User guide

nl
51
Let op de
omgevingstemperatuur
en de beluchting
Omgevingstemperatuur
Het apparaat is voor een bepaalde
klimaatklasse geconstrueerd. Afhankelijk
van de klimaatklasse kan het apparaat
bij de volgende omgevingstemperaturen
gebruikt worden.
De klimaatklasse staat op het
typeplaatje, afb. -.
Aanwijzing
Het apparaat is volledig functioneel bin-
nen de binnentemperatuurgrenzen van
de aangegeven klimaatklasse. Wanneer
een apparaat uit klimaatklasse SN wordt
gebruikt bij een lagere binnentempera-
tuur, kunnen beschadigingen aan het
apparaat worden uitgesloten tot een tem-
peratuur van +5 °C.
Beluchting
Afb. !/6
De be- en ontluchting van de koelma-
chine vindt uitsluitend via het ventilatie-
rooster in de plint plaats. Het
ventilatierooster nooit afdekken of er iets
voor zetten. Anders moet de koelma-
chine meer presteren waardoor het ener-
gieverbruik toeneemt.
De juiste plaats
Geschikt voor het opstellen zijn droge,
ventileerbare vertrekken. Het apparaat
liefst niet in de zon of naast een fornuis,
verwarmingsradiator of een andere
warmtebron plaatsen. Is plaatsing naast
een warmtebron niet te vermijden, maak
dan gebruik van een isolerende plaat of
neem de volgende minimumafstanden in
acht:
Naast elektrische of gasfornuizen
3 cm.
Naast een CV-installatie 30 cm.
Onderbouw
Bij bepaalde aanrechtbladen, bijv. van
steen, glas of roestvrij staal, is
bevestiging onder het aanrechtblad vaak
niet mogelijk. Toebehoren voor de
montage op de zijwanden kunt u bij de
klantenservice bestellen.
Klimaatklasse Toelaatbare
omgevingstemperatuur
SN +10 °C tot 32 °C
N +16 °C tot 32 °C
ST +16 °C tot 38 °C
T +16 °C tot 43 °C