www.navman.
Inhoud 1 Introductie .......................................................................................................................................... 35 1-1 Een gebruikelijke G-PILOT 3380 systeeminstallatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .35 1-2 Gebruik van het G-PILOT 3380 systeem met andere instrumenten . . . . . . . . . . . . . . .36 1-2-1 Gebruik van andere instrumenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Belangrijk Het is de verantwoordelijkheid van de eigenaar om dit instrument en transducer(s) op zodanige wijze te installeren en gebruiken dat geen ongelukken, persoonlijk letsel of zaakschade worden veroorzaakt. De gebruiker van dit product is verantwoordelijk voor het in acht nemen van de regels voor goed zeemanschap. De keuze, plaatsing en installatie van alle componenten in een automatische piloot-systeem is cruciaal.
1 Introductie Gebruik van deze handleiding systeem en de zeetesten uit (zie paragraaf 4 en 5). Deze handleiding beschrijft hoe het G-PILOT 3380 systeem geïnstalleerd en opgezet dient te worden. We verwijzen naar de aparte G-PILOT 3380 Bedieningshandleiding voor informatie over de bediening van het G-PILOT 3380 instrument. Om te verifiëren dat het G-PILOT 3380 systeem correct functioneert dienen zeetesten worden uitgevoerd (zie paragraaf 5).
1-2 Gebruik van het G-PILOT 3380 systeem met andere instrumenten 1-2-1 Gebruik van andere instrumenten Elk instrument kan worden toegewezen aan een instrumentengroep, een NavBusgroep genaamd (zie NavBus-groep in het Instelling > Comms-menu, in de G-PILOT 3380 Bedieningshandleiding). Indien dan het achtergrondlicht voor een instrument in de groepen 1, 2, 3 of 4 gewijzigd wordt zal het automatisch veranderen in de andere instrumenten in dezelfde groep.
Opmerking: Als het G-PILOT 3380 systeem is aangesloten op een Navman-serie wind of snelheidsinstrument via NavBus, dan zal het G-PILOT 3380 systeem automatisch wind- of snelheidsdata ontvangen en dient de NMEA-verbinding niet te worden aangesloten. BRG (van APA-zinnen) en BOD (van APA of APB zinnen) zijn optioneel en verbeteren functionaliteit. COG (van VTG-zinnen) is optioneel en kan worden weergegeven.
2-2 Andere benodigde onderdelen Externe piepers of lichten (optioneel ): De externe output is geaard, 30 V DC en maximaal 250 mA. Plaats een relais indien de piepers en lichten meer dan 250 mA in totaal nodig hebben. Stroomvoorziening: Het G-PILOT 3380 systeem heeft twee stroombronnen nodig, beide nominaal 12 V DC: Een sterkstroomvoorziening voor de besturingsaandrijving Andere scheepvaartinstrumenten (optioneel): Wind-, snelheid- of GPSinstrumenten kunnen worden aangesloten (zie paragraaf 1-2).
Installeer het beeldscherm en andere scheepvaartelektronica die gebruikt gaat worden in het G-PILOT 3380 systeem (zie paragraaf 3-8). 9 Voer de haveninstelling uit (zie paragraaf 4). 10 Voer de zeetesten uit (zie paragraaf 5). Indien u niet zeker bent waar een onderdeel geplaatst dient te worden, bevestig en bedraad het onderdeel dan tijdelijk, zonder gaten in de boot te maken. Nadat de testen op zee uitgevoerd zijn kunt u het onderdeel voorgoed installeren en bedraden.
3-3 Installatie van de MCU600 (hoofdinstrument) Fysiek 55 mm (2,16”) 200 mm 200 mm (7,87”) 1 BELANGRIJK: 200 mm (7.
3-4 Installatie van de stroomvoorziening en besturingsaandrijving 3-4-1 Installatie van de stroomvoorziening MCU600 Het MCU 600-systeem heeft sterk- en zwakstroom nodig, beide 12 V DC. Opmerking: Houd alle bedrading zo kort mogelijk. Voor de sterkstroomvoorziening gebruikt u de draad gauge zoals aangegeven in de tabel (zie paragraaf 3-4-2). Volg de bedradingshandleiding (zie paragraaf 3-2-2).
3-4-2 Installatie van de besturingsaandrijving Installeer de besturingsaandrijving met behulp van de diagrammen op de volgende pagina’s. Opmerking Houd alle bedrading zo kort mogelijk. Gebruik bedradingsmaat zoals aangegeven in de onderstaande tabel. Volg de bedradingshandleiding (zie paragraaf 3-2-2). Bedrading met een kleinere gauge dan #10 past niet rechtstreeks in de vierweg contactklem. Gebruik een metalen dop of maak een eind aan de bedrading met #10 draad.
Voorbeeld van hydraulische besturing met hydraulische hulppomp. In het Instelling > Vaartuig-menu (Zie G-PILOT 3380 Bedieningshandleiding), stel Aandrijvingstype in op Motor. MCU600 Installeer spanningsregelaar Geen verbinding Sterkstroom (zie paragraaf 3-4-1) Polariteit van de bedrading is niet belangrijk.
Installatie van een elektrische aandrijvingsmotor met koppelingsvertraging In het Instelling > Vaartuig-menu (Zie G-PILOT 3380 Bedieningshandleiding), stel Aandrijvingstype in op Motor. MCU600 Installeer spanningsregelaar Connector-hoes Sterkstroom (zie paragraaf 3-4-1) 1N4002 diode of equivalent Plaats dichtbij relaisspoel Relaiscontacten Koppelingsspoel Polariteit van de bedrading is niet belangrijk.
Installatie van relaiskleppen of relais met jog of elektrische besturing. In het Instelling > Vaartuig-menu (Zie G-PILOT 3380 Bedieningshandleiding), stel Aandrijvingstype in op Spoel aarde.
3-5 Installatie van de RFU (roer-feedback-unit) Fysiek Roer-schacht Voetstuk 90 mm (3.5”) LT8 connector 10 m kabel 220 mm (8.7”) Arm Overbrenging naar roer Verbindingsstang, met quick-release fittingen en sluitmoeren aan beide kanten. Bevestigingsvereisten Arm draait vrijelijk om voetstuk Het uiteinde van de verbindingsstang past in een van de gaten in de arm. Deze twee afstanden dienen gelijk te zijn. Deze twee afstanden dienen gelijk te zijn. Pas positie van stang aan arm aan indien nodig.
Uitlijnen De arm kan vrijelijk rond het voetstuk draaien. Wanneer het roer midscheeps is, dient de pijl op de arm naar de middellijnen op het voetstuk te wijzen. Middellijn Voetstuk Twee lijnen geven het lineaire bereik van het instrument weer. Middellijn Hierdoor kan het voetstuk tijdens een installatie gedraaid worden in twee posities. We bevelen de positie aan waarbij de kabel zich tegenover de verbindingsstang bevindt. Aanbevolen (roer midscheeps).
Installatie 1 2 3 Vind een passende locatie en opstelling voor het instrument zoals hierboven beschreven. Selecteer, voeg samen en monteer een passende roeroverbrenging. Plaats het instrument zoals onderstaand aangegeven. Zet het roer midscheeps. Indien nodig kunt u het voetstuk op een blok plaatsen om de juiste hoogte te verkrijgen. Roteer het voetstuk zo dat de pijl op de arm naar de middellijn op het voetstuk wijst. Plaats de twee bijgeleverde schroeven middenin de gaten.
3-6 Installatie van het kompas Fysiek 71 mm, (2.8”) 101 mm, (4”) 97 mm, (3.
Installatie 1 2 Vind een passende locatie voor het instrument zoals hierboven beschreven. Bevestig het instrument met de drie bijgeleverde schroeven. Gebruik een waterpas zodat het instrument binnen 10° van de verticaal is. Minder dan 10° 10° 3 Minder dan 10° 10° Verbind de kabel aan het MCU600-hoofdinstrument, gebruik makend van de bedradingshan¬d-leiding (zie paragraaf 3-2-2). MCU600 Gaten in het tussenpaneel dienen minimaal een diameter van 18,5 mm te hebben.
3-7 Installatie van de Gyro Fysiek 101 mm, (4”) 71 mm, (2.8”) 97 mm, (3.8”) Bevestigingsgaten voor schroeven LT8-connector 10 m (32,8 vt) Plaatsing Bevestig de gyro zo dicht mogelijk bij het bewegingsmidden van de boot om de beweging van de gyro te beperken wanneer de boot schommelt en stampt. Bevestig de gyro op een paneel dat niet vibreert. Het instrument is volkomen waterdicht maar dient niet ondergedompeld te worden. Volg de plaatsingshandleiding (zie paragraaf 3-2-1).
Installatie 1 2 3 Vind een passende locatie voor het instrument zoals hierboven beschreven. Bevestig het instrument met de drie bijgeleverde schroeven. Gebruik een waterpas zodat het instrument binnen 10° van de verticaal is. Minder dan Minder dan 10° 10° 10° 10° Verbind de kabel aan het MCU600-hoofdinstrument, gebruik makend van de bedradingshandleiding (zie paragraaf 3-2-2). Gaten in het tussenpaneel dienen minimaal een diameter van 18,5 mm te hebben.
3 Schroef de vier bouten in de koperen inserties aan de achterkant van het beeldscherm. Plaats het beeldscherm en bevestig de ringetjes en moeren aan de bouten. Beugelbevestiging: hiervoor is een paneel nodig waaraan de beugel bevestigd kan worden. Verzekert uzelf ervan dat het paneel niet vervormd en niet onderhevig is aan overmatige trilling. De beugel kan worden gedraaid en het beeldscherm kan worden verwijderd na gebruik.
Bedrading beeldscherm Beeldscherm MCU600 Steek de stroomkabel in het zwarte contact aan de achterkant van het G-PILOT 3380-beeldscherm. Koppeling relais uit: 8 NMEA 2: 7 NMEA in 1: 6 NMEA gemeenschappelijk: 5 NavBus -, Blauw: 4 NavBus +, Oranje: 3 Aarde, Zwart: 2 12 V stroom +, Rood: 1 Connector-hoes Beeldschermkabel, hiervoor is een gat van 18 mm door het tussenschot nodig.
Bedrading van andere instrumenten Extra G-PILOT 3380 of Instrumenten Een GPS, zoals een van andere series Navman TRACKER G-PILOT 3100 5600 beeldschermen Beeldscherm Eenheden GPS MCU600 NMEA in & out 8 7 6 5 4 3 2 1 NMEA in/uit Connector-hoes Koppeling relais uit: NMEA 2: NMEA in 1: NMEA gemeenschappelijk: NavBus -, Blauw: NavBus +, Oranje: Aarde, Zwart: 12 V stroom +, Rood: Stroom, NMEA in Koppeling, optioneel (zie paragraaf 3-4-2) GPS NMEA uit GPS NMEA gemeenschappelijk Zwakstroom (zie paragraaf 3-
4 Haveninstelling Voer de haveninstelling uit: na installatie van een G-G-PILOT 3100 systeem (zie paragraaf 3) nadat een onderdeel is gewijzigd of indien men vermoedt dat er een probleem is Na de haveninstelling dient u de zeetest uit te voeren (zie paragraaf 5). 4-1 Start haveninstelling 1 2 Schakel het G-PILOT 3380 systeem in (Zie G-PILOT 3380 Bedieningshandleiding). Schakel de stroom onmiddellijk uit indien het roer beweegt.
5 Zeetesten Voer de zeetesten uit: Na uitvoering van de haveninstelling (zie paragraaf 4). Om het functioneren van het G-PILOT 3380 systeem te controleren. Vaar voor de zeetesten in een open gebied waar zich geen andere vaartuigen of obstakels be-vinden. Er dient sprake te zijn van een kalme zee, lage windsnelheid en geen stroming. 5-1 Kalibratie van het kompas Opmerking Om de kalibratie op een willekeurig moment te verlaten, druk ESC.
Appendix A - Specificaties - MCU600 Elektrisch: Stroomvoorziening aandrijving: 10,5 tot 16,5 V DC, 20 A maximum 8-weg aansluiting stroomvoorziening: 10,5 tot 16,5 V DC, 300 mA. Aandrijving MCU600 Hoofdinstrument verbindingen: Aansluiting Andere optionele instrumenten: zie bedieningshandleiding van het betreffende instrument. Interfaces: NavBus: aansluiting op andere Navmaninstrumenten en het G-PILOT 3380beeldscherm.
Appendix B - Specificaties - AP3380-beeldscherm Elektrisch: Tegemoetkoming aan richtlijnen Voedingsvoltage: 10,5 tot 30,5 V DC. Voedingsspanning (bij 13,8 V): 180 mA zonder, 410 mA met volledige achtergrondverlichting. EMC overeenkomstigheid: Andere optionele instrumenten: zie bedieningshandleiding van het betreffende instrument. NavBus: verbinding aan MCU en andere Navman-instrumenten. USA (FCC): Onderdeel 15 Klasse B Europa (CE): EN301 843-1 Nieuw Zeeland en Australië (C Vink): AS-NZS 3548.
Appendix C - Gebruikersdata Gebruikersdatatabel (om instellingsgegevens te noteren) Menu > Instelling > SYSTEEM-menu Taal Nachtstand Toetstoon Auto-power uit SmartCraft Menu > Instelling > OPTIES-menu Ontwijkingshoek Laveerstand Wendhoek Gijpstand Gijphoek Wendvertraging Draaisnelheid Menu > Instelling > VAARTUIG-menu Vaartuigtype Aandrijvingstype Geselecteerde windkenmerken Menu > Instelling > ALARMEN-menu Koersfout XTE Waypoint bev Windverandering (alleen zeil) Accu bijna leeg Sterke stroming 60 NAVMAN
Menu > Instelling > EENHEDEN-menu Afstand Kompas Magnetische variatie Wind Menu > Instelling > COMMS-menu NMEA-stand NavBus Groep Menu > Instelling > PROFIELEN-menu Profiel (user 1) Parameters Adaptief Respons Ratio Geavanceerd Trim Tegenroer GPS-toename Windtoename Profiel (user 2) Parameters Adaptief Respons Ratio Geavanceerd Trim Tegenroer GPS-toename Windtoename G-PILOT 3380 Systeem Installatiehandleiding NAVMAN 61
Profiel (user 3) Parameters Adaptief Respons Ratio Geavanceerd Trim Tegenroer GPS-toename Windtoename Profiel (user 4) Parameters Adaptief Respons Ratio Geavanceerd Trim Tegenroer GPS-toename Windtoename Profiel (user 5) Parameters Adaptief Respons Ratio Geavanceerd Trim Tegenroer GPS-toename Windtoename 62 NAVMAN G-PILOT 3380 Systeem Installatiehandleiding
Lon 174° 44.535’E Lat 36° 48.