Operation Manual

8120 Installatie- en bedieningshandleiding93
3-1Brandstofverbruik of resterende
brandstof lijken onjuist:
a Instrument heeft geen bedrading voor
auto-power (zie paragraaf 18-4).
b Brandstof golft heen en weer door
transducer in hoge zee. Dit resulteert in
incorrecte waarden. Probeer dit probleem
door de installatie van een eenweg-klep
tussen de brandstoftransducer en de
brandstoftank te verhelpen.
c De Instelling resterende brandstof dient
na elke tankbeurt te worden aangepast
(zie paragraaf 13-1).
d Luchtbellen kunnen voorkomen dat de
tank volledig gevuld werd.
Dit is zeker waar voor ondervloerse tanks.
e Brandstoftransducers verslijten na verloop
van tijd en dienen na elke 5000 liters
vervangen te worden.
3-2 Debiet geeft geen of weinig brandstof
weer:
a Controleer of het aantal motoren is
ingesteld op 1 (zie paragraaf 17-5).
b Controleer of de
brandstofkabelconnectors stevig in
hun contact zitten en of de sluitmoer
is aangedraaid. De moer dient stevig
aangedraaid te worden voor een
waterdichte verbinding.
c Een brandstoftransducer kan verstopt
zijn. Verwijder indien dit het geval is
de transducer uit de brandstofleiding
en blaas er voorzichtig door in
tegenovergestelde richting van de
brandstofstroom.
Installeer een brandstoffilter tussen de
brandstoftransducer en de brandstoftank,
zie ook brandstofinstallatiehandleiding.
Verzuimen dit te doen maakt de garantie
ongeldig.
B-3 Problemen met het brandstofverbruik
d Inspecteer de brandstofkabel van het
ene tot het andere eind op schade,
zoals inkepingen, breuken, beknelde of
vastzittende stukken.
e Controleer of het brandstoffilter schoon is.
3-3 Een twin-motorinstallatie geeft maar
een debiettempo weer:
a Controleer of het aantal motoren is
ingesteld op 2 (zie paragraaf 17-5).
3-4 Grillige brandstofdebietwaarden:
a De brandstoftransducer is misschien te
dicht bij de brandstofpomp geplaatst en
lijdt daarom onder te sterke trillingen. We
verwijzen naar de installatie-instructie die
bij de brandstoftransducer werd geleverd.
b Controleer op lekkage in de
brandstofslangen en het aanzuigsysteem
van brandstof in de tank(s).
c De debietfilterwaarde past niet bij
de motor. Controleer of de waarde
niet op nul is ingesteld en probeer de
waarde te verhogen totdat een stabiele
debietwaarde wordt weergegeven (zie
paragraaf 17-5).
3-5 Er wordt geen waarde gegeven voor
brandstofverbruik:
a De boot dient door het water te varen
voor een verbruikwaarde.
b Controleer of het logwieltje aan de
transducer vrij kan ronddraaien en dat
de twee magneten nog aan het logwiel
zitten.