www.navman.
Inhoud 1 Introductie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188 Gebruik van deze handleiding . . . . . . . 1-1 Automatische piloot-standen . . . . 1-1-1 Bedieningsstanden . . . . . . . . . 1-1-2 Stuurstanden . . . . . . . . . . . . . ......... ......... .......... .......... . . . . ......... ......... .......... .......... ......... ......... .......... ..........
-8 Koesverandering. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-8-1 Koersverandering in de kompasstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-8-2 Koersverandering in de GPS-stand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-8-3 Veranderen geplande windhoek in de windstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-9 Ontwijken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
7 Stuurstanden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 214 7-1 Kompasstuurstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 214 7-1-1 Kompasstuurdata . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 214 7-1-2 De automatische piloot in- en uitschakelen in de Kompasstand . . . . . . . . . 215 7-2 GPS-stuurstand . . . . . . . . .
Gefeliciteerd met uw keuze voor de Navman G-PILOT 3380 Autopilot. Voor optimaal gebruiksgemak raden we aan deze handleiding, voor installatie en gebruik, goed te lezen. Deze handleiding beschrijft hoe de G-PILOT 3380 en bijgeleverde benodigdheden gebruikt en ingesteld dienen te worden. Deze handleiding legt ook uit hoe de G-PILOT 3380 effectief bediend wordt en geeft oplossingen voor problemen en tips voor beter functioneren.
1 Introductie De G-PILOT 3380 is een automatische piloot met beeldscherm van superieure kwaliteit en met uitstekende functionaliteit. Het Navman automatische piloot-systeem is flexibel genoeg om zowel met motor- als met zeilboten gebruikt te worden. De G-PILOT 3380 heeft toepassingsgerichte toetsen en een groot 10 cm (3.8”) TFT-scherm. Dit voorziet de gebruiker van een extreem eenvoudig te gebruiken bedieningspaneel.
1-1-3 Power-stuurstanden 1-1-4 Draaistanden Indien de automatische piloot op de STBY (STANDBY)-stand staat dan dient de stuurman de boot handmatig te besturen. Echter, de G-PILOT 3380 heeft twee verschillende bedieningsstanden voor power-besturing (zie paragraaf 3-11). De G-PILOT 3380 kan een voorgeprogrammeerde reeks draaien volgen. De automatische piloot heeft drie verschillende draaistanden (zie paragraaf 3-10): Jog: Stuur het roer naar links of rechts terwijl de toets ingedrukt wordt.
2 Quickstart 2-1 Het automatische piloot-systeem starten. 1. Start het automatische piloot-systeem door op te drukken. 2-4 Het is mogelijk om de stuurstand tijdens een reis te veranderen, bijv. 2. Indien het automatische piloot-systeem is aangesloten op snelheids-, wind-, of GPS-instrumenten, schakel deze dan ook in. 3. Indien nodig kan de verlichting zo worden aangepast dat het beeldscherm goed leesbaar is (druk kort op endoe de aanpassing m.b.v.
2-7 Handmatige besturing van de boot vanaf het roer van de boot. Om de boot handmatig te sturen: 1. Druk op . De automatische piloot is nu uitgeschakeld en u heeft weer volkomen controle over het roer. 2-8 Handmatige besturing van de boot m.b.v. power-besturing Om de boot handmatig te sturen door de automatische piloot het roer te laten bewegen: 1. Verzeker uzelf ervan dat de automatische piloot op STBY staat door op te drukken. 2. Houd of ingedrukt om het roer naar bak- of stuurboord te sturen.
3 Automatische piloot bediening 3-1 De toetsen Knop Functie 1 ESC Gaat een menu-niveau terug of keert terug naar het pilootscherm 2 ENT Selecteert de gemarkeerde items of geeft het parametermenu weer in de Pilootschermstand 3 MENU Geeft contextgevoelige optiesmenu weer. Druk tweemaal om het Instellingsmenu weer te geven.
3-1-1 AUTO -toets Drukken om de AUTO-stand in te schakelen. De automatische piloot stuurt de boot nu gebaseerd op de geselecteerde stuurstand. Houd 2 seconden ingedrukt om de H-STUUR-stand in te schakelen. 3-1-2 STBY-toets Drukken om de AUTO-stand uit te schakelen en de STBY-stand in te stellen. De automatische piloot stuurt de boot niet – de schipper dient de boot met het handmatige roer te sturen. 3-1-3 Ontwijkingstoetsen Druk op of om een onmiddellijke uitwijking naar bak- of stuurboord te starten.
3-3 3-5 De G-PILOT 3380 uitschakelen in deSTBY-stand: • Houd ingedrukt. Een pop-up-venster verschijnt en begint een 3 seconden durende count-down. Het instrument schakelt uit wanneer de teller 0 bereikt. • Loslaten van gedurende deze 3 seconden zal normale bediening doen hervatten. • Al uw instellingen worden door het instrument bewaard. 3-7 Achtergrondlicht Herhaal deze actie om tussen dag-en nachtstand te schakelen.
Opmerking voor zeilboten: • De automatische piloot wordt niet aanbevolen voor gebruik in lichte, veranderlijke of vlagerige wind. • Wees voorzichtig wanneer u voor de wind vaart om een klapgijp te voorkomen. • Voor de windstand is het nodig dat het windinstrument accuraat is gekalibreerd. Opmerking: Om de GPS-stand te selecteren dient de automatische piloot data te ontvangen van een compatibel GPSinstrument. De GPS-selectie is anders niet beschikbaar.
3-8-3 Veranderen geplande windhoek in de windstand Draai de draaiknop om de geplande windhoek (SWA) in stappen van 1˚ te veranderen. • Draai de draaiknop tegen de klok in om van koers te veranderen naar bakboord. • Draai de draaiknop met de klok mee om van koers te veranderen naar stuurboord. Voorbeeld Wind SWA = 40° 3-9 Wind SWA verandert naar 39°. Boot bereikt een nieuwe windhoek van 39° SWA = 40° SWA verandert naar 41°.
3-9-2 Ontwijken in de GPS-stand Druk op voor hervatting van de eerdere richting Te sturen koers (CTS) verandert met de ontwijkhoek. Boot komt tot een nieuwe richting. WAARSCHUWING: De G-PILOT 3380 zal terugsturen naar de door de GPS geplotte koers. Verzekert u zich ervan dat zich geen obstakels of gevaarlijke wateren op uw koers bevinden. 3-9-3 Ontwijken in de windstand Wind SWA = 40° Autopilot 3380 en Bedieningshandleiding Te sturen koers (SWA) verandert met de ontwijkhoek.
3-10 Draaistanden De G-PILOT 3380 kan een voorgeprogrammeerde reeks draaien volgen. De automatische piloot heeft drie verschillende draaistanden: Overstag/Gijp: Auto-wenden van de boot na een vertragingsperiode. De wendhoek en de wendvertraging kunnen worden aangepast. Gijpen kan worden uitgezet.
3-10-2 Draaien in de kompasstand Voor een koersverandering bij 90˚ • druk op , selecteer 90˚-draai, druk dan op om bij 90˚ naar bakboord te draaien. • druk op , selecteer 90˚-draai, druk dan op om bij 90˚ naar stuurboord te draaien. Voor een koersverandering bij 180˚ • druk op ,selecteer 180˚-draai, druk dan op om bij 180˚ naar bakboord te draaien. • druk op , selecteer 180˚-draai, druk dan op om bij 180˚ naar stuurboord te draaien.
3-10-3 Auto-overstag of -gijpen in de windstand Indien de geplande windhoek (SWA) 90° of minder is zal de boot overstag gaan, indien de SWA meer dan 90° is zal de boot gijpen. Na de wending is de SWA hetzelfde als voor de wending maar over de andere boeg. • druk op te gijpen. , selecteer Overstag/Gijp en druk dan • druk op , selecteer Overstag/Gijp en druk dan op gaan of te gijpen.
Voorbeeld: Voorbeeld: SWA is 120°, zodat de boot zal gijpen. De wendhoek staat niet op Auto: SWA is 40°. De wendhoek staat op Auto zodat de boot een keer van richting verandert: Wind Eind van de wending, boot bevindt zich op nieuwe SWA Druk op , selecteer Overstag/Gijp. Druk vervolgens op om een gijp naar stuurboord te initiëren. De G-PILOT 3380 telt de wendvertraging af.
3-11 Elektrische besturing • Indien de automatische piloot op de STBY - stand staat dan dient de stuurman vertraging de boot handmatig te besturen.
3-12-1 Het alarmvenster Het alarm-venster geeft een lijst met actieve alarmen weer. De ernstigste alarmen staan bovenaan de lijst. • Selecteer ‘Details’ in het alarmvenster of, • Ga naar Menu > Instelling > Alarmen > Actieve alarmen. Draai de draaiknop om een alarm van de lijst te selecteren en druk op om Alarmdetails te zien. 3-12-4 Alarmdetails Draai de draaiknop zodat de G-PILOT 3380 stopt met piepen. Het alarmdetailsvenster geeft extra details weer voor afzonderlijke alarmen.
4 De beeldschermen Druk op de -toets om het beeldschermmenu weer te geven. Kies een beeldschermoptie m.b.v. de draaiknop en druk op . Tip: Door herhaald op automatisch selecteren. 4-1 te drukken zal de menukeuze roteren en na 1 seconde Beeldscherm > Standaard Geeft een standaard beeldscherm voor de automatische piloot met alleen de essentiële automatische piloot-data.
4-2 Beeldscherm > Piloot Geeft een geavanceerd beeldscherm voor de automatische piloot weer met essentiële automatische piloot-data. Weergavegebied Functie 1 Datatitel Instelbare datacellen Elke weergavepagina heeft een aparte titelconfiguratie. Standaard: Voltage, Spanning, Alarmstatus (zie paragraaf 5). 2 Koers Grote cijfers geven de richting van de boot aan.
4-3 Beeldscherm > Kompas Geeft een standaard beeldscherm voor de automatische piloot met alleen de essentiële automatische piloot-data. Weergavegebied Functie 1 Datatitel Instelbare datacellen. Elke weergavepagina heeft een aparte titelconfiguratie. Standaard: Te sturen koers, Richting, Alarmstatus (zie paragraaf 5).
4-4 Beeldscherm > Data Het databeeldscherm geeft een groot dataveld weer, twee kleinere datavelden en een grafiek voor het dataverleden. Elk van deze items kan worden geconfigureerd om een reeks verschillende datatypes weer te geven. De grafiek is handig om de automatische piloot te analyseren. Weergavegebied Functie 1 Groot dataveld Instelbaar dataveld. Standaard: Roerhoek. 2 Kleine datavelden Instelbare datacellen. Standaard: Voltage, Pilootstatus.
5 Datatitels Datatitels zijn beschikbaar op de Piloot- en Kompasschermen. Een datatitel is een instelbare functie die kan worden gebruikt om max. 6 verschillende data-items, weer te geven, zoals bootsnelheid of alarmstatus. De Piloot- en Kompasschermen hebben aparte instellingen voor de datatitel. Titelmenu: Data Schakelt de datatitel volkomen aan of uit. Data instelling Begint de data-instellingsstand. De datatitel wordt groter om alle 6 mogelijke datavelden weer te geven.
6 Menu’s Veel van de G-PILOT 3380-functies worden door menu’s bediend. • • • • • Gebruik de draaiknop om door de menu-items of items op een lijst te scrollen of om datagebruik te veranderen. Met de klok mee draaien scrollt opzij en naar beneden en vergroot data. Om een menu-item te selecteren, druk op . Om naar het voorgaande menu terug te keren, druk . Om veranderingen te accepteren druk op Om veranderingen te negeren druk op . .
6-2 Instellingen > Profielen Gijpstand Profielen worden gebruikt om een reeks aan automatische piloot instellingen te bewaren voor verschillende zee-, omgevings- en vaartuigcondities. Maximaal 5 gebruikersprofielen kunnen worden geconfigureerd (zie paragraaf 8-2). Profiel Selecteer het huidige te gebruiken profiel. Naam aanpassen Gebruik om de naam van het huidig geselecteerde profiel aan te passen (zie paragraaf 8-2). Parameters Opent het Parameters-menu (zie paragraaf 8-1).
6-5 Instellingen > Alarmen Hoge spanning Het alarm zal klinken wanneer de spanning die van de accu wordt gevraagd door het roeraandrijvingssysteem boven de ingestelde waarde komt. Instelling waarde in Amps. Minimum = 5; maximum = 20 (Amps) Actieve alarmen Een aantal van de alarmen van de automatische piloot kunnen door de gebruiker worden ingesteld.
6-7 Instellingen > Communicatie Kompas Gebruik de kalibratie-wizard om het kompas te kalibreren. Volg de instructies op het scherm: Gebruik deze functie wanneer de automatische piloot is aangesloten op andere Navmaninstrumenten via Navbus of een ander compatibel NMEA instrument. NMEA-stand Selecteer NMEA-poort-stand. • Draai de boot langzaam 2,5 keer daarbij de draaisnelheidsindicator in de gaten houdend.
Roer in het midden Indien kortgeleden een roerkalibratie is uitgevoerd is het niet nodig om de Roer in het midden-instelling nogmaals doen. Verzekert u zich ervan dat het roer in het midden staat en dat er geen dwarswinden of getijden zijn die het roer beïnvloeden. Selecteer OK en druk op wanneer het roer in het midden staat. 6-9 Instelling > Simulatie Schakelt de simulatiestand in en uit (zie paragraaf 3-14).
7 Stuurstanden Belangrijk: • De automatische piloot kan de boot niet beter besturen dan een schipper. De G-G-PILOT 3380 is niet bedoeld voor gebruik in extreme weersomstandigheden, onder ongunstige condities of in de buurt van andere boten, verraderlijke wateren of land. Schakel onder deze omstandigheden de boot uit en stuur handmatig. • Laat het roer nooit onbemand achter, zet altijd iemand op de uitkijk en wees te allen tijde bereid om de boot handmatig te sturen.
7-1-2 De automatische piloot in- en uitschakelen in de Kompasstand Stuur de boot handmatig naar open water. Vaar rechtuit op de voorgenomen koers. Bijvoorbeeld: Richting = 45° Om AUTO in te schakelen, druk op Om H STUUR in te schakelen, vasthouden AUTO: HANDSTUUR: De piloot stuurt de boot automatisch. Stuur de boot handmatig. Geef te sturen koers (CTS) weer in de info-data of koersfout in de balkdata en gebruik deze om bij te sturen.
7-2 GPS-stuurstand De automatische piloot kan de boot op drie manier besturen: kompas, GPS en wind. Om een geschikte stand te selecteren, zie paragraaf 3-7. In de GPS -stand gebruikt de automatische piloot data van de GPS om de boot over een route of naar een waypoint te sturen.
7-2-2 De automatische piloot in- en uitschakelen in de GPS-stand Stuur de boot handmatig naar open water. Start de GPS-navigatie naar een waypoint op een route of een individueel waypoint. Door een GPS geplotte kooers naar een waypoint BRG (peiling van de GPS-koers) XTE (afstand naar de GPS-koers) Om AUTO in te schakelen, druk op Om HANDSTUUR in te schakelen, vasthouden HANDSTUUR: AUTO: Door GPS geplotte koers De piloot stuurt de boot automatisch. Stuur de boot handmatig.
7-2-3 Arriveren op waypoints Indien de GPS een route volgt en de boot een tussenliggend waypoint bereikt: Als het Waypoint bevestigen-alarm (zie paragraaf 6-5) uit staat, dan zal de automatische piloot automatisch naar het volgende waypoint op de route sturen. Als het Waypoint bevestigen-alarm aan staat dan geeft de automatische piloot het volgende alarm weer: De automatische piloot blijft de oude koers sturen. Selecteer “OK” om naar een nieuw waypoint beginnen te sturen.
7-3 Windstuurstand De automatische piloot kan de boot op drie manier besturen: kompas, GPS en wind. Om een geschikte stand te selecteren, zie paragraaf 3-7. In de windstand stuurt de automatische piloot de boot op een geplande hoek aan de wind, SWA genaamd (geplande windhoek).
7-3-2 Ware en schijnbare windsnelheid en -richting Schijnbare windsnelheid en -richting zijn waarden die gemeten worden aan boord. Ware windsnelheid en -richting zijn de waarden die bootsnelheid door de lucht in rekening nemen.Indien de boot beweegt dan is de schijnbare windsnelheid verschillend van de ware windsnelheid en de schijnbare windrichting is verschillend van de ware windrichting, zoals onderstaand wordt weergegeven.
7-3-3 De automatische piloot inschakelen in de windstand Stuur de boot handmatig naar open water. Vaar rechtuit met de voorgenomen windhoek De G-PILOT 3380 infodata kan WAAR (ware windhoek) of SCHB (schijnbare windhoek) weergeven (zie paragraaf 3-4) Bijvoorbeeld: Wind APP = P40° Om AUTO in te schakelen, druk op SWA = 40° Om HANDSTUUR in te schakelen vasthouden HANDSTUUR: AUTO: Door GPS geplotte koers De piloot stuurt de boot automatisch. Stuur de boot handmatig.
7-3-4 Windtoename In de GPS-stand bepaalt de windtoename hoeveel correctie wordt toegepast om het verschil tussen de geplande windhoek en de ware windhoek te reduceren. Een hoge instelling zal ervoor zorgen dat de automatische piloot sterk door windverandering wordt beïnvloed. Een lage instelling zal ervoor zorgen dat de automatische piloot heel weinig door windverandering wordt beïnvloed.
8 Optimaliseren stuurfunctie 8-1 Stuurparameters De automatische piloot heeft zeven stuurparameters die aangepast kunnen worden voor optimale stuurfunctionaliteit. Selecteer het Geavanceerd-aanvinkvakje om alle parameters te bekijken. Deze parameters kunnen worden aangepast in het Parametermenu. Om de parameters aan te passen, ga naar Menu > Instelling > Profielen > Parameters (zie paragraaf 6-2). Druk vanuit de Basic-, G-PILOTof Compass-schermen op om rechtstreeks vanuit het parametermenu te openen.
• Voor grote waterverplaatsende boten en boten met een ongevoelige besturing, verhoogt u het tegenroer; voor lichtgewicht boten en boten met een gevoelige besturing verhoogt u tegenroer. • Verlaag de GPS-toename voor hogere bootsnelheden en lange GPS-routes; verhoog de GPS-toename voor lagere snelheden en kortere GPS-routes. • Verhoog windtoename voor hoge en/of meer stabiele wind, verlaag windtoename voor lage en/of onstabiele wind.
8-3 De stuurparameters aanpassen Probleem: roer draait te vaak Dit veroorzaakt slijtage aan de roer-overbrenging en verbruikt stroom. Verlaag respons. Reduceer ratio. Reduceer tegenroertoename. Probleem: drijft aan een kant van de koers af Verhoog ratio. Verhoog trimtoename. of Verhoog respons. Probleem: boot beweegt zich te ver van de koers voordat het roer draait om de koers te corrigeren. Verlaag ratio. Verlaag tegenroertoename. Verlaag trimtoename.
Probleem: na een zijwaartse stroming of wind wordt de correctie te snel of te langzaam toegepast Indien de boot met een zijwaartste kracht te maken krijgt, dan zal ze zich zijwaart van de koers verplaatsen. De Piloot zal de boot automatisch terugbrengen naar de gecorrigeerde richting door een aantal graden roer te geven. Dit heet trim. Trimtoename geeft aan hoe snel trim wordt toegepast. Trimtoename zou zo moeten worden ingesteld dat de boot in een minuut getrimd wordt.
9 Problemen oplossen Deze probleemwijzer gaat ervan uit dat u deze handleiding gelezen en begrepen heeft. Het is vaak mogelijk om problemen zelf op te lossen, zonder dat het instrument teruggestuurd dient te worden naar de fabrikant. Volg eerst de aanwijzingen in deze paragraaf voordat u contact opneemt met uw Navman-leverancier. Er zijn geen onderdelen die door de gebruiker onderhouden dienen te worden.
10 Specificaties Elektrisch Overeenkomst met richtlijnen Voedingsvoltage: 10,5 tot 30,5 V DC. Voedingsspanning (bij 13,8 V): 180 mA zonder, 410 mA met volledige achtergrondverlichting. EMC overeenkomstigheid: USA (FCC): Onderdeel 15 Klasse B Europa (CE): EN50081-1, EN50082-1 Andere optionele instrumenten: zie bedieningshandleiding van het betreffende instrument. Nieuw Zeeland en Australië (C-Vink): AS-NZS 3548. Omgeving: IP66 van voorkant indien juist aangebracht.
Lon 174° 44.535’E Lat 36° 48.