Installation Instructions

6 720 813 621 (2014/12) MM100
34 | Gegevens betreffende het product
2.4 Reiniging en verzorging
Indien nodig met een vochtige doek de behuizing schoon
wrijven. Gebruik daarbij geen scherpe of bijtende reini-
gingsmiddelen.
2.5 Aanvullende toebehoren
Exacte informatie over geschikte toebehoren is opgenomen in
de catalogus.
Voor gemengde en ongemengde cv-circuits en constant cv-
circuit:
cv-pomp; aansluiting op PC1
Aanvoertemperatuursensor – systeem (optie: niet met
alle bedieningseenheden mogelijk); aansluiting op T0
Temperatuurbewaking; aansluiting op MC1; onder-
breekt bij overschrijden van de grenstemperatuur de
voedingsspanning op aansluitklem 63 - PC1; indien er
geen temperatuurbewaking in het ongemengde cv-cir-
cuit of constant cv-circuit aanwezig is, brug ( afb. 1
[2], pagina 91) op MC1 aansluiten.
Bijkomend voor gemengde cv-circuits:
Mengkraanmotor; aansluiting op VC1
Aanvoertemperatuursensor in toegekend cv-circuit;
aansluiting op TC1
Bijkomend voor een cv-circuit in combinatie met een warm-
tepomp (verwarmen/koelen):
Dauwpuntbewaking; aansluiting op MD1; zendt bij het
bereiken van het dauwpunt een signaal aan de regeling,
om condensvorming door verder afkoelen te voorko-
men en stopt de cv-pomp
Bijkomend voor een constant cv-circuit:
Extern signaal voor warmtevraag; aansluiting op MD1
(alleen indien externe warmtevraag aan de bedienings-
eenheid is vrijgegeven, wordt de pomp ingeschakeld)
Mengermotor (optie); aansluiting op VC1
Aanvoertemperatuursensor in toegekend cv-circuit
(optie); aansluiting op TC1
Voor boilerlaadcircuit (bijv. na evenwichtsfles):
Boilerlaadpomp: aansluiting op PC1; brug ( afb. 1
[2], pagina 91) op MC1 aansluiten
Circulatiepomp (optie); aansluiting op VC1 (aansluit-
klem 43: circulatiepomp fase/aansluitklem 44: niet bezet)
Aanvoertemperatuursensor evenwichtsfles (optie: niet
met alle bedieningseenheden mogelijk); aansluiting
op T0
Boilertemperatuursensor; aansluiting op TC1.
Installatie van de aanvullende toebehoren
Installeer de aanvullende toebehoren overeenkomstig de
wettelijke voorschriften en de meegeleverde handleidingen.
Wanneer in de meegeleverde handleiding van de dauwpuntbe-
waking of de warmtepomp niets anders wordt voorgeschreven;
Dauwpuntsensor zo dicht mogelijk bij de bufferboiler of op
de koelste positie in de installatie monteren.
Maximaal 4 dauwpuntbewakingen parallel aan MD1 aan-
sluiten.
Opgenomen
vermogen – standby
< 1 W
Maximaal vermogen
•Per aansluiting (PC1)
•Per aansluiting (VC1)
400 W (hoogrendementpom-
pen toegelaten; max. 40 A/
s)
•100W
Meetbereik tempera-
tuursensor
Onderste foutgrens
Weergavebereik
Bovenste foutgrens
•< 10°C
0 ... 100 °C
> 125 °C
Toegestane omgevings-
temperatuur
0 ... 60 °C
Beveiligingsklasse
Bij inbouw in ketel
Bij wandinstallatie
wordt door de beschermings-
klasse van de ketel bepaald
•IP44
Beschermingsklasse I
Identificatienummer Typeplaat ( afb. 18, pagina 97)
°C °C °C
8 25065 38 7174 68 2488
14 19170 44 5730 74 2053
20 14772 50 4608 80 1704
26 11500 56 3723 86 1421
32 9043 62 3032 – –
Tabel 4 Meetwaarde aanvoertemperatuursensor (meegele-
verd)
Technische gegevens
Tabel 3