Installation Instructions

Table Of Contents
14
HMC300 • 6 720 816 443 (2015/06)
Servicemenu5
5.1.1 De instellingen voor de hysterese
De warmtepomp gaat vanaf een bepaalde temperatuur over in cv-bedrijf
of in koelbedrijf. Om het aantal omschakelingen van de bedrijfsmodus
van de warmtepomp te verminderen, kunnen de grenswaarden in het
menu Aan/uit-hysterese met een schakelverschil worden ingesteld. Dit
geeft aan, met hoeveel graden en hoe lang de grenswaarde moet zijn
over- of onderschreden, voordat de betreffende bedrijfsmodus wordt
geactiveerd (alleen voor EnviLine A/W Split).
5.1.2 Instellingen voor de cv-pompen
De cv-pomp transporteert het opgewarmde water uit de condensator
naar de boiler in het buffervat of direct naar het cv-systeem. Wanneer
meer dan één warmtepomp is geïnstalleerd, is de keuze van
warmtepomp 1 of 2 nodig.
5.1.3 Instellingen voor de externe aansluitingen van de warmte-
pomp
In dit menu worden de 4 externe aansluitingen (bij Split-lucht/water-
warmtepomp zijn alleen 1 en 4 beschikbaar) van de warmtepomp ge-
configureerd. Om de instellingen voor een externe aansluiting te wijzi-
gen, moet eerst het menu voor de externe aansluiting worden geopend.
Er bestaan meerdere keuzemogelijkheden, zoals bijvoorbeeld Warm-
waterbedr. blokk. en CV-bedrijf blokkeren tegelijkertijd op aan inge-
steld. Afhankelijk van de opbouw van de installatie, is de keuze van
warmtepomp 1 of 2 nodig.
Menupunt Instelbereik Omschrijving
Warmtebron Boorl. In de bodem wordt de energie uitgewisseld via aardwarmtesonden in diep geboorde gaten.
Bodem In de grond wordt de energie uitgewisseld via vlakke collectoren op geringe diepte.
Grondw. De energie wordt uitgewisseld via het grondwater.
Afvoerlucht De energie wordt uitgewisseld via de afvoerlucht.
Aan/uit-hysterese ( hoofdstuk 5.1.1)
Standalone-bedrijf Ja De warmtepomp is uitgeschakeld. Warmteproductie vindt alleen via de bijverwarming plaats.
Nee Warmteproductie vindt via de warmtepomp en bijverwarming plaats.
Pompen ( hoofdstuk 5.1.2)
Externe aansluitingen ( hoofdstuk 5.1.3)
Zekeringgrootte 16 ... 32 A De installatie moet met een zekering zijn uitgevoerd. Het type van de geïnstalleerde zekering moet hier
worden ingesteld (16 | 20 | 25 | 32 A).
Handmatig ontdooien Uit De verdamper wordt automatisch ontdooit.
aan De warmtepomp gaat in bedrijf, om de verdamper te ontdooien.
Smart grid ( hoofdstuk 5.1.4)
Fotovoltaïsche installatie ( hoofdstuk 5.1.5)
Tabel 13 Instellingen in het menu warmtepomp
Menupunt Instelbereik Omschrijving
Verwarmen 10 ... 30 ... 100 K × min Via deze instelling wordt de warmtepomp gestart, wanneer de gemeten aanvoertemperatuur met de ingestelde waarde on-
der de ingestelde aanvoertemperatuur ligt. De warmtepomp gaat weer uit, wanneer de gemeten aanvoertemperatuur met
de ingestelde waarde boven de ingestelde aanvoertemperatuur ligt.
Koelen 10 ... 20 ... 100 K × min Via deze instelling wordt de warmtepomp uitgeschakeld, wanneer de gemeten aanvoertemperatuur met de ingestelde
waarde onder de ingestelde aanvoertemperatuur ligt. De warmtepomp gaat weer aan, wanneer de gemeten aanvoertem-
peratuur met de ingestelde waarde boven de ingestelde aanvoertemperatuur ligt.
Tabel 14 Instellingen voor de pompen in de warmtepomp
Menupunt Instelbereik Omschrijving
Bedr.mod. prim. cv-pomp Automatisch De cv-pomp is in bedrijf, wanneer de compressor draait. Wanneer de compressor uit is, is de pomp ook
uit.
Aan De cv-pomp draait permanent.
Temp.vers. TC3/TC0 Verwar-
men
3 ... 15 K Toegestane temperatuurverschil tussen aanvoer en retour van de warmtepomp in cv-bedrijf.
Temp.vers. TC3/TC0 Koelen 2 ... 10 K Toegestane temperatuurverschil tussen aanvoer en retour van de warmtepomp in koelbedrijf.
Bedr.modus brine-pomp Automatisch De brine-pomp is in bedrijf, wanneer de compressor draait. Wanneer de compressor uit is, is de pomp ook
uit.
Constant De brine-pomp draait constant.
Brinep.aan in koelbedr. Ja De brine-pomp draait, wanneer de warmtepomp in koelbedrijf is.
Nee De brine-pomp draait niet, wanneer de warmtepomp in koelbedrijf is.
Tempver. TB0/TB1 Verwar-
men
3 ... 10 K Gewenste temperatuurverschil tussen brine-aanvoer en retour van de warmtepomp in cv-bedrijf.
Tempver. TB0/TB1 Koelen 2 ... 10 K Gewenste temperatuurverschil tussen brine-aanvoer en retour van de warmtepomp in koelbedrijf.
Min. brine-temp. Inlaat -10 ... 0 °C Minimale temperatuur van de brine- bij de toevoer naar de warmtepomp
Max. brine-temp. Aanvoer 0 ... 40 °C Maximale temperatuur van de brine- bij de toevoer naar de warmtepomp
Min. brine-temp. afvoer -10 ... 0 °C Minimale temperatuur van de brine- bij de afvoer uit de warmtepomp
Max. brine-temp. afvoer 0 ... 40 °C Maximale temperatuur van de brine- bij de afvoer uit de warmtepomp
Tabel 15 Instellingen voor de pompen in de warmtepomp