www.navman.
De FISH 4500/4600/4600 is standaard ingesteld op de volgende eenheden: voet, °F (Fahrenheit), US gallons en knopen. Zie sectie 3-6 Instelling > Eenheden om de eenheden te veranderen. BELANGRIJK Het is uitsluitend de verantwoordelijkheid van de eigenaar om het instrument en de transducers zodanig te installeren en gebruiken dat geen ongelukken, persoonlijk letsel of materiële schade worden veroorzaakt. De gebruiker van dit product is persoonlijk verantwoordelijk voor goed zeemanschap.
Inhoud 1 Inleiding ................................................................................................44 1-1 Voordelen van de FISH 4500/4600 .............................................................44 1-2 Hoe de FISH 4500/4600 werkt....................................................................45 2 Standaard bediening ...........................................................................46 3 De FISH 4500/4600 instelling ..........................................................
1 Inleiding Gefeliciteerd met uw keuze voor een Navman Fishfinder. Het is nuttig om voor installatie en gebruik deze handleiding grondig door te lezen. Deze handleiding legt ook uit hoe u de FISH 4500/4600 op een effectieve manier gebruikt en geeft tips voor het oplossen van problemen en voor optimaal functioneren. Belangrijk Deze handleiding beschrijft hoe u de FISH 4500/4600/4600 en de bijbehorende dubbele frequentie spiegeltransducer dient te installeren en in te stellen.
1-2 Hoe de FISH 4500/4600 werkt De FISH 4500/4600 bestaat uit twee onderdelen: - de aan de romp bevestigde transducer - het beeldscherm. De transducer genereert een ultrasonische trilling (geluid dat niet door het menselijk oor waarneembaar is), dat zich naar de bodem beweegt met een snelheid van zo’n 1463 m/sec, terwijl het zich in kegelvorm uitspreidt. Wanneer de trilling een voorwerp, zoals een vis, of de bodem tegenkomt, wordt dit gedeeltelijk terug naar de boot gereflecteerd als een echo.
2 Standaard bediening Toetsnamen ESC Ga naar het sonarbeeldscherm indien geen menu wordt weergegeven. Indien wel een menu wordt weergegeven worden alle veranderingen gewist en gaat u terug naar het voorgaande menu. DISP Geeft het beeldschermmenu weer Cursortoetsen bewegen de keuze-highlight en veranderen instellingen , , MENU Druk eenmaal om het optiemenu weer te geven; druk nogmaals voor het instellingmenu ENT Bevestigt veranderingen of laat het Toename (gevoeligheid)beheer zien voor het sonarscherm.
Stroom uit Om de fishfinder uit te zetten drukt u op . Een aftelvenster verschijnt. Houdt 3 seconden ingedrukt totdat de fishfinder uitschakelt. Opmerking: Indien het instrument op autopower is aangesloten (sectie 6-5 bedradingsmogelijkheden) dan kan de fishfinder alleen worden uitgeschakeld indien het contact van de boot wordt uitgeschakeld. Aanpassen achtergrondverlichting Het beeldscherm en de toetsen worden verlicht met een keuze uit 16 helderheidsniveaus. Om het achtergrondlicht te veranderen: 1.
3 De FISH 4500/4600 instelling Druk nogmaals op MENU om het instellingmenu weer te geven. Kies vervolgens met behulp van de cursortoetsen een specifieke optie. (Sectie 2, Standaard bediening, geeft in meer detail het toetsengebruik weer.) Het Instellingmenu en de opties zijn onderstaand samengevat. De standaard fabrieksinstelling wordt indien van toepassing weergegeven. Elke instellingsmenuoptie wordt uitgelegd in de volgende secties.
3-1 Instelling > Systeem Druk nogmaals op MENU totdat het instellingmenu wordt weergegeven en kies dan systeem: uitgeschakeld. Dit is alleen van toepassing indien het instrument op Autopower is aangesloten. Zie sectie 6-5 Bedradingsmogelijkheden. Stijl Gebruik dit om het uiterlijk van de FISH 4500/4600 interface te kiezen. Kies Klassiek indien u voor de fishfinder dezelfde stijl wenst als voor de TRACKER 5500. Anders kunt u 3D kiezen voor een sterk, proportioneel lettertype.
sectie 4-1 Verklaren van het beeldscherm, voor meer informatie. Vissymbolen Deze verschijnen alleen op de voornaamste sonarbeeldschermen. Vissymbolen kunnen op drie manieren worden weergegeven: • Als een vissymbool (Aan). • Als een vissymbool met diepte (Aan + diepte). De diepte wordt naast het vissymbool weergegeven. • Uitgeschakeld (Uit) zodat de echo’s niet in vissymbolen worden veranderd, maar direct worden weergegeven. Visfilter Gebruik dit om het kleinste vissymbool weergegeven te zien.
Wis verbruik Kies Wis verbruik om Verbruikt (de hoeveelheid verbruikte brandstof) in te stellen. Doe dit wanneer u wilt beginnen de hoeveelheid brandstof te meten die wordt verbruikt over een zekere afstand. Wanneer wordt gevraagd Zeker weten? kiest u Ja. Tankafmeting We bevelen aan dat het volume van de benzinetank wordt gemeten door de tank leeg te laten lopen en dan volledig te vullen. Na het vullen leest u het aantal liters af van de benzinepompmeter. Voer de inhoud van de brandstoftank in.
3-4 Instelling > Loggen Druk een of meerdere keren op MENU totdat het Instellings menu wordt weergegeven en kies Loggen: Reset trip afst Dit zal de tripafstand naar nul resetten. Reset totale afst Deze optie zal de totale afstand naar nul resetten. Machine-uren resetten Gebruik deze optie om de machine-uren naar nul te resetten. Dit kan handig zijn nadat de motor een onderhoudsbeurt heeft gehad of om het aantal machine-uren tussen onderhoudsbeurten bij te houden.
Alarmen worden automatisch gereset De Te ondiep, Te Diep en Accu bijna leeg-alarmen worden automatisch gereset wanneer de waarde buiten de alarmreactiewaarde komt. Het Temperatuur alarm wordt automatisch gereset wanneer de temperatuur meer dan 0,25°C onder of boven de alarmreactiewaarde komt. 3-6 Instelling > Eenheden Druk een of meerdere keren op MENU totdat het Instellings menu wordt weergegeven en kies Eenheden: In dit voorbeeld laten we de standaard eenheden zien.
3-8 Instelling > Kalibreren Druk een of meerdere keren op MENU totdat het Instellings menu wordt weergegeven en kies Kalibreren: De brandstofopties kunnen alleen worden gekalibreerd wanneer de optionele enkele of twinmotorkit is voor benzinemotoren is geïnstalleerd. Snelheid Kalibratie is wellicht gewenst omdat verschillende rompvormen verschillende stromingskarakteristieken hebben.
4. Controleer de eigenlijke hoeveelheid brandstof die wordt gebruikt per motor door de draagbare tank(s) tot het oorspronkelijk niveau bij te vullen. Na het vullen leest u het aantal liters af van de benzinepompmeter. 5. Kies Brandstof. Gebruik de cursortoetsen om de afgelezen waarde voor elke motor zo te veranderen dat ze overeenkomen met het aantal liters dat u van de benzinepomp heeft afgelezen. 6. Druk op ENT wanneer de afgelezen waarde klopt.
Zeewier Zachte bodems van modder, wier en zand worden als een dunne band weergegeven. Harde bodems van rots, steen en koraal worden als een brede band weergegeven. Enkele vis Grote school vissen Kleine school vissen Bodem Sterkte van de echo’s De kleuren geven verschillen aan in de sterkte van de echo’s. De sterkte hangt af van verschillende factoren, zoals: • Het formaat van de vis, school of voorwerp. • De diepte van de vis of het voorwerp. • De locatie van de vis of het voorwerp.
Water diepte 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 150 200 300 400 500 600 700 800 900 1000 Kegelwijdte bij 50 kHz 8 16 25 33 41 50 58 66 74 83 127 166 249 331 414 497 580 663 746 828 Kegelwijdte bij 200 kHz 2 4 6 7 9 11 13 15 17 19 26 38 58 77 96 116 135 154 173 192 De verschillen in kegelwijdte zijn van invloed op wat wordt weergegeven. Zie sectie 4-2 Enkele en dubbele frequentie fishfinding. Schaduw Rond gebieden waar de ultrasonische kegel niets kan ‘zien’ wordt een schaduw gecreëerd.
4-2 Enkele en dubbele frequentie fishfinding Wanneer gebruikt u 200 kHz? De 200 kHz frequentie is speciaal geschikt voor gebruik in ondiep en middeldiep water (minder dan 150 m diep) en terwijl u snel vaart. Op 200 kHz wordt ruis door luchtbelletjes gereduceerd door de smalle kegel. De 200 kHz-frequentie genereert een trilling met een hogere definitie die weinig schaduw produceert en terugkomt met een goed detail van een klein stukje bodem.
Vergelijking van hetzelfde visscenario, weergegeven op verschillende frequenties: Nu 30 seconden geleden 1 minuut geleden 50 kHz beeldscherm 200 kHz beeldscherm Let op de kleinere, duidelijker gedefinieerde visbogen en meer bodemdetail Let op het bredere bodemtracé 200/50 Khz beeldscherm Gemengd beeldscherm 200/50 kHz beeldscherm, gesplitst scherm Gesplitst scherm 59 NAVMAN FISH 4500/4600 Installatie- en bedieningshandleiding
4-3 Het vinden van vis en weergave Waar u vis vindt Elementen onder water, zoals riffen, wrakken en rotspunten trekken vissen aan. Gebruik het 50 kHz of het 50 / 200 kHz frequentiebeeldscherm om deze kenmerken te vinden en zoek vervolgens naar vis door een aantal keren over het kenmerk te varen terwijl u het zoombeeldscherm gebruikt (zie sectie 5-2 Sonar zoombeeldscherm). Indien er sprake is van stroming, dan vindt u de vis vaak aan de stroomafwaartse kant van het kenmerk.
te verkrijgen omdat de sonarstraal van de transducer zich dicht bij het oppervlak bevindt en vissen zich niet lang genoeg in de straal bevinden om een boog te maken. 4-4 Toename Toename (gevoeligheid) beheert de weergegeven hoeveelheid detail op het beeldscherm van de FISH 4500/4600. Voor optimaal gebruikersgemak is het belangrijk dat u weet hoe u de meest passende Toename (gevoeligheid) instelt. De NAVMAN fishfinder heeft twee Toenamestanden, Auto toename en Handmatige toename.
Het beste resultaat bereiken Om het beste vindvermogen voor vis en bodem te bereiken raden we het gebruik van het sonar A-scope-beeldscherm aan. 1. Zet de drempel op 0%. 2. Pas de toename aan totdat de drempellijn zich net iets rechts van de ongewenste ruis bevindt. Ongewenst signaal Toename drempellijn Toenamelijn 4-5 Bereik Bereik is de verticale diepte die op de FISH 4500/4600 wordt weergegeven.
5 De Beeldschermen Druk op DISP om het beeldschermmenu weer te geven en kies vervolgens met behulp van de of cursortoetsen een specifiek beeldscherm. (sectie 2 Standaard bediening, beschrijft gedetailleerder hoe u de toetsen kunt gebruiken) Het beeldschermmenu wordt hier samengevat en elk beeldscherm wordt in de volgende secties weergegeven. De meeste beeldschermen beschikken over een optiemenu, zodat relevante functies snel verandert kunnen worden.
5-1 Sonar beeldscherm Om het sonar beeldscherm weer te geven, druk op DISP en highlight Sonar: Dit beeldscherm scrollt van rechts (meest recente echo’s) naar links (oudste echo’s) op de geselecteerde frequentie (zie sectie 3-2 Instelling > Sonar). Datatitel, ingesteld om bootsnelheid, watertemp. etc. weer te geven. Oppervlakte Dieptelijn Diepte (middelgrote cijfers) Vissymbolen met diepte Bodem Kleurenbalk Bereik Om items te veranderen, druk op MENU totdat het Opties menu wordt weergegeven.
5-2 Sonar zoombeeldscherm Om het Sonar zoombeeldscherm weer te geven, drukt u op DISP en highlight u Sonar Zoom: Sonar verleden Dieptelijn markeert het midden van het gezoomde gebied Zoombalk Bodem vastzetten Indien Bodem vastzetten is geselecteerd, dan zal de zoomsectie zo bewegen dat de bodem altijd in de zoomsectie wordt weergegeven, onafhankelijk van diepteveranderingen.
5-3 Sonar bodemweergave Om het Sonarbodembeeldscherm weer te geven: druk op DISP en kies SonarTab, kies Sonar Bodem en druk op ENT. Dit geeft een gesplitst beeldscherm weer, met het sonar verleden aan de rechterkant en de zoomsectie aan de linkerkant. Het bodemsignaal wordt weergegeven als een vlak tracé in het midden van de zoomsectie. Het weergeven van de bodem als een vlak tracé maakt het eenvoudiger om de echosterktes van weergegeven bodemsignalen te vergelijken.
De gebruiker kan het niveau van de sterkste en zwakste echo’s die op de sonarbeeldschermen worden weergegeven definiëren door gebruik te maken van de Toename- en drempelinstellingen. Zie sectie 4-4 Toename, voor meer informatie. De sterkte van een echo op een bepaalde diepte wordt weergegeven door de lengte van de horizontale lijn op die diepte. Een sterke echo geeft een lange lijn terwijl een zwakke echo een korte lijn produceert.
5-7 Databeeldscherm Om het Databeeldscherm weer te geven: Druk op DISP en kies Andere Tab, kies Data en druk op ENT. Dit laat een grafiek zien van de watertemperatuur en –diepte over de laatste 20 minuten en de geselecteerde data-items. De grafiek is handig om warme en koude plekken in het water te vinden. Om data-items te veranderen: 1. Druk op MENU totdat het Opties menu wordt weergegeven. 2. Highlight Data-instlling en druk op ENT. 3. Gebruik de cursortoetsen om van dataveld naar dataveld te bewegen. 4.
6 Installatie en Onderhoud Correcte installatie is van vitaal belang voor een goede werking van de FISH 4500/4600. Er zijn twee onderdelen die geïnstalleerd moeten worden: het beeldscherm en de transducer. Het is belangrijk dat u de hele installatiesectie in deze handleiding leest voordat u probeert de onderdelen te installeren. 6-1 Wat er bij dit product geleverd wordt.
ducerkabels. Vlakke bevestiging 1. Maak met behulp van de vlakke bevestigingsmal een gat voor het beeldscherm in de scheidingswand. 2. Boor met behulp van de vlakke bevestigingsmal vier gaten voor de bevestigingsbouten. 3. Schroef de vier bouten in de koperen openingen in de achterkant van het beeldscherm. 4. Plaats het beeldscherm en draai de ringetjes en moeren op de bouten. Beugelbevestiging 1. Maak met behulp van de drie roestvrijstalen schroeven de bevestigingsbeugel aan de boot vast.
6-4 Stroom- en transducerverbindingen De FISH 4500/4600 heeft drie stopcontacten aan de achterkant van het beeldscherm. Deze zijn voor de: Opmerking: Plaat is verbonden met pin 1, zwarte draad • • Stroom/datakabel (zwarte sluitmoer) Optionele brandstoftransducerkabel (witte sluitmoer) • Transducerkabel (blauwe sluitmoer). De sluitmoeren dienen vastgedraaid te worden voor een waterdichte verbinding. De stroomkabel heeft een zwarte 8-pin verbindingsstekker.
6-5 Bedradingsmogelijkheden De achterkant van de fishfinder heeft drie connectoren: Zwart - voor stroom en Communicaties; Wit - voor Brandstof en Communicaties en Blauw voor de Sonartransducer.
Zwarte draad: Verbind deze aan het negatieve accucontact. Autopower optie Naar ontstekingssysteem Zekering Onstekingsschakelaar Autopower optie Rode draad: Verbind deze aan het positieve accucontact na de hoofdschakelaar. Plaats een 2 Amp zekering, zoals weergegeven. Gele draad: om gebruik te kunnen maken van de motorurenteller en de brandstofteller en om de fishfinder te starten wanneer de motor wordt gestart verbind u de gele draad met het ontstekingssysteem via een 2 Amp zekering.
REPEAT 3100 Repeater voor diepte, snelheid, watertemperatuur en accuvoltage. Accepteert NavBus of NMEA data-input van andere instrumenten. DEPTH 2100 Diepterepeater TRACKER 5500 NAVMAN’s gps-chartplotter met kleurenbeeldscherm en wereldwijd bereik. NMEA NMEA is een industriestandaard voor verbindingen tussen zeevaartinstrumenten. Data die verzonden wordt door een instrument via een NMEA-lijn kan worden gelezen en weergeven door een ander instrument dat NMEA 0183 versie 2 accepteert.
Appendix A - Specificaties Specificaties FISH 4500 FISH 4600 Beeldschermtype: TFT Color Screen Resolution 320 high x 234 wide(pixels) CCFL multi-level backlighting Beeldschermformaat: 127mm diagonaal Voedingsvoltage: 10,5 tot 32 V DC Voedingsvoltage bij 13.
Appendix B – Afmetingen FISH 4500/4600 Installatie- en bedieningshandleiding NAVMAN 76
Appendix C – Problemen oplossen In deze gids voor het oplossen van problemen wordt ervan uitgegaan dat u de complete handl-leiding gelezen en begrepen heeft. Het is vaak mogelijk om moeilijkheden op te lossen zonder dat het apparaat voor reparatie naar de fabriek wordt gezonden. Wij verzoeken u vriendelijk om deze sectie door te lezen voordat u contact opneemt met uw NAVMAN dealer. Geen van de onderdelen dient door de gebruiker onderhouden te worden.
f) g) h) i) 4. a) b) tact. Indien er bedrading is voor Autopower, kijk dan of de gele draad verbonden is aan het ontstekingssysteem. Controleer ook het hoofdschakelaarsysteem aan boord (zie sectie 6-5 Bedradingsmogelijkheden). Verzekert u zich ervan dat de achterkant van de onderkant van de transducer iets lager is dan de voorkant en dat de voorkant zo diep mogelijk in het water ligt zodat er zo weinig mogelijk belletjes ontstaan door cavitatie. (Zie de Spiegeltransducer Installatiehandleiding).
gebruik maken van de autopower be-dradingsmogelijkheid, zoals beschreven in 6-5 Bedradingsmogelijkheden. Dit zorgt ervoor dat de fishfinder ingeschakeld wordt zodra het contactsleuteltje wordt omgedraaid. b) Als de zee ruig is kan brandstof door de brandstoftransducer heen en weer golven, wat in incorrecte aflezingen resulteert. U zou kunnen proberen een een-weg klep tussen de brandstoftransducer en de brandstoftank te installeren.
Lon 174° 44.535`E Lat 36° 48.