Operating Instructions and Installation Instructions

FISH 4350 en FISH 4380 Manual de Instalação e Operações 83
NAVMAN
In deze gids voor het oplossen van proble-
men wordt ervan uitgegaan dat u de complete
handleiding gelezen en begrepen heeft.
Het is vaak mogelijk om moeilijkheden op te los-
sen zonder dat het apparaat voor reparatie naar
de fabriek wordt gezonden. Wij verzoeken u
vriendelijk om deze sectie door te lezen voordat
u contact opneemt met uw Navman dealer.
Geen van de onderdelen dient door de gebrui-
ker onderhouden te worden. Om waterdichtheid
en het correct in elkaar zetten te controleren
zijn speciÞ eke methodes en testinstrumenten
nodig. Gebruikers die zelf hun FISH 4350/4380
onderhouden maken hierdoor de garantie on-
geldig.
Reparaties dienen alleen uitgevoerd te wor-
den door servicecenters die door Navman
zijn goedgekeurd. Indien het product naar een
servicecenter wordt gestuurd, is het belangrijk
om tegelijkertijd de transducer(s) te sturen.
U kunt meer informatie vinden op onze website:
www.navman.com.
1. Problemen bij inschakelen Þ shÞ nder:
a) De FISH 4350 en FISH 4380 zijn ontworpen
voor gebruik met een 12 volt accu-systeem,
waarbij het voltage kan variëren tussen 10
en 16,5 volt.
Indien het voltage te hoog wordt, springt
er een zekering die het beeldscherm
uitschakelt. Controleer de zekering.
b) Controleer dat aan de achterkant van het
beeldscherm de verbindingsstekker van de
stroomkabel stevig in het contact zit en dat
de sluitmoer vast zit. Voor een watervaste
verbinding dient de sluitmoer vastgedraaid
te zijn.
c) Meet het accuvoltage wanneer er een
lading op de accu is – doe een paar
lampen, de radio of andere op de accu
aangesloten elektrische apparatuur aan.
Als het voltage minder dan 10 V is:
- de accucontacten of bedrading naar de
contacten kan gecorrodeerd zijn.
- de accu wordt misschien niet goed
opgeladen of is aan vervanging toe.
d) Controleer de stroomkabel van begin tot
eind op schade, zoals scheurtjes, breuken
en geplette of vertrapte stukken.
Appendix B – Problemen oplossen
e) Verzekert u zich ervan dat de rode draad
is verbonden met het positieve accu-
contact en de zwarte met het negatieve
accucontact. Indien er bedrading is voor
Autopower, kijk dan of de gele draad ver-
bonden is aan het ontstekingssysteem.
Controleer ook het hoofdschakelaarcircuit
aan boord (zie sectie 6-5 Bedradingsmo-
gelijkheden).
f) Controleer of er corrosie is aan de
stroomkabelverbinding en maak deze
indien noodzakelijk schoon of vervang.
g) Controleer zekeringen die in lijn zijn gep-
laatst met de stroomkabel. Een zekering
kan gesprongen of gecorrodeerd zijn terwijl
deze goed lijkt te zijn. Test de zekering of
vervang hem met een zekering die zeker
goed is.
2. De fishfinder kan niet uitgeschakeld
worden:
De fishfinder kan op autopower zijn
aangesloten. In dit geval kan de Þ sh-
Þ nder niet worden uitgeschakeld indien
de motor loopt. (Zie Autopower bedrading
in sectie 6-5 Bedradingsmogelijkheden).
3.
De Þ shÞ nder vertoont
onregelmatigheden in gebruik:
a) Controleer dat er geen vuil aan de trans-
ducer is blijven hangen (bijv. wier of een
plastic zak).
b) De transducer kan zijn beschadigd tijdens
het te water laten, aan de grond lopen of
door onderweg tegen iets te zijn aangeva-
ren. Indien de transducer geraakt is, kan
het de beugel opgeschoten zijn. Als de
transducer niet beschadigd is, plaats het
dan weer op zijn originele plaats. (Zie de
Spiegeltransducer Installatie-handleiding.)
c) Wanneer de transducer zich minder dan
0,6 m van de zeebodem bevindt kunnen
dieptelezingen inconsistent en onregel-
matig worden.
d) Handmatige toename is misschien te laag
ingesteld, wat een zwakke bodemecho of
een gebrek aan vissignalen veroorzaakt. Als
Handmatige toename aanstaat, probeer dan
Toename te verhogen.