich uitspreidend in een kegelvorm. De breedte van de kegel is afhankelijk van de frequentie van het signaal; ! CAUTION bij 50 kHz is het ongeveer 45°, en bij 200 kHz is het ongeveer 11°. ! WARNING De verschillende kegelbreedtes beïnvloeden wat wordt weergegeven.
Schaduw Rond gebieden waar de ultrasone straal niet kan ‘zien’, wordt schaduw gecreëerd. Dit zijn onder andere: holtes in de bodem of naast rotsen en randen, waar sterke echo’s die terugkaatsen van de rotsen, de zwakkere echo’s van de vis slecht zichtbaar maken en ook een dubbel bodemtracé kunnen creëren. Hier volgt een voorbeeld van het sonarvenster in zo’n omgeving. Op het venster wordt een dubbel bodemtracé weergegeven.
Deze frequentie is handig voor een diep, breed overzicht van het gebied, zodat interessante deelgebieden geïdentificeerd kunnen worden en vervolgens met de 200 kHz-frequentie in meer detail kunnen worden bekeken. Wanneer Gemengd gebruikt wordt De gemengde frequentie combineert 200 kHz en de 50 kHz-echo’s op een sonarvenster, met gedetailleerde echo’s in het midden van de sonarkegel.
Vergelijking van hetzelfde vis-scenario weergegeven op verschillende frequenties: 1 min. geleden 30 sec.
9-4 Zoeken en weergeven van vis Waar vis te vinden is Elementen onder water, zoals riffen, wrakken en rotsachtige uitsteeksels zijn aantrekkelijk voor vissen. Gebruik de 50 kHz of 50/200 kHz frequentievensters om deze elementen te vinden en zoek dan naar vis door verschillende keren over het element te varen, gebruik makende van het zoom-venster (zie paragraaf 10-2). Indien er stroming is, dan bevindt de vis zich vaak stroomafwaarts van het element.
• Het is moeilijk om in ondiep water visbogen te verkrijgen omdat de sonarstraal van de transducer zich dicht bij het oppervlak bevindt en vissen zich niet lang genoeg in de straal bevinden om een boog te maken. Meerdere vissen in ondiep water worden over het algemeen weergegeven als willekeurig opgestapelde gekleurde blokken. • Golfbewegingen kunnen verstoorde visbogen veroorzaken.
9-6 Toename (gain) en drempel Toename- en drempelinstellingen beheersen de weergegeven hoeveelheid detail op een sonarvenster. Toename: De toename van de gevoeligheid van de sonar ontvanger. De toename zou hoog moeten zijn voor veel detail, maar indien de toename te hoog is dan zal informatie van een sterk bodemsignaal verloren gaan en worden misschien valse echo’s weergegeven. Er is een aparte toename-instelling voor beide sonar frequenties, 50 kHz en 200 kHz.
10 Sonar fishfinding: Vensters Druk om het sonarvenster weer te geven op DISPLAY , en selecteer Sonar. Er zijn vijf verschillende soorten sonarvensters. Druk om een venster te gebruiken op MENU , selecteer Gesplitst sonar, en selecteer vervolgens het te gebruiken venstertype: Geen splitsing: Sonarverleden weergegeven als een enkele of gemengde frequentie (zie paragraaf 10-1).
10-2 Sonar zoom-venster A B C D 47 E A Scheidingslijn B Dieptelijn markeert het midden van het ingezoomde gebied C Zoombalk D Zoomsectie E Sonarverleden Het venster geeft het sonarverleden rechts en het zoom-deel links weer. De zoom-balk uiterst rechts geeft het gebied van het verleden weer dat vergroot wordt in het zoom-deel. • Druk op of om het zoom-bereik aan te passen (de dieptebereiken voor het zoom-deel).
10-3 Sonar bodemvenster A B A Ingezoomd bodemsignaal B Sonarverleden Het venster geeft het sonarverleden rechts weer en het bodemsignaal als een vlak tracé in het midden van het zoom-deel aan de linkerkant. Het vlakke tracé maakt het eenvoudig om de sterkte van de echo’s in de bodemsignalen te vergelijken. Dit kan helpen bij het identificeren van het bodemtype en voorwerpen dicht bij de bodem. De zoom-balk uiterst rechts geeft het gebied van het verleden weer dat vergroot wordt in het zoom-deel.
10-5 Sonar A-Scope-venster A, B, C A B D E C Het venster geeft het sonarverleden links en het A-scope-venster rechts weer. Het A-Scope-venster geeft weer: Toename (Gain) en drempel instellen Het is handig om het A-scope-venster te gebruiken wanneer toename en drempel handmatig worden aangepast. Volg deze procedure om onder normale omstandigheden toename en drempel aan te passen: 1 Ga naar het sonarvenster (zie paragraaf 9).
Visherkenning De echosterkte die op de A-scope wordt weergegeven kan handig zijn voor het herkennen van de vissoort. De zwemblazen van verschillende vissoorten verschillen qua grootte en vorm. De lucht in de zwemblaas reflecteert het ultrasone signaal zodat de sterkte van de echo varieert tussen vissoorten, afhankelijk van de grootte en de vorm van de zwemblaas.
11 Metersvenster Het metersvenster geeft bootdata, zoals watersnelheid weer op analoge meters. Druk, om het metersvenster te selecteren op DISPLAY , selecteer Meer, en vervolgens Meters Stel, voordat het metersvenster wordt gebruikt Snelheidsbereik, Max. RPM en Max. brandstofdebiet in (zie paragraaf 17-11). Selecteer een meterstijl Het metersvenster kan een van vier verschillende meterstijlen weergeven. Druk, om een stijl te selecteren in het metersvenster op MENU , selecteer Stijl en selecteer een stijl.
13 Brandstoffuncties en -weergave Voor de brandstoffuncties dient een optionele brandstofsensor geïnstalleerd te worden. 13-1 Brandstof toevoegen of verwijderen Wanneer brandstof wordt toegevoegd of verwijderd in een boot zonder SmartCraftbrandstoftank-niveausensors, dan dient dit aan het instrument te worden doorgegeven, omdat anders de RESTEREND, BEREIKfunctie en het weinig brandstof-alarm geen betekenis zouden hebben. A Volledig vullen van de tank 1 Vul de tank.
13-2 Brandstofvenster Om naar het Brandstofvenster te gaan, druk op DISPLAY , selecteer Ander en selecteer dan Brandstof. Dit venster ziet er anders uit indien motor RPM beschikbaar is (hiervoor dient/dienen SmartCraft of dieselsensors geïnstalleerd te zijn): Het brandstofvenster geeft weer: Verbruikt De verbruikte brandstof tijdens een tocht. Wanneer u wilt beginnen te meten hoeveel brandstof wordt verbruikt, druk op SETUP , selecteer Brandstof en selecteer Verbruikt opschonen.
13-3 Brandstofverbruikcurves Een brandstofverbruikcurve is een krachtige functie voor het evalueren van het functioneren van uw boot onder verschillende condities en om te helpen om de meest economische snelheid voor die condities te vinden. Voor een brandstofverbruikcurve is de RPM van de motor nodig. Hiervoor dient/dienen SmartCraft of dieselsensoren geïnstalleerd te zijn.
13-3-2 Brandstofverbruikcurves beheren Meerdere curves registreren voor verschillende condities. Een curve een andere naam geven 1 Druk op SETUP en selecteer vervolgens Brandstof. 2 Selecteer Brandstofverbruikcurve. Selecteer Naam, druk op ENTER en selecteer de naam van de curve die u een nieuwe naam wilt geven. 3 Selecteer Nieuwe naam en druk op ENTER . Verander de naam en druk op ENTER .
14 Getijdenvenster ! CAUTION Het getijdenvenster is beschikbaar op de WARNING landkaartkaarten.! Het getijdenvenster geeft getijdeninformatie op een getijdenstation voor de geselecteerde datum. DANGER CAUTION Voor het getijdenvenster dient de locale tijdafwijking correct ingesteld te zijn (zie paragraaf 14-11) Druk, om het getijdenvenster weer te geven voor het station dat zich het dichtst bij de boot bevindt, op DISPLAY , selecteer Ander, en vervolgens Getijden.
15 Gebruikerskaartvenster Een C-MAP™ gebruikerskaart is een optionele insteekkaart die gegevens kan bewaren (zie paragraaf 1-3). Er!zijn drie soorten folders: CAUTION waypoints, routes of een traject. ! WARNING Om naar het gebruikerskaartvenster te gaan, druk op DISPLAY , selecteer Ander, en selecteer DANGER vervolgens Gebruikerskaart. CAUTION 1 Voordat een gebruikerskaart wordt gebruikt dienen alle andere landkaartkaarten verwijderd en dient de gebruikerskaart ingevoerd te worden.
Alles vervangen: Laad alle nieuwe waypoints die dezelfde naam hebben als bestaande waypoint; de nieuwe waypoints vervangen de bestaande waypoints. Een routesfolder: De nieuwe routes zijn toegevoegd aan de bestaande waypoints in het instrument. Indien een nieuwe route dezelfde naam heeft als een bestaande route, maar andere gegevens, dan zal het instrument vragen welke route bewaard dient te worden. Een traject-folder: Het nieuwe traject zal het bestaande traject in het instrument vervangen.
16-1 De vensters Alarm Boten die DSC alarmboodschappen en hun posities verstuurd hebben. Positiebepaling Boten waarvan u op de VHF-radio handmatig de positie heeft bepaald en hun positie op dat tijdstip. Maat zoeken Boten van maten van uw DSCradio. De radio roept deze boten regelmatig op om hun posities te updaten. Wanneer de DSC-radio een noodsignaal ontvangt, creëert het instrument een alarm-waypoint op de positie van die boot. Alarm-waypoints hebben standaard namen zoals DSTRSS01.
16-2 Gebruik van de vensters Een boot weergeven op de landkaart 1 Druk op of om een boot te selecteren. 2 Druk op MENU en selecteer weergave. Het instrument wisselt naar het kaartvenster met de geselecteerde bootpositie in het midden (zie bootposities bovenstaand). Naar een boot gaan 1 Druk op of om een boot te selecteren. 2 Druk op MENU en selecteer Ganaar. Het instrument begint de navigatie naar de positie van de boot (zie Bootposities bovenstaand).
17 Instelling van de 8120 Het instrument heeft een aantal geavanceerde functies die ingesteld kunnen worden via het instellingsmenu. We raden aan bekend te raken met de standaardfuncties van het instrument alvorens veranderingen in deze menu’s te maken. Druk, om naar het instellingsmenu te gaan, op SETUP om het Instellingsmenu weer te geven en selecteer dan een optie. Opmerking: 1 De opties van het Instellingsmenu worden in de volgende paragrafen uitgelegd.
Instellingsoptiesmenus Standaard fabrieksinstellingen worden weergegeven. De beschikbare instellingsgegevens zijn afhankelijk van de optionele sensors en geïnstalleerde instrumenten. Systeem (zie 17-1) Sonar (zie 17-3) Land)kaart (zie 17-2) Algemeen, Water, Land en Andere submenus (17-2) GPS (zie 17-4) Brandstof (zie 17-5) SmartCraft Traject (zie 17-6) (zie de SmartCraft Gateway Installatie- en bedieningshandleiding).
17-1 Instelling > Systeem Druk een of meerdere keren op MENU , totdat het Instellings-menu wordt weergegeven en kies vervolgens Systeem: SmartCraft Er is geen SmartCraft gateway geïnstalleerd. SmartCraft-functies uitschakelen. Er is een SmartCraft gateway geïnstalleerd. SmartCraft-bediening inschakelen. Zie paragraaf 18-10. Maat zoeken Taal Selecteer de taal voor de vensters. De opties zijn: Engels, Italiaans, Frans, Duits, Spaans, Nederlands, Zweeds, Portugees, Fins en Grieks.
17-2 Instelling > Landkaart Druk een of meerdere keren op MENU totdat het Instellingsmenu wordt weergegeven en kies vervolgens Landkaart: Koers boven: Deze optie is alleen beschikbaar indien de boot naar een bestemming navigeert. De landkaart wordt gedraaid zodat de geplotte koers naar de bestemming verticaal is. Palet Selecteer het kleurenschema voor het LCD-venster. De opties zijn: Normaal Zonlicht: Fellere kleuren, beter zichtbaar in zonlicht.
3 Indien een andere datum dan WGS 84 wordt geselecteerd, dan zal het instrument vragen of u de NMEA datumafwijking wilt aanpassen (zie onderstaand).
Algemeen submenu Plotterstand Alleen die schalen die beschikbaar zijn op de landkaartkaart kunnen worden weergegeven. Indien gedrukt wordt op of om een landkaartschaal te selecteren die niet beschikbaar is, dan zal het landkaartvenster wel veranderen naar deze schaal maar alleen de positie en het traject van de boot weergeven (indien ingeschakeld). De rest van het venster is wit met zwarte kruisarcering en er wordt geen landkaartinformatie weergegeven.
17-3 Instelling > Sonar Druk op SETUP , en selecteer Sonar: Visfilter Gebruik deze functie om het minimale visformaat te selecteren dat nodig is om als vissymbool te worden weergegeven en om het visalarm af te doen gaan. De opties zijn: Klein, Medium en Groot. Visgevoeligheid Frequentie Er is een keuze uit: 200 kHz, 50 kHz en Gemengd. Voor informatie over het kiezen van een geschikte frequentie voor de watercondities, zie paragraaf 9-3.
Oppervlakte opruimfilter Gebruik dit filter om oppervlakteruis te verbergen. Belangrijke echo’s, zoals van vis, zullen nog steeds worden weergegeven. Signaallengte Dit kan worden gebruikt om de lengte van het verzonden ultrasone signaal te specificeren. Een korte signaallengte verbetert het vensterdetail maar bevat minder energie en daarom dringt het niet zo ver in het water door als een langer signaal. Er is een keuze uit Auto, Kort, Medium of Lang. De Auto-instelling wordt aanbevolen.
17-5 Instelling > Brandstof Voor brandstofinstelling is de installatie van optionele benzine-, diesel- of SmartCraft-sensors nodig. Stel eerst Aantal motoren in om de brandstoffuncties in te schakelen. Druk op SETUP en selecteer vervolgens Brandstof. Tank vol Vertelt het instrument dat uw brandstoftank gevuld is (zie paragraaf 13-1). Instellen resterend Vertelt het instrument dat brandstof toegevoegd of verwijderd is (zie paragraaf 13-1).
Opmerking: Indien de brandstofkalibratie opties na verloop van tijd grillige waarden weergeven, controleer dan eerst of de brandstofsensor correct is geïnstalleerd volgens de installatie-instructies die erbij werden geleverd en zie vervolgens appendix B - Problemen oplossen. 2 Het venster geeft het brandstofdebiet en de RPM voor de twee motoren weer. Identificeer welke leiding data voor de bakboordmotor levert; verander bijv. de snelheid van een motor, of laat de ene motor lopen en stop de andere motor.
17-6 Instelling > Traject Druk op SETUP en selecteer vervolgens Traject: Plottinginterval Selecteer de plotting- en de registratieinterval. De opties zijn Afstand of Tijd. Afstand Selecteer de afstandsplottinginterva: 0,01, 0,05, 0,1, 0,5, 1,0, 2,0, 5,0 of 10,0 afstandseenheden. Tijd Selecteer de tijdsplottinginterval: 1, 5, 10 of 30 seconden of 1 minuut. Traceren registreert de koers en geeft deze weer op de kaart (zie paragraaf 3-5).
17-7 Instelling > Log Druk op SETUP select vervolgens Log: De waarden kunnen onafhankelijk van elkaar worden gereset. Deze logwaarden worden bewaard wanneer het instrument wordt uitgeschakeld. Reset tochtafst Dit reset de tochtafstand tot nul. Reset totale afst Dit reset de totale afstand tot nul. Reset motoruren Gebruik deze optie om de motoruren op nul te resetten. Dit kan handig zijn na een motorservice of om de motoruren tussen onderhoudsbeurten bij te houden.
Symbool Alarm Pieper Alarm gaat af wanneer het is ingeschakeld en: Aankomst radius boot is dichter bij bestemming of een waypoint dan de alarmreactiewaarde Ankeralarm boot beweegt meer dan de alarmreactiewaarde XTE boot beweegt verder dan de CDI-schaal van koers.
Druk Hiervoor is SmartCraft benodigd: kPa of psi Baro (Barometrische druk) Hiervoor is een Navman VHF-ontvanger met barometer nodig die via NavBus is aangesloten: InHg of mB. 17-10 Instelling > Communicatie Gebruik deze functie wanneer het instrument is aangesloten op andere Navmaninstrumenten via NavBus of een ander compatible NMEA-instrument.
Opmerking: voor precieze kalibratie: • Dient de snelheid van een GPS-ontvanger grote dan 5 knopen te zijn. • Dient de snelheid van een andere logwieltransducer tussen de 5 en 20 knopen te zijn. • Worden de beste resultaten bereikt onder kalme condities wanneer er minimale stroming is (tijdens hoog of laag water). Kalibratie van snelheid: 1 Vaar op een constante, bekende snelheid. 2 Selecteer Snelheid in het Kalibratiemenu. 3 Druk op of om de weergegeven snelheid naar de ware waarde te veranderen.
Snelheidsbereik De maximale aflezing die wordt weergegeven op een analoge bootsnelheidsmeter (zie paragraaf 10). Kies een voor de boot passend bereik. Max. brandstofdebiet A B Transducer dieptes hieronder gemeten Dieptes hieronder gemeten Het maximale brandstofdebiet van de brandstoftank. Max. RPM C De maximale RPM van de motor. Voer een waarde in die is bereikt en niet de waarde die de fabrikant aangeeft.
17-14 Instelling > Simulatie De Simulatiestand is een manier om aan het instrument gewend te raken (zie paragraaf 2-6). Druk een of meerdere keren op MENU , totdat het Instellingsmenu wordt weergegeven en selecteer dan Simulatie: Simuleer ! CAUTION ! WARNING Gebruik de simulatiestand nooit terwijl u DANGER op het water aan het navigeren bent.
18 Installatie! CAUTION ! WARNING Gaten dienen op een veilige plaats DANGER gemaakt te worden en de constructie van ! CAUTION de boot niet te ondermijnen. Raadpleeg in geval van twijfel een gekwalificeerde !CAUTION WARNING bootbouwer. DANGER CAUTION Plaats geen onderdelen waar ze als handgreep kunnen worden gebruik, waar ze onder water kunnen komen te staan, of waar ze in de weg zitten tijdens gebruik, te water laten of halen van de boot.
18-1 Installatie: Wat wordt er nog meer bij mijn 8120 geleverd? Navman GPS 1240 antenne GPS 1240 antenne-bodemkegel GPS 1240 antennepakking GPS 1240 bevestigingskit Stofkap voor beeldschermunit Opmerking: Plaats over beeldscherm wanneer niet in gebruik Voorste ring Opmerking: Maak deze vast na installatie van het beeldscherm Stroomkabel Bevestigingsbeugel en klemknoppen Beugelbevestigingsschroeven (5 x 14 Gauge zelftappende schroeven) Beugelbevestigingsschroeven (4 x 8 Gauge zelftappende schroeven) Navman
18-2 Installatie: Opties en accessoires • • • • Reserve logwiel C-MAP™ NT-MAX, NT+ of NT-landkaart SD-kaarten. NAVMAN draagtas. NAVMAN NavBus aansluitdozen vereenvoudigen bedrading, in het bijzonder wanneer meerdere instrumenten worden aangesloten. Voor meer informatie, zie de NavBus Installatiehandleiding. Optionele sensoren en instrumenten Externe alarmen: Lichten of piepers aan boord om alarmen te doen klinken (zie paragraaf 18-4). GPS of DGPS-antenne: voor GPS-navigatie, zie paragraaf 18-5.
Aansluitingen Sonar Video in Sonar Transducer Video Input (Analoog composite [NTSC-PAL]) Comms Niet gebruikt GPS NAVMAN 1240 GPS Antenne Brandstof/Nav - NAVMAN Brandstof TXD - Dieselbrandstof TXD - Smartcraft Gateway Niet gebruikt Stroom-/datakabel Draad Functie Zwart Aarde: negatieve stroom, NMEA aarde (Sluit beide zwarte draden aan op aarde) Bruin Niet gebruikt Wit NMEA out Blauw NavBusRood Positieve stroom in, 10 tot 35 V DC Oranje NavBus+ Geel Auto-power - aansluiten op
Er zijn twee bevestigingsmogelijkheden: Vlakke bevestiging van de 8120 1. Bevestig de vlakke bevestigingsmal met plakband op de geselecteerde bevestigingsplaats. 2. Boor een hulpgat voor elk van de aangegeven gaten op de mal, voordat u met een zaag een groter gat maakt. 3. Zaag vervolgens rond de binnenkant van de uitzaaglijn om het op de mal aangegeven overblijvend materiaal te verwijderen 4. Controleer of het instrument goed in de uitgezaagde ruimte past. Vijl het gat indien nodig bij. 5.
18-4 Installatie: Stroom-/Datakabel De stroom-/datakabel heeft een zwarte sluitmoer en aangesloten kabels. 1 Sluit het instrument aan op auto-power, zodat deze ingeschakeld wordt met de contactschakelaar van de boot, of om de motoruren te registreren of als het instrument de totaal verbruikte benzine bijhoudt (als bijv. Navman benzinesensoren zijn geïnstalleerd of indien SmartCraft is geïnstalleerd zonder niveausensoren in de brandstoftank).
18-5 Installatie: GPS-antenne Een antenne selecteren Installeer een van de volgende GPS-antennes: • Maak normaal gesproken gebruik van de bijgeleverde GPS-antenne. • Een optioneel differentiaalbaken DGPSantenne voor betere precisie binnen het bereik van differentiaalbakens op de wal in gebieden waar WAAS of EGNOS niet beschikbaar zijn. Zo’n DGPS-antenne heeft zowel een GPS- als een bakenontvanger en het past de bakencorrectie voor de GPS-positie automatisch toe.
Blauw Sonarkabel Sluit de transducer aan op de blauwe instrumentconnector; draai de sluitmoer stevig aan. Gedurende instelling a Stel Sonar in op (zie paragraaf 17-1) b Stel de sonaropties in (zie paragraaf 17-3) 18-7 Installatie: Navman benzinesensors Installeer de optionele benzine-brandstofkit met de bij de kit geleverde instructies. Opmerking: SmartCraft motoren zijn voorzien van brandstofdebietsensors. Daarnaast zijn geen Navman brandstofsensoren benodigd. Installeer twee kits voor twin-motoren.
18-9 Installatie: DSC VHF-radio Installeer een Navman DSC VHF-radio volgens de instructies die bij de radio werden geleverd. Stel gedurende instelling: a op de radio de gewenste boten van maten in b op het instrument NavBus in op (zie paragraaf 17-10) Zwart Stroom-/datakabel Oranje Blauw Radio stroom-/datakabel 18-10 Installatie: SmartCraft Indien de boot een of twee Mercury SmartCraft benzinemotoren heeft, sluit het instrument dan op de SmartCraft motoren aan met een optionele SmartCraft Gateway.
18-11 Installatie: Andere NavBus-instrumenten NavBus is Navmans systeem voor het op elkaar aansluiten van instrumenten om data uit te wisselen en transducers te delen. Wanneer instrumenten via NavBus zijn aangesloten: Als de eenheden, alarmen of kalibratie voor een van de instrumenten verandert zullen deze waarden automatisch veranderen voor andere instrumenten van hetzelfde type. Elk instrument kan worden aangesloten op een groep van instrumenten.
18-12 Installatie: Andere NMEA-instrumenten NMEA is een industriestandaard voor het op elkaar aansluiten van instrumenten. Het is niet zo flexibel of eenvoudig aan te sluiten als NavBus. Het instrument kan: Windsnelheid- en richting ontvangen en weergeven van een optioneel compatible windinstrument. Diepte, logwiel bootsnelheid en watertemperatuur ontvangen en weergeven van een optioneel compatible instrument. Gegevens ontvangen van een optionele GPS- of GPS/DGPS-bron.
Appendix A - Specificaties ALGEMEEN Formaat: 256mm (10,08“) H x 385mm (15,16“) B x 78,5mm (3,09“) D. Houd rekening met 3mm ruimte aan beide kanten voor de stofhoes. Beeldscherm: 307 mm (12,1”) diagonaal, TFTkleuren, 800 x 600 pixels. Achtergrondlicht: Beeldscherm en toetsen Stroomvoorziening:10,5 tot 32 V DC. Stroomspanning: bij 13,8 V 350 mA min - geen achtergrondlicht 1 A max. - volledig achtergrondlicht. Externe pieper of licht output: Geaard om het alarm te doen klinken, maximaal 30 V DC, 200 mA.
385 mm (15.1 ") 4m m (12 .1 256 mm (10.1 ") 30 78.5 mm(3.1 " ) ") 11.4 mm (0.45 ") Lijst met datums Adindan American Samoa 1962 ARC 1950 Astro Beacon ‘E’ 1945 Astro Tern Island (Frig) 1961 Ayabelle Lighthouse Bissau Camp Area Astro Cape Chatham Island Astro 1971 Corrego Alegre Djakarta (Batavia) European 1950 Gan 1970 Guam 1963 Herat North Hong Kong 1963 Indian 1954 Indonesian 1974 ISTS 073 Astro 1969 Kerguelen Island 1949 L. C.
Appendix B - Problemen oplossen Deze handleiding voor het oplossen van problemen gaat ervan uit dat de gebruiker de relevante paragrafen in deze handleiding gelezen en begrepen heeft. Het is vaak mogelijk om moeilijkheden op te lossen zonder dat het apparaat voor reparatie naar de fabriek wordt gezonden. Wij verzoeken u vriendelijk om deze sectie door te lezen voordat u contact opneemt met uw Navman dealer. Er zijn geen onderdelen die door de gebruiker onderhouden dienen te worden.
B-2 GPS-navigatieproblemen 2-1 Geen GPS-positie of de eerste ontvangst duurt lang na het opstarten: a Kan soms gebeuren als de antenne geen duidelijk zicht op de lucht heeft. Satellietposities veranderen voortdurend. b Antennekabel is niet op het beeldscherm aangesloten. 2-2 GPS-positie van het instrument verschilt meer dan 10 m (33 vt) van de ware positie: a Instrument staat in de simulatiestand. Schakel de simulatiestand uit (zie paragraaf 17-14).
B-3 Problemen met het brandstofverbruik 3-1Brandstofverbruik of resterende brandstof lijken onjuist: a Instrument heeft geen bedrading voor auto-power (zie paragraaf 18-4). b Brandstof golft heen en weer door transducer in hoge zee. Dit resulteert in incorrecte waarden. Probeer dit probleem door de installatie van een eenweg-klep tussen de brandstoftransducer en de brandstoftank te verhelpen. c De Instelling resterende brandstof dient na elke tankbeurt te worden aangepast (zie paragraaf 13-1).
B-4 Sonar fishfinding problemen 4-1 Het instrument functioneert niet goed: a Controleer of er niets aan de transducer is blijven hangen (bijv. zeewier of een plastic zak). b De transducer kan tijdens het te water laten of aan de grond lopen of onderweg door wrakhout etc. beschadigd zijn. Indien er iets met de transducer is gebeurd, dan kan het verschoven zijn op de bevestigingsbeugel. Indien er geen beschadigingen zijn, plaats de transducer dan weer in de originele positie.
4-4 De Bodemecho verdwijnt of de weergave is foutief wanneer de boot beweegt. a Verzekert u zich ervan dat het achterste deel van de onderkant van de transducer lager is dan de voorkant en dat de voorkant zich zo diep mogelijk in het water bevindt, om ervoor te zorgen dat cavitatie zo weinig mogelijk belletjes veroorzaakt. (Zie de Installatiegids Spiegeltransducers, voor meer informatie.) b De transducer bevindt zich misschien in turbulent water.
Appendix C Woordenlijst en navigatiedata Luchttemp - Luchttemperatuur (hiervoor is een Navman 7200 VHF radio benodigd). Alarmstatus - Geeft symbool weer (zie paragraaf 17-8) voor elk alarm dat is ingeschakeld. Het symbool is normaal gesproken zwart en wordt rood als het alarm afgaat. Aandachtsgebied - Een belangrijk gebied op de landkaart, zoals een beperkte ankerplaats of een ondiep gebied (zie paragraaf 17-2). Dieptelijn - Een dieptecontourlijn op de landkaart.
Navigatiedata De boot vaart van de start naar de bestemming en heeft zich van het begin tot de bestemming van de geplotte koers begeven. BRG Peiling tot bestemming: Peiling tot de bestemming van de boot. BRG Peiling tot cursor: Peiling naar de cursor van de boot (cursorstand, zie paragraaf 3-2-1) CDI Koersafwijkingsindicator: Wanneer de boot naar een punt navigeert, dan geven de landkaart- en snelwegvensters een parallelle lijn aan beide kanten van de geplotte koers weer.
Appendix D Tegemoetkoming aan richtlijnen FCC Verklaring Opmerking: Deze apparatuur is getest en voldoet aan de richtlijnen voor een klasse B digitaal instrument, conform onderdeel 15 van de FCC-reglementen. Deze richtlijnen zijn ontworpen om redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke storingen in een normale installatie.
How to contact us NORTH AMERICA BNT - Marine Electronics 30 Sudbury Rd, Acton, MA 01720. Toll Free: +1 866 628 6261 Fax: +1 978 897 8264 e-mail: sales@navmanusa.com web: www.navman.com OCEANIA Australia Navman Australia Pty. Limited Suite 2, 408 Victoria Road Gladesville, NSW 2111, Australia. Ph: +61 2 9879 9000 Fax: +61 2 9879 9001 e-mail: sales@navman.com.au web: www.navman.com New Zealand Absolute Marine Ltd. Unit B, 138 Harris Road, East Tamaki, Auckland.
Lon 174° 44.535’E Lat 36° 48.