TRACKF I S H 6500 CHAR T PLOT T ER and FISHFINDER Installation and Operation Manual www.navman.
Inhoud 1 Introductie ............................................................................................................................................7 1 -1 1-2 1-3 1-4 Overzicht. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 Schoonmaak en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 Insteekkaarten . . . . . . . . . . . . . . .
8 Sonar fishfinding: Introductie ............................................................................................................. 31 8-1 8-2 8-3 8-4 8-5 8-6 De TRACKFISH gebruiken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31 Het beeldscherm begrijpen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .32 Het vinden van vis met enkele en dubbele frequentie . . . . . . . . . . .
17-6 Instelling > Traject. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .64 17-7 Instelling > Log. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .65 17-8 Instelling > Alarmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .65 17-9 Instelling > Eenheden . . . . . . . . . . . . . . . . .
Belangrijk Het is de persoonlijke verantwoordelijkheid van de eigenaar om dit instrument op zodanige wijze te installeren en gebruiken dat geen ongelukken, persoonlijk letsel of zaakschade ontstaan. De gebruiker van dit product is persoonlijk verantwoordelijk voor het in acht nemen van de regels voor goed zeemanschap. Global Positioning Systeem: Het global positioning systeem (GPS) wordt onderhouden door de regering van de Verenigde Staten, welke verantwoordelijk is voor functioneren, precisie en onderhoud.
1 Introductie Kort overzicht van ingebouwde en optionele functies: Functie Type Zie Algemeen Gebruik van de toetsen en de beeldschermen 2 Problemen oplossen Appendix B Simulatiestand 2-6 Woordenlijst met speciale namen Appendix C Specificaties Appendix A MOB Man overboord-toets 2-4 Navigatie Overzicht navigatiefuncties 3-1 Het vinden van de boots positie op de landkaart 3-2 Navigatie naar een punt of naar een waypoint 3-1 Navigatie over een route 3-1 Geprojecteerde koers: Een schatt
1-1 Overzicht De Navman TRACKFISH 6500 is een compact, stevig, goed geïntegreerd navigatieinstrument. Het is eenvoudig te gebruiken en heeft een goed leesbaar kleurenscherm. Complexe functies kunnen worden uitgevoerd met een paar tikken op de toetsen, zodat navigeren een stuk eenvoudiger wordt. De beschikbare functies, beeldschermen en instellingsmenu’s zijn afhankelijk van de optionele sensoren en geïnstalleerde instrumenten.
Wisselen van de insteekkaart Waarschuwing: Wees voorzichtig met insteekkaarten. Bewaar ze in hun beschermhoezen wanneer ze niet in de TRACKFISH worden gebruikt. Houdt de kaarthouder te allen tijde op zijn plaats in de TRACKFISH om te voorkomen dat het kaartcompartiment nat wordt van binnen. Gouden contacten hieronder 1 2 4 3 Kaart Houder Verwijder de kaarthouder uit de TRACKFISH en neem de kaart uit de houder. Druk een nieuwe kaart in de houder.
2 Normaal gebruik Toetsenoverzicht In de landkaartstand wordt de landkaart gecentreerd rond de boots positie. Ga terug naar een eerder menu of beeldscherm. Geeft een menu van de voornaamste beeldschermen weer. Om naar een beeldscherm te gaan, selecteer van het menu (zie paragraaf 2-7). Cursortoetsen, om de cursor of de selectiemarkering te bewegen. Geeft een menu weer met de opties voor het huidige om het Instelbeeldscherm. Druk nogmaals op lingsmenu weer te geven (zie paragraaf 17).
a Om een aanvinkvakje te veranderen 2 betekent Aan of Ja betekent Uit of Nee. of Druk veranderen. b 1 fom het aanvinkvakje te Om een optie te selecteren Druk om de menu-opties weer te geven. of om een letter of cijfer Druk op die/dat veranderd moet worden te selecteren. Druk op of om een letter of cijfer te veranderen. Herhaal dit om andere letters of cijfers te veranderen. 3 Druk op om de nieuwe waarde te accepteren. Of druk op om de veranderingen te negeren.
2-3 Achtergrondlicht en nachtstand Druk om naar het achtergrondlichtscherm te gaan kort op . Achtergrondverlichting Het beeldscherm en de toetsen zijn verlicht. Selecteer om het achtergrondlichtniveau te veranderen Achtergrondlicht, druk dan op om te dimmen of op voor feller licht. Druk wanneer u klaar bent op . Tip: Druk twee keer op voor het felste licht, met maximaal achtergrondlicht en de nachtstand uitgeschakeld. Nachtstand In de nachtstand wordt het palet voor alle beeldschermen ingesteld.
2-5 Alarmen Als de TRACKFISH een alarmconditie waarneemt geeft het een waarschuwingsboodschap weer op het scherm, de interne pieper gaat af en externe piepers en lichten treden in werking. De TRACKFISH heeft alarmen die door de gebruiker worden ingesteld (zie paragraaf 17-8). Druk op om het alarm uit te schakelen. Het alarm zal weer afgaan als de alarmconditie zich opnieuw voordoet. 2-6 Simulatiestand In de simulatiestand negeert de TRACKFISH data van de GPS-antenne en andere transducers en sensors.
2-7 De belangrijkste beeldschermen Om naar een beeldscherm te gaan, druk op , druk op of om het weer te geven beeldschermtype te selecteren, druk op of om het beeldscherm van een lijst te selecteren en druk vervolgens op . De beschikbare beeldschermen zijn afhankelijk van de optionele sensoren en instrumenten die zijn geïnstalleerd (zie paragraaf 1-1). Landkaartmenu en -beeldschermen Opmerking Voor een sonar beeldscherm dient sonar geïnstalleerd te zijn.
Sonarmenu en beeldschermen Opmerking Druk op om van een SmartCraftbeeldscherm terug te gaan naar het laatste landkaart- of sonarscherm. Voor een sonar beeldscherm dient sonar geïnstalleerd te zijn. SmartCraft-menu en -beeldschermen Voor SmartCraft beeldschermfuncties dient een SmartCraft- systeem geïnstalleerd te zijn. Voor informatie over het gebruik van SmartCraft, zie de SmartCraft Gateway Installatie- en bedieningshandleiding.
Andere menu’s en beeldschermen Opmerking Druk op terug te gaan van een ander beeldscherm naar het laatste landkaart- of sonarbeeldscherm. Voor het DSC/Maat zoeken-beeldscherm dient een VHF-radio geïnstalleerd te zijn.
2-7-1 Gesplitste beeldschermen De TRACKFISH kan twee schermen tegelijkertijd weergeven, bijv. landkaart + meter. Een van de beeldschermen, het actieve beeldscherm, heeft een gele rand en wordt door de gebruiker gebruikt (Snelweg kan nooit het actieve beeldscherm zijn). Om van actief beeldscherm te wisselen, druk twee keer op . Bijvoorbeeld: Indien Landkaart het actieve beeldscherm is, druk op om de opties voor Landkaart weer te geven; druk tweemaal op om van Meters het actieve beeldscherm te maken.
2-7-3 Datatitel De landkaart- en snelwegbeeldschermen kunnen data bovenaan het scherm weergeven. 4 De datatitel kan anders zijn voor elk beeldscherm. Om de datatitel voor een beeldscherm te veranderen: 1 2 3 Ga naar het beeldscherm, druk op en selecteer Datatitel. Om de weergegeven data te veranderen: i Selecteer Data-instelling. ii Verander een dataveld: a Druk op de cursortoetsen om een veld te markeren. b Druk op kom een menu van data-items weer te geven.
3-1-1 Naar een punt navigeren Wanneer de TRACKFISH naar een punt navigeert geven de landkaart- en snelwegbeeldschermen navigatiedata weer: A De positie van de boot . B Het punt van bestemming wordt met een cirkel gemarkeerd. C De boots geplotte koers naar de bestemming. B C A D twee CDI-lijnen, parallel aan de boots geplotte koers, die de maximaal verwachte koersafwijking van de geplotte koers weergeven. datatitel wordt weergegeven (zie paragraaf 2-7-3) Zie appendix C voor meer informatie.
3-1-3 Een route volgen Voorbereiding Een waypoint overslaan Een route is een lijst met waypoints die de boot kan volgen (zie paragraaf 6). Om een waypoint over te slaan, ga naar kaartbeeldscherm, druk op en selecteer Overslaan. De TRACKFISH begint rechtstreeks naar het volgende waypoint op de route te navigeren. Om waypoints aan te maken voordat een route wordt gecreëerd, zie paragraaf 5-2-1. Om een route te creëren, zie paragraaf 6-2-1.
3-2 Kaartbeeldscherm Om naar het Landkaartbeeldscherm te gaan: druk een of meerdere keren op of druk op totdat de landkaart wordt weergegeven , selecteer Kaart, en selecteer dan Landkaart. Een normaal kaartscherm geeft weer: A B C H J E K D F I G A Datatitel.
3-2-1 Landkaartstanden De landkaart heeft twee standen: Boot in het midden-stand Om naar de Boot in het midden-stand te wisselen . De boot is in op de landkaart, druk op het midden van de landkaart. Wanneer de boot door het water beweegt, scrollt de landkaart automatisch om de boot in het midden van de kaart te houden. De cursor (zie onderstaand) is uitgeschakeld. Cursorstand De toetsen en worden cursortoetsen genoemd.
ii Selecteer andere items of druk op om naar de kaart terug te keren. 4 Om opgeslagen informatie over nabije symbolen te zien, druk op en selecteer Kaartinfo. Volg dan bovenstaande stap 3. Voor havens op naam: om naar een andere havennaam te zoeken, druk op . Verander de naam en druk op . 3-2-5 Een kaartsymbool vinden Om een kaartsymbool te vinden en weer te geven: 1 Druk op 2 Selecteer het symbooltype: Waypoints, Routes, Haven op naam, Havens & voorzieningen, of Getijdenstations.
3-5 Trajecten en traceren Traceren houdt met regelmatige tussenpozen de positie van de boot bij. Deze intervallen kunnen zijn: Tijdintervallen Of afstandsintervallen. Het traject waar de boot langs is gevaren kan worden weergegeven op de landkaart. De TRACKFISH kan een traject weergeven terwijl een andere wordt opgeslagen. Om met trajecten te werken, zie paragraaf 17-6.
5 Navigatie: Waypoints Waypoint - Een positie die ingesteld kan worden op de TRACKFISH-landkaart, bijv. een visplek of een punt op een route. De TRACKFISH kan maximaal 3000 waypoints bevatten. Een waypoint kan gecreëerd, veranderd of verwijderd worden. Beschikbare iconen zijn: Een positie. Een kleur voor het waypoint-symbool en de naam op de landkaart. Een type: Normaal: Een normaal waypoint waar naar toe kan worden genavigeerd, of die in een route kan worden opgenomen.
5-2 Beheren van waypoints Waarschuwing: Creëer geen navigatiewaypoint op de wal of in gevaarlijk water. 5-2-1 Een nieuw waypoint creëren Een nieuw waypoint creëren en bewerken op het landkaartbeeldscherm 1 Om een waypoint te creëren op de positie van de boot, druk op ESC om naar de boot-in-hetmidden-stand te wisselen. Of beweeg, om op een ander punt een waypoint te creëren, de cursor naar dat punt op de kaart. 2 Druk op 3 Een nieuw waypoint, met een standaard naam en data wordt gecreëerd. .
2 Druk op 3 Selecteer Ja om te bevestigen. en selecteer Wissen. Een waypoint wissen in het waypointsbeeldscherm 1 Druk in het waypoints-scherm op of om het te wissen waypoint te markeren. Druk op en selecteer Wissen. 2 Selecteer Ja om te bevestigen. 5-2-6 Alle waypoints wissen 1 Druk in het waypoints-beeldscherm op en selecteer wissen. 2 Selecteer Ja om te bevestigen.
6-2 Routes beheren v Waarschuwing: Geef, nadat een route gecreëerd of veranderd is, de route weer op de landkaart en controleer dat de route niet over land of door gevaarlijk water gaat. vi Druk op maken. 6-2-1 Een nieuwe route creëren 1 Wanneer een route wordt gecreëerd: Druk op of om het bereik te veranderen; scroll de landkaart door de cursor naar de rand van de landkaart te bewegen. De etappes van een route dienen op waypoints te beginnen en eindigen.
Tip: De afstands- en peilingcalculator kan ook worden gebruikt om een koers in te voeren en deze als route te bewaren (zie paragraaf 3-3). B. Een nieuwe route creëren vanuit het routebeeldscherm 6-2-2 Een route bewerken Een route bewerken op de landkaart 1 Selecteer in het routesbeeldscherm de te bewerken route. Druk op en selecteer Bewerken op landkaart. 1 Druk in het routebeeldscherm op en selecteer Creëren. 2 2 Er wordt een nieuwe route weergegeven, met een standaard naam en zonder waypoints.
7 Satellieten GPS wereldwijde navigatie De regering van de VS beheert het GPSsysteem. Vierentwintig satellieten draaien in een baan om de aarde en zenden positie- en tijdsignalen uit. De posities van deze satellieten veranderen constant. De GPS-ontvanger analyseert de signalen van de dichtst bijzijnde satellieten en berekent waar op aarde het zich bevindt. Dit heet de GPS-positie.De precisie van de GPSpositie is typisch (95%) beter dan 10 m (33 vt).
7-1 Satellietbeeldscherm Het satellietscherm geeft informatie over de GPS-satellieten en de GPS-positie.Om naar het , satellietbeeldscherm te gaan, druk op selecteer Ander, en dan Satelliet. A Status van de GPS-antenne, bijv. Verwerving, GPS-positiebepaling, Geen GPS. Indien het instrument in de Simulatiestand staat geeft het Simulatie weer (zie paragraaf 2-6). B Tijd en datum van GPS-satellieten.
Hoe een echo eruitziet is afhankelijk van: • De TRACKFISH instelling (zie paragrafen 17-3, 8-5 en 8-6) • Echo’s (verschillende vistypes, verschillende bodemsoorten, wrakken en zeewier; zie paragraaf 8-2) • Ruis (helderheid van het water en belletjes; zie paragraaf 8-2). • Visstand: Gebruik deze wanneer u vist.
A B A B C C D A Enkele vis A Kelp / Zeewier B Grote school vissen B C Kleine school vissen Zachte bodems, zoals modder, zeewier en zand worden als smalle banden weergegeven C Harde bodems zoals rots of koraal worden als brede banden weergegeven. D Bodem Bodemsoorten Bodems met modder, zeewier en zandbodems verzwakken en verstrooien over het algemeen het sonarsignaal, wat in een zwakke echo resulteert.
Schaduw Schaduw wordt gecreëerd in gebieden waar de ultrasone straal niet kan ‘zien’. Dit is onder andere in holtes in de bodem of naast rotsen en randen, waar sterke echo’s die terugkaatsen van de rotsen, de zwakkere echo’s van de vis slecht zichtbaar maken en ook een dubbel bodemtracé kunnen creëren. Hier volgt een voorbeeld van het sonarbeeldscherm in zo’n omgeving. Op het beeldscherm wordt een dubbel bodemtracé weergegeven.
Deze frequentie is handig voor een diep, breed overzicht van het gebied, zodat interessante deelgebieden geïdentificeerd kunnen worden en vervolgens met de 200 kHz-frequentie in meer detail kunnen worden bekeken. Wanneer Gemengd gebruikt wordt De gemengde frequentie combineert 200 kHz en de 50 kHz-echo’s op een sonarbeeldscherm, met gedetailleerde echo’s in het midden van de sonarkegel.
50 kHz beeldscherm 200 kHz beeldscherm 200/50 kHz beeldscherm Gemengd beeldscherm 8-4 Zoeken en weergeven van vis Waar vis te vinden is Elementen onder water, zoals riffen, wrakken en rotsachtige uitsteeksels zijn aantrekkelijk voor vissen. Gebruik de 50 kHz of 50/200 kHz frequentiebeeldschermen om deze elementen te vinden en zoek dan naar vis door verschillende keren over het element te varen, gebruik makende van het Zoom-beeldscherm (zie paragraaf 9-2).
Vissymbolen De TRACKFISH gebruikt Navman’s SBNtechnologie om sonarecho’s te analyseren en te identificeren welke waarschijnlijk vissen zijn. De TRACKFISH kan worden ingesteld om vissymbolen en de diepte van deze echo’s weer te geven (zie paragraaf 17-3, Vissymbolen). Hoewel SBN erg geavanceerd is, is het niet onfeilbaar - soms is het onmogelijk voor de TRACKFISH om een onderscheid te maken tussen grote luchtbellen of afval.
8-5 Bereik Bereik is de verticale diepte die wordt weergegeven op het TRACKFISH sonarbeeldscherm. Als het bereik bijv. 100 m is dan geeft het sonarbeeldscherm dieptes weer tussen 0 en 100 m. Het bereik wordt in de rechter benedenhoek van het sonarbeeldscherm weergegeven. De TRACKFISH heeft twee bereikstanden: Auto: De TRACKFISH past het bereik automatisch aan zodat de bodem van het water altijd onderaan het beeldscherm wordt weergegeven. Auto bereik wordt aanbevolen voor normaal gebruik.
8-6 Toename (Gain) en drempel Toename- en drempelinstellingen beheersen de weergegeven hoeveelheid detail op een sonarbeeldscherm. Toename: De toename van de gevoeligheid van de sonar ontvanger. De toename zou hoog moeten zijn voor veel detail, maar indien de toename te hoog is dan zal informatie van een sterk bodemsignaal verloren gaan en worden misschien valse echo’s weergegeven. Er is een aparte toename-instelling voor beide sonar frequenties, 50 kHz en 200 kHz.
9 Sonar fishfinding: Beeldschermen Om het sonarbeeldscherm weer te geven, druk op , selecteer Kaart of Sonar, en vervolgens een sonarbeeldscherm. Er zijn vijf verschillende soorten sonarbeeldschermen. Druk om een beeldscherm te gebruiken op , selecteer Gesplitst sonar, en selecteer vervolgens het te gebruiken beeldschermtype: Voor een gesplitst beeldscherm kan de splitsingsratio worden aangepast: 1 Druk op en selecteer Sonar venstersplitsing. 2 Druk op passen. 3 Druk op of om de ratio aan te .
9-2 Sonar zoom-beeldscherm Het beeldscherm geeft het sonarverleden rechts en het zoom-deel links weer. De zoom-balk uiterst rechts geeft het gebied van het verleden weer dat vergroot wordt in het zoom-deel. A B C D • of om het zoom-bereik aan Druk op te passen (de dieptebereiken voor het zoom-deel). • Indien Volg bodem is ingeschakeld, dan wordt de zoom-diepte automatisch aangepast, zodat de bodem altijd wordt weergegeven in het zoom-deel.
9-4 Sonar 50/200 beeldscherm Het beeldscherm geeft weer: A het 50 kHz-sonarverleden links B het 200 kHz-sonarverleden rechts. Toename (Gain) kan afzonderlijk voor elke frequentie worden ingesteld (zie paragraaf 8-6). Bereik is op beide frequenties van toepassing (zie paragraaf 8-5). B A 9-5 Sonar A-Scope-beeldscherm Het beeldscherm geeft het sonarverleden links en het A-scope-scherm rechts weer.
Toename (Gain) en drempel instellen Het is handig om het A-scope-beeldscherm te gebruiken wanneer toename en drempel handmatig worden aangepast. Volg deze procedure om onder normale omstandigheden toename en drempel aan te passen: 1 Ga naar het sonarbeeldscherm (zie paragraaf 9). Druk indien nodig op of om het bereik zo aan te passen dat de bodem weergegeven wordt. 2 Indien nodig, kies dan de sonarfrequentie waar de instelling voor aangepast dient te worden.
10 Meterbeeldscherm Het meterbeeldscherm geeft bootdata, zoals watersnelheid weer op analoge of digitale meters. Druk, om naar het meterbeeldscherm te gaan op , en selecteer Landkaart, dan Kaart+Meters of selecteer Sonar en vervolgens Sonar+Meters. Druk indien nodig tweemaal op om naar het Metersscherm te wisselen (zie paragraaf 2-7-1). Stel, voordat het meterscherm wordt gebruikt Snelheidsbereik, Max RPM en Max brandstofdebiet in (zie paragraaf 17-11). Het Metersbeeldscherm veranderen.
11 Databeeldscherm Het databeeldscherm heeft grote numerieke datavelden en, indien beschikbaar, een grafiek van diepte en watertemperatuur Druk op om naar het datascherm te gaan, selecteer Ander en vervolgens Data. Om te selecteren wat wordt weergegeven: 1 2 Druk op en selecteer Datainstelling. Verander een dataveld: i Druk op de cursortoetsen om het veld te markeren. ii Druk op om een menu van data-items weer te geven.
12 Brandstoffuncties en -beeldscherm Voor de brandstoffuncties dient een optionele brandstofsensor geïnstalleerd te worden. 12-1 Brandstof toevoegen of verwijderen Wanneer brandstof wordt toegevoegd of verwijderd in een boot zonder SmartCraftbrandstoftank-niveausensors, dan dient dit aan de TRACKFISH te worden doorgegeven, omdat anders de RESTEREND, BEREIK-functie en het weinig brandstof-alarm geen betekenis zouden hebben. A Volledig vullen van de tank 1 Vul de tank.
12-2 Brandstofbeeldscherm Brandstofbeeldscherm zonder RPM motor Om naar het Brandstofscherm te gaan, druk , selecteer Ander en selecteer dan op Brandstof. Dit beeldscherm ziet er anders uit indien motor RPM beschikbaar is (hiervoor dient/dienen SmartCraft of dieselsensors geïnstalleerd te zijn): Het Brandstofscherm geeft weer: Verbruikt Het totaal verbruikte brandstof sinds dit gereset werd met het Gebruikt opschonencommando. Resterend De resterende hoeveelheid in de tank.
12-3 Brandstofverbruikcurves Een brandstofconsumptiecurve is een krachtige functie voor het evalueren van het functioneren van uw boot onder verschillende condities en om te helpen om de meest economische snelheid voor die condities te vinden. Voor een brandstofverbruikscurve is de RPM van de motor nodig. Hiervoor dient/dienen SmartCraft of dieselsensoren geïnstalleerd te zijn.
12-3-2 Brandstofverbruikcurves beheren Meerdere curves registreren voor verschillende condities. Een curve een andere naam geven 1 Druk een of meerdere keren op , totdat het Instellingsmenu wordt weergegeven en selecteer vervolgens Brandstof. 2 Selecteer Brandstofverbruikcurve. en selecteer de Selecteer Naam, druk op naam voor de curve die u wilt hernoemen. 3 Selecteer Nieuwe naam en druk op Verander de naam en druk op .
13 Getijdenbeeldscherm Het getijdenbeeldscherm is beschikbaar op C-MAP landkaarten. Het getijdenbeeldscherm geeft getijdeninformatie op een getijdenstation voor de geselecteerde datum. Opmerking: Voor het getijdenbeeldscherm dient de locale tijdafwijking correct ingesteld te zijn (zie paragraaf 14-11) Om het getijdenbeeldscherm weer te geven voor het getijdenstation dat zich het dichtstbij de boot bevindt, druk op , selecteer Ander, en selecteer dan Getijden. 4 Druk op info.
14 Gebruikerskaartbeeldscherm Een C-MAP™ gebruikerskaart is een optionele insteekkaart die gegevens kan bewaren (zie paragraaf 1-4). Er zijn drie soorten folders: waypoints, routes of een traject. Om naar het gebruikerskaartbeeldscherm te gaan, druk op , selecteer Ander en vervolgens Gebruikerskaart. Opmerking 1 Voordat een gebruikerskaart wordt gebruikt dienen alle andere landkaartkaarten verwijderd te worden en dient de gebruikerskaart ingevoerd te worden.
Alles overslaan: Laad geen enkel nieuw waypoint die dezelfde naam heeft als een bestaand waypoint. Alles vervangen: Laad alle nieuwe waypoints die dezelfde naam hebben als bestaande waypoint; de nieuwe waypoints vervangen de bestaande waypoints. Een routes-folder: De nieuwe routes zijn toegevoegd aan de bestaande routes in de TRACKFISH. Indien een nieuwe route dezelfde naam heeft als een bestaande route, maar andere gegevens, dan zal de TRACKFISH vragen welke route bewaard dient te worden.
15-1 De beeldschermen Nood Boten die DSC alarmboodschappen en hun posities verstuurd hebben. Bepaling Maat zoeken Boten waarvan u op de VHF-radio handmatig de positie heeft bepaald en hun positie op dat tijdstip. Boten van maten van uw DSC-radio. De radio roept deze boten regelmatig op om hun posities te updaten. Wanneer de DSC-radio een noodsignaal ontvangt, creëert de TRACKFISH een alarm-waypoint op de positie van die boot. Alarm-waypoints hebben standaard namen zoals DSTRSS01.
15-2 Gebruik van de beeldschermen Een boot weergeven op de landkaart 1 Druk op of selecteren. om een boot te 2 Druk op en selecteer Beeldscherm. De TRACKFISH wisselt naar het kaartbeeldscherm met de geselecteerde bootpositie in het midden (zie bootposities bovenstaand). Naar een boot gaan 1 2 Een waypoint creëren 2 of om een boot te Druk op selecteren. Druk op e en selecteer Waypoint creëren. Bewerk indien nodig de waypoint data (zie paragraaf 5-2-7).
16 Informatiebeeldscherm Druk om het informatiebeeldscherm weer te geven op , selecteer Ander, en vervolgens Informatie. Druk op of om een beeldscherm te selecteren. Het informatiescherm geeft weer: De software-versie en datum. De wereldkaartversie. Welke kaarten zijn geïnstalleerd. Het aantal waypoints, routes en trajecten in de TRACKFISH. Bedradingsinformatie voor de TRACKFISH connectors.
Instellingsoptiesmenus Standaard fabrieksinstellingen worden weergegeven. De beschikbare instellingsgegevens zijn afhankelijk van de optionele sensoren en geïnstalleerde instrumenten. Systeem (zie 17-1) (Land)kaart (zie 17-2) Sonar (zie 17-3) Algemeen, Water, Land en Andere submenus (17-2) GPS (zie 17-4) Brandstof (zie 17-5) SmartCraft Traject (zie 17-6) (zie de SmartCraft Gateway Installatie- en bedieningshandleiding).
17-1 Instelling > Systeem Druk een of meerdere keren op totdat het Instellings-menu wordt weergegeven en selecteer dan Systeem: Auto-power uit Zie paragraaf 2-2. Fabriekinstelling resetten M.b.v. deze functie worden alle TRACKFISHinstellingen, (behalve de taal, waypoints en routes) gereset naar de standaard fabrieksinstelling, weergegeven in de instellingsmenu’s. Sonar Schakel alle sonartransducers en sonarfuncties uit. Er is een sonartransducer geïnstalleerd. Inschakelen sonarbediening.
Koers boven: Deze optie is alleen beschikbaar indien de boot naar een bestemming navigeert. De landkaart wordt gedraaid zodat de geplotte koers naar de bestemming verticaal is. Palet Selecteer het kleurenschema voor het LCD-beeldscherm. De opties zijn: Normaal Zonlicht: Fellere kleuren, beter zichtbaar in zonlicht. Nacht: Omgekeerde kleuren voor ‘s nachts, om nachtvisie te waarborgen. Kaartdatum TRACKFISH GPS-posities zijn gebaseerd op een wereldwijde referentie (datum) die bekendstaat als WGS 84.
datum, verander dan ook de TRACKFISH kaartdatum weer. NMEA datum lokale tijdafwijking Sommige landkaarten hebben consistente positiefouten. Om dit te corrigeren kan een kaartverschuiving worden toegepast.
Opruimen Namen en iconen worden weergegeven. Opmerking: dit is onafhankelijk van de verandering in het detailniveau dat op de verschillende zoomniveaus wordt weergegeven. Verbergt minder belangrijke namen en iconen als deze mekaar overlappen om de kaart duidelijker te maken. Toegevoegde waarde data Geen nautische kaartgegegevens weergegeven Geprojecteerde koers De TRACKFISH kan de berekende koers na een bepaalde tijd berekenen, gebaseerd op de huidige snelheid en richting (zie paragraaf 3-4).
17-3 Instelling > Sonar Druk een of meerdere keren op , totdat het Instellings- menu wordt weergegeven en selecteer dan Sonar: Visfilter Gebruik deze functie om het minimale visformaat te selecteren dat nodig is om als vissymbool te worden weergegeven en om het visalarm af te doen gaan. De opties zijn: Klein, Medium en Groot. Visgevoeligheid Selecteert de minimum sterkte van de visecho die als vissymbool zal worden weergegeven. Hogere waarde zullen meer vissymbolen weergeven.
beeldschermdetail maar bevat minder energie en daarom dringt het niet zo ver in het water door als een langer signaal. Er is een keuze uit Auto, Kort, Medium of Lang. De Auto-instelling wordt aanbevolen. Signaalsterkte Dit kan worden gebruikt ter specificatie van de stroomoutput van het verzonden ultrasone signaal. Lagere stroomoutput spaart de accu en produceert een heldere weergave in ondiep water. Er is een keuze uit Auto, Kort, Medium of Lang. De Auto-instelling wordt aanbevolen.
Waarschuwing Brandstofverbruik kan drastisch veranderen, afhankelijk van de lading van de boot en de condities op het water. Neem altijd voldoende brandstof voor de reis, plus een reserve mee. Tank vol Vertelt de TRACKFISH dat uw brandstof tank gevuld is (zie paragraaf 12-1). Instellen resterend Vertelt de TRACKFISH dat brandstof toegevoegd of verwijderd is (zie paragraaf 12-1). Verbruikt opschonen Selecteer Verbruikt opschonen om Verbruikt (de hoeveelheid gebruikte brandstof) op nul te zetten.
en de RPM voor de twee motoren weer. Identificeer welke leiding data voor de bakboordmotor levert; verander bijv. de snelheid van een motor, of laat de ene motor lopen en stop de andere. Voor injectie- en viertaktmotoren kan een hogere waarde nodig zijn. Deze instelling is van invloed op de Branstofdebiet- en Brandstofverbruik- waarden op het brandstofscherm, maar niet op de Verbruikte brandstof-waarde. 3 Druk op of om de leiding met de data voor de bakboordmotor te selecteren. Druk op .
Plottinginterval Selecteer de plotting- en de registratieinterval. De opties zijn Afstand of Tijd. Afstand Selecteer de afstandsplottinginterva l: 0,01, 0,05, 0,1, 0,5, 1,0, 2,0, 5,0 of 10,0 afstandseenheden. Tijd Zend traject Deze optie is inbegrepen voor compatibiliteit met oudere instrumenten. Neem voor informatie contact op met uw Navmanleverancier. Traject wissen De data van het traject dat geselecteerd was voor registratie (zie bovenstaand) wordt gewist.
17-7 Instelling > Log Druk een of meerdere keren op , totdat het Instellings-menu wordt weergegeven en selecteer dan Log: De waarden kunnen onafhankelijk van elkaar worden gereset. Deze logwaarden worden bewaard wanneer het instrument wordt uitgeschakeld. Reset tochtafst Dit reset de tochtafstand tot nul. Reset totale afst Dit reset de totale afstand tot nul. Reset motoruren Gebruik deze optie om de motoruren op nul te resetten.
Symbool Alarm Pieper Aankomst radius Alarm gaat af wanneer het is ingeschakeld en: boot is dichter bij bestemming of een waypoint dan de alarmreactiewaarde Ankeralarm boot beweegt meer dan de alarmreactiewaarde XTE boot beweegt verder dan de CDI-schaal van koers.
Brandstof Wind (optioneel) Liters, USGal (VS gallons) of ImpGal (Imperische gallons) Hiervoor is een windinstrument nodig: Waar of Schb (Schijnbaar) Opmerking: de eenheden voor windsnelheid zijn de snelheidseenheden. Kompas °T (Ware noorden) of °M (Magnetische noorden) Druk Hiervoor is SmartCraft benodigd: kPa of psi Temperatuur Baro (Barometrische druk) °F (Fahrenheit) of °C (Celsius) Hiervoor is een Navman VHF-ontvanger met barometer nodig die via NavBus is aangesloten: InHg of mB.
17-11 Instelling > Kalibratie Druk een of meerdere keren op , totdat het Instellings- menu wordt weergegeven en selecteer dan Kalibreren: hiervan het gemiddelde te nemen. Stel het snelheidsfilter in op de laagste waarde die nog stabiele aflezingen geeft. Het bereik is 1 tot 30 seconden en Uit (0). Temperatuur Snelheid Dit kalibreert de snelheid van een logwielsensor die op de TRACKFISH is aangesloten. Kalibratie kan nodig zijn omdat verschillende rompvormen verschillende stromingskarakteristieken hebben.
diepste punt van de boot en de bodem weer te geven, de minus-diepte van het diepste deel van de boot onder de transducer in. Transducer A Snelheidsbereik dieptes hieronder gemeten De maximale aflezing die wordt weergegeven op een analoge bootsnelheidsmeter (zie paragraaf 10). Kies een voor de boot passend bereik. dieptes hieronder gemeten B Max. brandstofdebiet Het maximale brandstofdebiet van de brandstoftank. Max RPM C De maximale RPM van de motor.
17-14 Instelling > Simulatie De Simulatiestand is een manier om aan de TRACKFISH gewend te raken (zie paragraaf 2-6). Druk een of meerdere keren op , totdat het Instellings menu wordt weergegeven en selecteer dan Simulatie: Opmerking: Ga om het beginpunt te selecteren naar het kaartbeeldscherm voordat de simulatie begint. Vervolgens: • Druk om de simulatie te starten vanuit de boot positie, op , om naar de ‘boot in het midden’-stand te wisselen.
18 Installatie Correcte installatie is cruciaal voor een goede werking van het instrument. Het is van vitaal belang dat u het complete hoofdstuk over installatie in deze handleiding en documentatie die bij de antenne en eventuele andere onderdelen geleverd wordt doorleest voordat u begint met de installatie. 18-1 Installatie: Wat er bij de TRACKFISH geleverd wordt TRACKFISH beeldscherm met een houder voor insteekkaarten en een beschemkapje voor de brandstofconnector.
Optionele sensoren en instrumenten Externe alarmen: Lichten of piepers aan boord om alarmen te doen klinken (zie paragraaf 18-4). GPS of DGPS-antenne: voor GPS-navigatie, zie paragraaf 18-5. Sonartransducer: Voor dieptepeilingen en fishfinding, zie paragraaf 18-6. Brandstofsensors: Voor brandstoffuncties. De TRACKFISH kan deze optionele brandstofdebietsensoren gebruiken, geplaatst op een of twee motoren. • Navman benzinesensors (zie paragraaf 18-7) Opmerking: voor een brandstofkit is een Y-kabel benodigd.
18-3 Installatie: Het beeldscherm Kies een positie waar het beeldscherm:• • • Ten minste 100 mm verwijderd is van het kompas, ten minste 300 mm van een radiozender en ten minste 1,2 m van een antenne. • Niet blootgesteld is aan de directe zon of water en beschermd is tegen fysieke schade tijdens ruige zeereizen. • Goede toegang tot stroomvoeding heeft en waar het eenvoudig is om transducerkabels te leggen. Eenvoudig te lezen en gebruiken is.
18-4 Installatie: Stroom-/Datakabel De stroom-/datakabel heeft een zwarte sluitmoer en aangesloten kabels. 1 Sluit de TRACKFISH aan op auto power, zodat deze ingeschakeld wordt met de contactschakelaar van de boot, of om de motoruren te registreren of als de TRACKFISH de totaal verbruikte benzine bijhoudt (als bijv. Navman benzinesensoren zijn geïnstalleerd of indien SmartCraft is geïnstalleerd zonder niveausensoren in de brandstoftank).
18-5 Installatie: GPS-antenne Om de GPS te herstarten: Een antenne selecteren Installeer een van de volgende GPS-antennes: • Maak normaal gesproken gebruik van de bijgeleverde GPS-antenne. Verwijder (indien aangesloten) de Y-kabel en verbindt de GPS direct op de gele input aan en selecteer dan herstarten, zie paragraaf 17-5. Een optioneel differentiaalbaken DGPS-antenne voor betere precisie binnen het bereik van differentiaalbakens op de wal in gebieden waar WAAS of EGNOS niet beschikbaar zijn.
18-7 Installatie: Navman benzinesensors Installeer de optionele benzine-brandstofkit met de bij de kit geleverde instructies. GPS-antenne (optioneel) Opmerking: • Geel SmartCraft motoren zijn voorzien van brandstofdebietsensors. Daarnaast zijn geen Navman brandstofsensoren benodigd. • Installeer twee kits voor twin-motoren. • Leg autopower bedrading aan voor de TRACKFISH (zie paragraaf 18-4). • Hiervoor is een optionele GPS-/brandstof Y-kabel nodig.
18-10 Installatie: SmartCraft Indien de boot een of twee Mercury SmartCraft benzinemotoren heeft, sluit de TRACKFISH dan op de SmartCraft motoren aan met een optionele SmartCraft Gateway. Het beeldscherm kan motordata en -trim weergeven en sleeplijnsnelheid beheren. GPS-antenne (optioneel) Geel Geel GPS-/brandstof Y-kabel Wit Opmerking: • Gebruik een enkele gateway voor enkele motoren en een dubbele gateway voor dubbele motoren. • SmartCraft motoren zijn voorzien van brandstofdebietsensors.
Data versturen naar optionele Navmaninstrumenten, bijv. naar een repeater. • Stel NavBus gedurende instelling van Navman-instrumenten in op en geef het instrument een NavBus-groep nummer (zie paragraaf 17-10). 18-12 Installatie: Andere NMEA-instrumenten NMEA is een industriestandaard voor het op elkaar aansluiten van instrumenten. Het is niet zo flexibel of eenvoudig aan te sluiten als NavBus.
Appendix A - Specificaties ALGEMEEN Formaat: 150 mm (5,90“) H x 164 mm (6,46“) B x 64,4 mm (2,56“) D. Beeldscherm: 127 mm (5”) diagonaal, TFT-kleur, 234 x 320 pixels. Achtergrondlicht: Beeldscherm en toetsen Stroomvoorziening 10,5 tot 30,5 V DC. Stroomspanning: bij 13,8 V 350 mA min - geen achtergrondlicht 1 A max - volledig achtergrondlicht. Externe pieper of licht output: Geaard om het alarm te doen klinken, maximaal 30 V DC, 200 mA.
m 7m 12 Lijst met datums Adindan American Samoa 1962 ARC 1950 Astro Beacon ‘E’ 1945 Astro Tern Island (Frig) 1961 Ayabelle Lighthouse Bissau Camp Area Astro Cape Chatham Island Astro 1971 Corrego Alegre Djakarta (Batavia) European 1950 Gan 1970 Guam 1963 Herat North Hong Kong 1963 Indian 1954 Indonesian 1974 ISTS 073 Astro 1969 Kerguelen Island 1949 L. C. 5 Astro 1961 Luzon Massawa Minna Nahrwan United Arab Emirates North American 1927 Observatorio Meteorolog.
Appendix B - Problemen oplossen Deze handleiding voor het oplossen van problemen gaat ervan uit dat de gebruiker de relevante paragrafen in deze handleiding gelezen en begrepen heeft. Het is vaak mogelijk om moeilijkheden op te lossen zonder dat het apparaat voor reparatie naar de fabriek wordt gezonden. Wij verzoeken u vriendelijk om deze sectie door te lezen voordat u contact opneemt met uw Navman dealer. Er zijn geen onderdelen die door de gebruiker onderhouden dienen te worden.
B-2 GPS-navigatieproblemen 2-1 Geen GPS-positie of de eerste ontvangst duurt lang na het opstarten: 2-5 De tijd of datum op het satellietbeeldscherm klopt niet: a Kan soms gebeuren als de antenne geen duidelijk zicht op de lucht heeft. Satellietposities veranderen voortdurend. a Geen GPS-positie. b In simulatiestand. Schakel de simulatiestand uit (zie paragraaf 17-14). Antennekabel is niet op het beeldscherm aangesloten. c Lokale tijdaanpassing klopt niet (zie paragraaf 17-12).
stevig aangedraaid te worden voor een waterdichte verbinding. c Een brandstoftransducer kan verstopt zijn. Verwijder indien dit het geval is de transducer uit de brandstofleiding en blaas er voorzichtig door in tegenovergestelde richting van de brandstofstroom. Installeer een brandstoffilter tussen de brandstoftransducer en de brandstoftank, zie ook brandstofinstallatiehandleiding. Verzuimen dit te doen maakt de garantie ongeldig.
gecontroleerd door andere instrumenten, accessoires (bijv. ruimpomp) en de motor uit te schakelen totdat men weet wat de storing veroorzaakt. Probeer om problemen met elektrische storing te verhelpen, het volgende: - leg de stroom- en transducerkabel(s) aan uit de buurt van andere elektrische bedrading aan boord. - leg de stroomkabel van het beeldscherm direct naar de accu, met een zekering in de leiding.
Appendix C - Woordenlijst en navigatiedata Woordenlijst Aandachtsgebied - Een belangrijk gebied op de landkaart, zoals een beperkte ankerplaats of een ondiep gebied (zie paragraaf 17-2). Dieptelijn - Een dieptecontourlijn op de landkaart. Landkaartkaart - Een insteekkaart waarop data voor een bepaald gebied staat (zie paragraaf 1-3). C-MAP™ landkaartkaart - Zie landkaartkaart C-MAP™ gebruikerskaart - Zie gebruikerskaart. Cursor - Een -symbool op het beeldscherm (zie paragraaf 3-2).
Navigatiedata De boot vaart van de start naar de bestemming en heeft zich van het begin tot de bestemming van de geplotte koers begeven. BRG Peiling tot bestemming: Peiling tot de bestemming van de boot. BRG Peiling tot cursor: Peiling naar de cursor van de boot (cursorstand, zie paragraaf 3-2-1) CDI Koersafwijkingsindicator: Wanneer de boot naar een punt navigeert, dan geven de landkaart- en snelwegschermen een parallelle lijn aan beide kanten van de geplotte koers weer.
How to contact us NORTH AMERICA BNT - Marine Electronics 30 Sudbury Rd, Acton, MA 01720. Toll Free: +1 866 628 6261 Fax: +1 978 897 8264 e-mail: sales@navmanusa.com web: www.navman.com OCEANIA Australia Navman Australia Pty. Limited Suite 2, 408 Victoria Road Gladesville, NSW 2111, Australia. Ph: +61 2 9879 9000 Fax: +61 2 9879 9001 e-mail: sales@navman.com.au web: www.navman.com New Zealand Absolute Marine Ltd. Unit B, 138 Harris Road, East Tamaki, Auckland.
Lon 174° 44.535’E Lat 36° 48.