Instruction Manual
Reinigen en onderhouden nl
11
2 Reinigen en onderhouden
Re i ni ge n en onder houde n
Reiniging
Wanneer het apparaat koud is, reinig het met een
spons, water en zeep.
Reinig na elk gebruik het oppervlak van de
verschillende elementen van de brander, nadat deze is
afgekoeld. Achtergebleven resten (aangekoekt voedsel,
vetdruppels, enz.), hoe weinig ook, zetten zich vast op
het oppervlak en zijn later moeilijker te verwijderen.
Voor een correcte vlam moeten de openingen en
gleuven schoon zijn.
De beweging van sommige pannen kan metaalresten
achterlaten op de roosters.
Reinig de branders en de roosters met zeepsop en wrijf
erover met een niet-metalen borstel.
Indien de roosters rubber voetjes hebben, wees
voorzichtig bij het reinigen hiervan. De voetjes kunnen
losraken en het rooster kan de kookplaat krassen.
Droog de branders en de roosters altijd volledig. De
aanwezigheid van waterdruppels of vochtige zones bij
de aanvang van het koken kan het email beschadigen.
Na het reinigen en drogen van de branders, zorg dat de
branderdeksels juist geplaatst zijn op de diffusor.
Attentie!
■ Het is niet toegestaan de bedieningselementen te
verwijderen om het apparaat schoon te maken. Het
apparaat kan dan beschadigd raken door inkomend
vocht.
■ Gebruik geen stoomreinigers. Dit zou de kookplaat
kunnen beschadigen.
■ Indien de kookplaat een glazen of aluminium paneel
heeft, gebruik geen mes, schraper of dergelijke om
de verbinding met het metaal te reinigen.
Onderhoud
Reinig meteen gemorste vloeistof. Zo wordt vermeden
dat de etensresten zouden kleven en bespaart u
onnodige inspanningen.
Vanwege de hoge temperatuur kunnen de wokbrander
en de roestvrij stalen zones (vetpot, omtrek van de
branders, etc.) van kleur veranderen. Dit is normaal.
Reinig, na elk gebruik, deze zones met een geschikt
product voor roestvrij staal.
Er wordt aanbevolen regelmatig het reinigingsmiddel te
gebruiken dat beschikbaar is bij onze technische dienst
met code 311499.
Attentie!
Het schoonmaakmiddel voor roestvrij staal mag niet
gebruikt worden in de zone rond de
bedieningsknoppen. Dit om te voorkomen dat de
aanwijzingen (serigrafie) worden uitgeveegd.
Laat geen zure vloeistoffen (citroensap, azijn, enz..) op
de kookplaat.
3Wat te doen bij storingen?
Wat te doen bij s t or i ngen?
Soms kunnen storingen gemakkelijk worden
verholpen. Neem de volgende aanwijzingen in acht voor
u de servicedienst belt:
Storing Mogelijke oorzaak Oplossing
Het algehele elektrische sys-
teem is verstoord.
Zekering defect. Kijk in de meterkast na of er een zekering beschadigd is.
Is dit het geval, dan dient u hem te vervangen.
De automatische zekering of een foutstroomveiligheids-
schakelaar is in werking getreden.
Controleer bij het bedieningspaneel of de automatische
zekering of een foutstroomschakelaar is uitgevallen.
De automatische ontsteking
functioneert niet.
Tussen de ontstekingskaarsen en de branders kunnen
zich etensresten of resten van schoonmaakmiddelen
hebben afgezet.
De tussenruimte tussen ontstekingskaars en brander
moet schoon zijn.
De branders zijn vochtig. De branderdeksels zorgvuldig drogen.
De branderdeksels zijn niet goed geplaatst. Zorg ervoor dat de deksels goed liggen.
Het apparaat is niet geaard, ondeskundig aangesloten of
het aardingssnoer is beschadigd.
Neem contact op met uw elektromonteur.
De automatische ontsteking
functioneert niet en op het dis-
play verschijnt het symbool
”‚ of ”ƒ.
Het elektronische systeem is oververhit. Schakel de branders uit of gebruik uitsluitend de laagste
branderstand tot de elektronica voldoende is afgekoeld.
De vlam van de brander brandt
ongelijkmatig.
De branderonderdelen zijn niet juist geplaatst. Leg de branderonderdelen goed op de betreffende bran-
der.
De brandergleuven zijn vervuild. Reinig de brandergleuven.