Operation Manual

8120 Installatie- en bedieningshandleiding43
9-4 Zoeken en weergeven van vis
Waar vis te vinden is
Elementen onder water, zoals riffen,
wrakken en rotsachtige uitsteeksels zijn
aantrekkelijk voor vissen. Gebruik de 50
kHz of 50/200 kHz frequentievensters om
deze elementen te vinden en zoek dan
naar vis door verschillende keren over het
element te varen, gebruik makende van het
zoom-venster (zie paragraaf 10-2). Indien
er stroming is, dan bevindt de vis zich vaak
stroomafwaarts van het element.
Wanneer met het instrument wordt gevist
met de vissymbolen Uit, dan kan een
zwakke, wazige band tussen het bodemtracé
en het oppervlak verschijnen. Dit kan
een thermocline zijn - een plotselinge
verandering in watertemperatuur, zoals de
rand van een koude of warme stroom. Dit
temperatuurverschil kan een barrière vormen
waar de vissen niet doorheen zwemmen. In
zoet water verzamelen vissen zich vaak rond
een thermocline.
Vissymbolen
Het instrument gebruikt Navman’s SBN-
technologie om sonarecho’s te analyseren
en te identificeren welke waarschijnlijk
vissen zijn. Het instrument kan worden
ingesteld om vissymbolen en de diepte van
deze echo’s weer te geven (zie paragraaf
17-3, Vissymbolen). Hoewel SBN erg
geavanceerd is, is het niet onfeilbaar - soms
is het onmogelijk voor het instrument om
een onderscheid te maken tussen grote
luchtbellen of afval.
Afhankelijk van de sterkte van het signaal
kan het instrument kleine, medium of grote
symbolen weergeven (zie paragraaf 17-3,
Visfilter).
Om de meeste informatie van de echo’s te
krijgen dient Vissymbolen uitgeschakeld te
worden. Vissen worden als bogen op het
venster weergegeven.
Visbogen
Onder goede omstandigheden wordt een
vis die door het kegelvormige sonarsignaal
zwemt weergegeven als een visboog. De 50
kHz-frequentie gebruikt een bredere kegel
dan de 200 kHz-frequentie. Hierdoor zijn de
visbogen beter te zien.
Een visboog verschijnt wanneer een vis
de zwakke zijkant van de sonarkegel
binnenzwemt, terwijl het een zwakke echo
veroorzaakt die als het begin van de visboog
wordt weergegeven. Als de vis zich dichter
naar het midden van de kegel beweegt,
wordt de afstand tussen de transducer en
de vis kleiner en wordt de echo geleidelijk
ondieper weergegeven, wat het begin van
een boog vormt. Wanneer de vis direct onder
het midden van de kegel is, is de echo op zijn
sterkst en dikst. Als de vis uit het midden van
de kegel zwemt gebeurt het omgekeerde,
met een geleidelijk zwakkere en diepere
echo.
Er zijn veel redenen waarom visbogen niet
zichtbaar zijn. Bijvoorbeeld:
Slechte transducerinstallatie (zie de
Installatiegids voor spiegeltransducers).
Indien de boot voor anker ligt dan zal
de vis als een horizontale streep op het
scherm verschijnen terwijl ze in en uit
de sonarstraal van de transducer zwemt.
Lage snelheden in dieper water geven de
beste visboogweergave.
Bereik is belangrijk. Het zal veel
eenvoudiger zijn om visbogen te zien
indien de zoomstand wordt gebruikt om
een bepaald deel van het water weer te
geven, i.p.v. alles tussen de bodem en
het oppervlak weer te geven. Zoomen
vergroot de schermresolutie en is
noodzakelijk voor goede visbogen.