Installation Instructions
26
KS 0105 ... 0150 • 7 747 009 916 (2013/03)
Storingen8
Drukverlies in de installatie.
Opbrengst zonne-
energie te laag
Verlies van solarvloeistof op de verbindingen. Lekkende plaatsen hardsolderen. Afdichtingen vervangen. Koppe-
lingen natrekken.
Verlies van solarvloeistof door geopend overstort. Expansievat, voordruk en grootte controleren.
Stoom door geopende ontluchter ontweken (normaal bedrijf). Onluchter na het ontluchten sluiten.
Vorstschade. Vorstbeveiliging controleren.
Geen volumestroom zichtbaar op doorstroomindicatie ondanks draaiende pomp.
Opbrengst zonne-
energie te laag
Afsluiters zijn gesloten. Afsluiters openen.
Lucht in systeem. Installatie ontluchten.
Aanwijzer op doorstroombegrenzer zit vast. Doorstroombegrenzer reinigen.
Geluid in collectorveld bij sterke zonnestralen (waterslag).
Lekkage in zonne-
collectorcircuit
Geen homogene doorstroming van de collectorvelden mogelijk. Leidingwerk controleren.
Expansievat te klein of defect. Dimensionering en voordruk van het expansievat en de werkdruk
controleren.
Pompcapaciteit te laag. Pomp controleren, eventueel vervangen.
Collector met collectortemperatuursensor in de schaduw. Schaduw wegnemen.
Lucht in systeem. Installatie ontluchten en leidingen op verval controleren.
Zonneboiler koelt sterk af.
Hoge warmteverliezen. Boilerisolatie defect of niet correct gemonteerd. Isolatie controleren. Boileraansluitingen isoleren.
Regelaarinstelling naverwarming onjuist. Instellingen ketelregelaar controleren.
Eenpijpcirculatie (microcirculatie in de leidingen). Warmteisolatielus uitvoeren.
Circulatie t.g.v. thermosifonwerking via het collectorveld of de
circulatieleiding of naververwarming.
Terugslagkleppen controleren.
Warmwatercirculatie draait te vaak en/of 's nachts. Schakeltijden en intervalbedrijf controleren.
Bij instraling beslaan van collector gedurende langere tijd.
Condenswater in collector. Ventilatie van de collector (bij beluchte collectoren) onvoldoen-
de.
Ventilatieopeningen reinigen.
Te lage installatiecapaciteit.
Opbrengst zonne-energie te laag Collectoren in de schaduw. Schaduw wegnemen.
Lucht in de installatie. Installatie ontluchten.
Pomp draait met verminderd vermogen. Pomp controleren.
Warmtewisselaar vervuild / verkalkt. Warmtewisselaar spoelen / ontkalken.
Sterke vervuiling op de collectorvensters. Collectorvensters met glasreiniger (geen aceton) reinigen.
Naverwarming draait ondanks goede zonne-instraling.
Opbrengst zonne-energie te laag Boilertemperatuursensor naverwarming defect of verkeerd ge-
positioneerd.
Positie, montage en karakteristiek van de boilertemperatuursensor
controleren.
Circulatie verkeerd aangesloten of te lang ingeschakeld. Controleer de circulatieaansluiting en eventueel de inschakelduur
van de circulatie.
Naverwarmingstemperatuur te hoog ingesteld. Instellingen controleren.
Lucht in de installatie. Installatie ontluchten.
Regelaar defect. Regelaar controleren, eventueel vervangen.
Soort storing
Effect Mogelijke oorzaken Oplossing
Tabel 13