Voor de installateur Installatie-instructie voor de installateur Nefit MultiLine A/W 4.7 Lucht/water split warmtepomp voor hybride toepassing in combinatie met de volgende cv-ketels: SmartLine BaseLine ProLine TrendLine TopLine Compact TopLine HR 25/30 TopLine AquaPower HRC 25/30 TopLine AquaPower Plus 6 720 804 119 (2012/06) NL 6720646970-00.
Inhoudsopgave Inhoudsopgave 1 Toelichting bij de symbolen en veiligheidsaanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 1.1 Toelichting van de symbolen . . . . . . . . . . . 4 1.2 Veiligheidsaanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . 4 2 Gegevens betreffende het toestel . . . . . . . . . 6 2.1 Voorgeschreven toepassing . . . . . . . . . . . . 6 2.2 EG-conformiteitsverklaring . . . . . . . . . . . . . 6 2.3 Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 2.4 Leveringsomvang . . . . .
Inhoudsopgave 6.2.12 Parameters voor energie- en kostenoptimalisatie van het hybride systeem instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49 6.2.13 Navigeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50 6.2.14 Regelstrategie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 51 6.2.15 In bedrijf stellen ModuLine 400 . . . . . . . . . 51 6.2.16 Temperatuurverschil voor inschakelvertraging cv-ketel . . . . . . . . . . . 51 6.2.17 Inschakelvertraging cv-ketel . . . . . . . . . . . . 52 6.2.
1 Toelichting bij de symbolen en veiligheidsaanwijzingen 1 Toelichting bij de symbolen en veiligheidsaanwijzingen 1.1 Toelichting van de symbolen Waarschuwing Waarschuwingsaanwijzingen in de tekst worden aangegeven met een gevarendriehoek met grijze achtergrond en een kader. Bij gevaren door stroom wordt het uitroepteken in de gevarendriehoek vervangen door een bliksemsymbool.
Toelichting bij de symbolen en veiligheidsaanwijzingen 1 Inbedrijfstelling B Hybride systeem en componenten alleen door de leverancier of een gecertificeerde en door de fabrikant erkende installateur in bedrijf laten stellen. Informatie aan de klant B De klanten informeren over de werking van het hybride systeem en de afzonderlijke componenten en instrueren over de bediening. B Wijs de gebruiker erop, dat hijzelf geen wijzigingen of reparaties mag uitvoeren.
2 Gegevens betreffende het toestel 2 Gegevens betreffende het toestel 2.1 Voorgeschreven toepassing 2.3 Typeplaatje Op de typeplaat vindt u de toestel specificaties en het serienummer Op de binnenunit bevindt zich een typeplaat onder op het rechter zijpaneel van de mantel en op de binnenzijde van de houder voor de hybride regelmodule HM10. 6720646970-89.4Wo Het toestel mag alleen in gesloten tapwater-cv-systemen conform EN 12828 worden ingebouwd. Ieder ander gebruik is niet voorgeschreven.
Gegevens betreffende het toestel 2.4 2 Leveringsomvang 1 2 3 4 6720646970-01.9Wo Afb. 3 1 2 3 4 Leveringsomvang Binnenunit Montagebeugel Buitenunit Foliezak met handleidingen, tekeningen en onderdelen Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden! 6 720 804 119 (2012/06) Nefit B.V. • http://www.nefit.
2 2.5 Gegevens betreffende het toestel Toebehoren Hier vindt u een lijst met toebehoren. Een volledig overzicht van alle leverbare toebehoren vindt u in onze algemene catalogus. Noodzakelijke toebehoren De volgende toebehoren zijn nodig voor bedrijf van het systeem: • ModuLine 400 kamerthermostaat (artikelnummer 7 746 901 788) • Buffervat met minimaal 50 liter inhoud • Bypassventiel (alleen nodig bij cv-installaties met een in serie geschakeld buffervat).
Gegevens betreffende het toestel 2.8 Functiebeschrijving van de binnenunit De hybride regelmodule HM10 stuurt de buitenunit, de cv-ketel en de ModuLine 400 aan. Afhankelijk van de buitentemperatuur, en de gewenste cv-aanvoertemperatuur bepaalt de hybride regelmodule HM10, welk aandeel van de totaal te leveren warmte door de cv-ketel en of de warmtepomp moet worden geleverd. Door deze regelstrategie wordt de efficiency van het cv-systeem geoptimaliseerd.
2 2.9 Gegevens betreffende het toestel Omgang met printplaten Printplaten met regelelektronica reageren bij het aanraken gevoelig op elektrostatische ontladingen. Om schade aan de componenten te voorkomen, is zorgvuldigheid noodzakelijk. VOORZICHTIG: Schade aan de uitrusting door elektrostatische ontlading! B Raak printplaten nooit aan zonder geaarde armband. 6 720 614 366-25.1I Afb. 5 Omgang met elektronische componenten 6 720 614 366-24.1I Afb. 4 Armband Beschadigingen zijn in de regel latent.
Gegevens betreffende het toestel 2 2.10 Koudemiddelcircuit buitenunit 14 7 15 1 16 2 3 13 4 5 17 18 A B 18 19 6 20 21 12 11 7 10 9 8 7 6 720 646 970-04.3ITL Afb.
2 Gegevens betreffende het toestel 2.11 cv-ketel met een parallel geschakeld buffervat 1 2 3 MM10 4 5 6 9 Afb. 7 1 2 3 4 5 6 7 8 9 8 7 6720803520-39.1Wo WM10 cv-ketel met een parallel geschakeld buffervat Buitentemperatuursensor Combiketel tot max. 30 kW cv-vermogen (Nefit) ModuLine 400 Ongemengde cv-groep Gemengde cv-groep Buffervat Expansievat Binnenunit Buitenunit Modules: - MM10 (mengmodule) - WM10 (openverdeler-module) Nefit B.V. • http://www.nefit.
Gegevens betreffende het toestel 2 2.12 cv-ketel met een in serie geschakeld buffervat 7 2 3 8 4 5 8 4 5 9 6 9 6 10 11 14 Afb. 8 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 13 12 6720803520-40.1Wo 1 7 cv-ketel met een in serie geschakeld buffervat Buitentemperatuursensor Combiketel tot max.
2 Gegevens betreffende het toestel 2.13 cv-ketel met een in serie geschakeld buffervat 7 1 2 3 10 8 4 5 9 11 12 15 Afb. 9 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 13 cv-ketel met een in serie geschakeld buffervat Buitentemperatuursensor Combiketel tot max.
Gegevens betreffende het toestel 2 2.14 Overzicht van de componenten 2.14.1 Binnenunit 18 17 16 15 14 13 1 2 3 4 5 6 12 7 10 8 9 6720646970-05.4Wo 11 Afb.
2 Gegevens betreffende het toestel 2.14.2 Buitenunit 1 2 3 4 6 7 5 10 9 8 6 720 646 970-49.3ITL Afb. 11 Hoofdonderdelen en mantel van de buitenunit 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Luchtrooster Bovendeel van de mantel Voorste deel van de mantel Verdamper Ventilator 4-weg-ventiel Klep voor vulaansluiting Servicedeksel Aansluiting voor gasvormig koudemiddel met onderhoudsaansluiting Aansluiting voor vloeibaar koudemiddel Nefit B.V. • http://www.nefit.
Gegevens betreffende het toestel 1 2 3 4 2 5 6 7 8 9 11 10 12 13 14 15 16 17 18 29 19 20 21 22 28 27 26 25 24 23 6 720 646 970-58.6ITL Afb.
2 Gegevens betreffende het toestel 2.15 Maten 2.15.1 Binnenunit 360 32 95 30 500 448 85 53 22 363 390 6 720 803 520-028.1Wo Afb. 13 Afmetingen binnenunit Nefit B.V. • http://www.nefit.
Gegevens betreffende het toestel 2 2.15.2 Buitenunit 365 300 330 152 155 43,6 400 347,5 40 23 10 155 90 300 600 18 32,5 45,4 150 69 183 287,5 500 800 6 720 646 970-47.2ITL Afb. 14 Afmetingen buitenunit Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden! 6 720 804 119 (2012/06) Nefit B.V. • http://www.nefit.
2 Gegevens betreffende het toestel 2.16 Technische gegevens 2.16.1 Hybride systeem Benaming Eenheid Waarde Max. cv-vermogen1) kW 25,14 Elektrische voedingsspanning V/Hz 230/50/1~ Koudemiddel R410A kg 2,5 Leiding voor vloeibaar koudemiddel, buitendiameter inch/mm ¼ / 6,35 Leiding voor gasvormig koudemiddel, buitendiameter inch/mm ½ / 12,7 Min.
Gegevens betreffende het toestel 2 Benaming Eenheid Waarde Geluidsniveau conform DIN EN 121022) dB(A) 46 Afmetingen (B x D x H) mm 800 x 300 x 600 Bedrijfsbereik buitentemperatuurregeling °C -9 ... +21 Opslagtemperatuur °C -25 ... +60 Bedrijfsbereik wateraanvoertemperatuur °C +20 tot +50 Gewicht kg 42 Max.
3 Voorschriften 3 Voorschriften 3.1 Normen voorschriften en richtlijnen Het product voldoet aan de volgende EG-richtlijnen: • Laagspanningsrichtlijn 2006/95/EG • EMC-richtlijn 2004/108/EG. 3.1.1 Algemene voorschriften Voor de montage en het gebruik van het hybride systeem de nationale normen en richtlijnen respecteren! Respecteer de specificaties op de typeplaten van de componenten van het hybride systeem.
Transport 4 Transport WAARSCHUWING: Gevaar voor lichamelijk letsel door verkeerd gezekerd toestel! B Maak gebruik van geschikte transportmiddelen (bijv. een kar met spanband, een trap- of tredekar). B Beveilig het toestel tijdens het transport tegen vallen. B Laat het transport alleen door opgeleid vakpersoneel uitvoeren. Respecteer tijdens het transport ook het volgende: B Transportobjecten niet aan de transportbanden optillen.
5 Montage en installatie 5 Montage en installatie 5.1 Installatie voorbereiden GEVAAR: Levensgevaar door elektrocutie! B Voor werkzaamheden aan het elektrische deel de voedingsspanning (230 V AC) onderbreken (zekering, zekeringautomaat) en beveiligen tegen onbedoeld herinschakelen. WAARSCHUWING: Persoonlijke en materiële schade door verkeerde montage en installatie! B Het hybride systeem en de componenten alleen door de leverancier of door een erkend installateur laten opstellen en monteren.
Montage en installatie 5.1.2 Antivriesmiddel Of antivries mag worden gebruikt en welk antivriesmiddel is toegestaan, hangt af van de toegepaste cv-ketel. B Respecteer de specificaties in de installatiehandleiding van de cv-ketel. 5.1.3 Installatie spoelen Voor de montage van de binnenunit moet de gehele cvinstallatie worden gespoeld. Verontreinigingen kunnen schade aan het toestel veroorzaken en het vermogen verminderen.
5 Montage en installatie 5.2.3 Bypassventiel Een bypassventiel is alleen nodig, wanneer een buffervat in serie is geschakeld. Minimumafstanden a Het bypassventiel wordt tussen de aanvoer en retour van de cv-installatie aangesloten en bij ongemengde cv-circuits tussen binnenunit en eerste radiator. Andere eisen aan de montageplaats: • Het bypassventiel moet in een recht leidinggedeelte en niet in de directe omgeving van een bocht gemonteerd worden.
Montage en installatie 5 Fundament OPMERKING: Let op! Kans op geluidsklachten wanneer de buitenunit op een houten dak wordt geplaatst! • Het opsteloppervlak moet vlak, vast en voldoende draagkrachtig zijn. De ondergrond moet het gewicht van de unit kunnen dragen. • De buitenunit bij voorkeur op een ondergrond bevestigen met voldoende massa. Voldoende massa is van belang om trillingsoverdracht van de buitenunit naar de woning te beperken. Door trillingsoverdracht kunnen geluidsklachten ontstaan.
5 Montage en installatie Minimumafstanden e f 1 d a1 a 2 a1 e c f d1 a 4 b 3 a2 c b 5 6 6 720 646 970-12.2ITL Afb. 19 Minimale afstanden buitenunit bij speciale opstelsituaties Pos. Begrenzing Afstand [mm] Pos.
Montage en installatie 5.3 5 Leidingen voorinstalleren OPMERKING: Opstelling van het buffervat: B Zie de handleiding van het buffervat. Verontreinigingen in het systeem kunnen de warmtepomp beschadigen en het vermogen verminderen. 5.3.1 Aansluiting op binnenunit voorbereiden B Leidingen installeren. Daarbij de instructies van het installatie-ontwerp respecteren (Æ hoofdstuk 5.2).
5 5.4 Montage en installatie B Voorste isolatieplaat van de binnenunit afnemen en voor de latere montage bewaren. Binnenunit monteren Voorwaarden Voordat kan worden begonnen met de montage van de binnenunit, moet aan de lokale voorwaarden zijn voldaan (Æ hoofdstuk 5.2, vanaf pagina 25). • De installatie is gespoeld en is schoon (Æ hoofdstuk 5.1). • De vereiste minimale afstanden zijn aangehouden (Æ hoofdstuk 5.2.5). • De montagebeugel is op de wand bevestigd en correct aangesloten (Æ hoofdstuk 5.3.1).
Montage en installatie 5 B De bovenste beide schroeven voor de binnenunit praktisch geheel in de muur schroeven [1], maar niet vast aandraaien. B Binnenunit optillen en op de beide schroeven in de wand hangen. 4. 2. 1. 5.5 Voorwaarden Voordat kan worden begonnen met het opstellen en de montage van de buitenunit, moet aan de lokale voorwaarden zijn voldaan (Æ hoofdstuk 5.2, vanaf pagina 25). • De benodigde bouwkundige maatregelen werden correct uitgevoerd en zijn volledig afgerond.
5 5.5.2 Montage en installatie Montage op de fundering 5.5.3 WAARSCHUWING: Persoonlijk letsel bij opstelling van de buitenunit op een niet geschikte ondergrond! Een verkeerd opgestelde buitenunit kan omvallen en persoonlijk letsel en materiële schade veroorzaken. Condensafvoer van de buitenunit maken OPMERKING: Materiële schade door vorst! Wanneer het condens niet wegloopt, kan ijsvorming bij lage temperaturen schade aan de buitenunit veroorzaken.
Montage en installatie 5.6 Koudemiddelcircuit installeren 5 Buizen en buisverbindingen WAARSCHUWING: Gevaar voor lichamelijk letsel door ontsnappend koudemiddel! Niet toegestane of verkeerd gedimensioneerde leidingen kunnen knappen. 5.6.1 Veiligheid In de warmtepomp mag uitsluitend koudemiddel R410A worden gebruikt. In vergelijking met vroeger gebruikte koudemiddelen is de druk van koudemiddel R410A ca. 1,6 maal hoger.
5.6.3 Montage en installatie Koudemiddelleidingen installeren Wanneer koudemiddelleidingen door ruimten lopen, waar personen verblijven, dan moet het ruimtevolume minimaal 5,7 m³ zijn. B Voorwaarden waarborgen: – Tussen de opstellocatie van de binnenunit en de buitenunit is een hoogteverschil toegestaan. De maximale leidinglengte van 30 meter (één richting) moet echter worden gerespecteerd. – De koudemiddelleiding mag maximaal 15 bochten hebben en niet langer zijn dan 30 meter (één richting).
Montage en installatie 5 B Voor het aantrekken van de conusmoer een dunne laag koudemiddelolie op de buis en pasoppervlak aanbrengen. 1 2 3 6 720 646 970-48.2ITL Afb. 30 Koudemiddelleidingen monteren 1 2 3 – Stap 1: druk tot 0,5 MPa (5 bar(g)) opbouwen. 5 minuten wachten. Druk controleren. Bij drukverlies is er lekkage. Bepaal de oorzaak, hef deze op en herhaal de dichtheidstest. – Stap 2: druk tot 1,5 MPa (15 bar(g)) opbouwen. 5 minuten wachten. Druk controleren. Bij drukverlies is er lekkage.
5 Montage en installatie 5.6.7 Koudemiddelafsluiter isoleren Na de aansluiting op de buitenunit moeten de koudemiddelleidingen inclusief de afsluiters worden geïsoleerd. B Isolatiemateriaal [3] zodanig bijsnijden, dat deze goed op de koudemiddelafsluiters past. B De isolatie [3] voor de leidingen voor vloeibaar koudemiddel (klein, 2 gaten) aan de vloeistofzijde zodanig aanbrengen, dat de gaten op de ventielkapjes [1] passen en de afsluiter [2] volledig is bedekt.
Montage en installatie 5.6.8 Koudemiddelcircuit vacumeren en drogen 5 Afsluiters openen WAARSCHUWING: Persoonlijk letsel door barstende koudemiddelleidingen! In de leidingen ingesloten lucht kan drukpieken veroorzaken, die leidingbreuk tot gevolg kunnen hebben. OPMERKING: Materiële schade door gesloten afsluiters! Wanneer de afsluiters tijdens bedrijf van de buitenunit gesloten blijven, worden compressor en regelventielen beschadigd. B Waarborg, dat er geen lucht in de leidingen achterblijft.
5 Montage en installatie 5.7 Elektrische aansluiting tot stand brengen 5.7.1 Veiligheid GEVAAR: Levensgevaar door elektrische stroom! Niet deskundig uitgevoerde werkzaamheden aan elektrische onderdelen kunnen levensgevaarlijke elektrische schokken veroorzaken. B Voer werkzaamheden aan elektrische componenten alleen uit met overeenkomstige kwalificatie. Wanneer geen geldende kwalificatie aanwezig is, moet de elektrische aansluiting door een erkend installateur worden uitgevoerd.
Montage en installatie 5 Netaansluiting aanbrengen Installeer, om inductieve beïnvloeding te voorkomen, alle laagspanningskabels gescheiden van 230 V of 400 V kabels (minimale afstand 100 mm). B Aardkabel van de buitenunit aansluiten (Æ afb. 37, [2]). De aardkabel moet langer zijn dan de overige kabels, zodat de verbinding bij trekbelasting niet wordt onderbroken. BUS-kabel naar binnenunit aansluiten B Servicedeksel van de buitenunit afnemen. – Schroef losmaken. – Servicedeksel [3] wegnemen.
5 5.8 Montage en installatie Montage van de buitentemperatuursensor 5.8.1 Montageplaats kiezen De montageplaats van de buitentemperatuursensor beïnvloedt de gemeten buitentemperatuurwaarde en zo de regeling van het totale systeem. B De buitentemperatuursensor met minimaal 4 meter afstand tot de rookgasafvoer en de buitenunit monteren. B Monteer de buitentemperatuursensor op de koudste gebouwzijde (noordelijke halfrond: noord of noordoost).
Inbedrijfstelling 6 Inbedrijfstelling OPMERKING: Verkeerde werking door in tijd verschoven inbedrijfstelling! B Sluit alle BUS-deelnemers aan op de bus, voordat de BUS met spanning wordt gevoed. Wij adviseren voor de inbedrijfstelling, de ModuLine 400 provisorisch in de nabijheid van de binnenunit te installeren. 6.1 6 Voor de inbedrijfstelling 6.1.
6 6.2 Inbedrijfstelling Systeem voor de eerste keer in bedrijf stellen OPMERKING: Materiële schade bij koude start van de compressor in de buitenunit! B Bij de inbedrijfstelling de voeding van de buitenunit minimaal 12 uur voor de voeding van de binnenunit inschakelen. Wanneer deze tijdsafstand niet worden gerespecteerd, kan ernstige schade aan de buitenunit ontstaan. Onderbreek de voedingsspanning tijdens normaal bedrijf niet. 6.2.
Inbedrijfstelling 6 6.2.5 Sluit de ModuLine 400 aan op de hybride regeleenheid HM10 In het hybride systeem mag slechts één ModuLine 400 De ModuLine 400 moet afzonderlijk op de muur worden worden gebruikt. Deze moet op de hybride regelmodule gemonteerd en mag niet in de cv-ketel worden geplaatst. HM10 worden aangesloten. Aansluitingen in de binnenunit 1 M1 1 2 3 4 M2 5 6 TSR 7 8 TSC 9 10 11 12 13 2 3 BUS BUS 0...10V 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 Afb.
6 Inbedrijfstelling OPMERKING: Instellen van DIP switch SW8-3 De buitenunit en binnenunit hebben ieder een apparte voeding waardoor het niet in alle gevallen mogelijk is om de voeding voor zowel binnen als buitenunit gelijktijdig in te schakelen. Als de voeding naar de buitenunit wordt ingeschakeld dan zal de buitenunit de communicatie proberen op te starten met de binnenunit.
Inbedrijfstelling 6 6.2.6 CV-ketel in de binnenunit aansluiten B Kabel via de kabeldoorvoer achter de isolatie leiden. B De tweeaderige BUS-kabel van de cv-ketel op de aansluitklemmen 18 en 19 van de hybride regelmodule HM10 en op de cv-ketel aansluiten. De aansluitingen op de cv-ketel kunnen variëren. In de regel wordt de verbinding gemaakt via de aansluiting EMS, BUS of RC. B Houd de terug-toets ingedrukt en reset de hybride regelmodule HM10 (Æ afb. 55, pagina 55). 6.2.
6 Inbedrijfstelling 6.2.9 Installatie met parallel geschakeld buffervat Het parallel geschakeld buffervat vervult in de hydraulische schema's uit afb. 7 de functie van een open verdeler. Wanneer de installatie beschikt over een cv-circuit of meerdere cv-circuits met parallel geschakeld buffervat tussen binnenunit en cv-circuit(s)? zie afb 7. 1. De cv-pomp in de binnenunit moet op een constant toerental III, II of I zijn ingesteld.
Inbedrijfstelling 6 600 550 500 mbar 450 400 III 350 300 250 3 II 200 150 100 I 50 0 0.0 1.0 2.0 3.0 4.0 5.0 6.0 7.0 8.0 9.0 10.0 11.0 12.0 13.0 14.0 15.0 16.0 17.0 18.0 19.0 20.0 liters/minuut 4 6720803520-37.1Wo Afb.
6 Inbedrijfstelling 6.2.10 Binnenunit ontluchten OPMERKING: Materiële schade door drooglopende cv-pomp! B CV-druk regelmatig controleren en evt. de cv-installatie met water vullen. Wij adviseren een handmatige ontluchter in de nabijheid van de cv-waterretouraansluiting van de binnenunit te installeren, om de ontluchting van de binnenunit mogelijk te maken. Lucht in de cv-pomp kan geluid veroorzaken. Het geluid stopt, zodra de cv-pomp een paar minuten draait. 1. Handmatige ontluchter openen. 2.
Inbedrijfstelling 6 6.2.12 Parameters voor energie- en kostenoptimalisatie van het hybride systeem instellen De parameters kunnen via de ModuLine 400 ingesteld worden. Informatie over de instelling op de hybride regelmodule HM10 bevindt zich in hoofdstuk 6.2.26. Het hybride systeem geeft de keuze tussen twee regelstrategien. In paragraaf 6.2.14 wordt beschreven hoe de keuze voor een regelstrategie wordt ingesteld.
6 Inbedrijfstelling 6.2.13 Navigeren - Het menu in gaan B Druk kort op de toets "menu". B Selecteer met de instelknop het gewenste menu. B Druk op de toets "OK" om het geselecteerde menu in te gaan. 09:18 - Instelling wijzigen Gebruik de toets "OK" en de instelknop om instellingen in het menu te wijzigen. B Houd de toets "OK" ingedrukt en draai aan de instelknop. Gebruiksmenu Gebruiksme m nu------2.8 06.01.08 Toetsverlichting? 21 55°C°C 6720803520-07.1Wo 6720803520-10.1Wo aan Afb.
Inbedrijfstelling 6 6.2.14 Regelstrategie instellen Bij deze functie kan gekozen worden uit twee regelstrategieën, regelen op basis van kosten of milieu. 6.2.15 In bedrijf stellen ModuLine 400 Wanneer de ModuLine 400 voor het eerst wordt opgetart wordt gevraagd de datum en tijd in te stellen.
6 Inbedrijfstelling 6.2.17 Inschakelvertraging cv-ketel Bij deze functie wordt ingesteld hoeveel minuten de gemeten cv- aanvoertemperatuur onder de gewenste cv-aanvoertemperatuur mag liggen voordat de cv-ketel wordt ingeschakeld om bij te verwarmen. In paragraaf 6.2.16 wordt de functie temperatuurverschil voor inschakelvertraging ketel beschreven.
Inbedrijfstelling 6 6.2.20 Software versie Bij deze functie worden de software versies weergegeven van de ModuLine 400 en de warmtepompregeling in de binnenunit, de HM10. Sevicemenu me - 6.2.22 Terug naar fabrieksinstellingen Wanneer de ModuLine 400 wordt teruggezet naar fabrieksinstellingen dan blijft de gekozen regelstrategie op basis van milieu of kosten ongewijzigd, dit geld ook voor de ingevoerde gas-en elektraprijs! 3.11 2 Versie ModuLine 400 Gebruiksmenu me - 2.
6 Inbedrijfstelling 6.2.24 Fout historie Vergrendelende fouten Bij deze functie wordt de historie van de vergrendelende fouten die zijn opgetreden weergegeven 6720803520-25.1Wo Servicemenu 3.11 me - 2 (V1/8) Datum dd/mm/yy Tijdstip hh:mm Duur ..d hh: mm Foutcode --/-- Blokkerende fouten Bij deze functie wordt de historie van de blokkerende fouten die zijn opgetreden weergegeven 6720803520-26.1Wo Servicemenu 3.11 me - 2 (B1/8) Datum dd/mm/yy Tijdstip hh:mm Duur ..d hh: mm Foutcode --/-- 6.2.
Inbedrijfstelling 6 6.2.26 Parameters op de hybride regelmodule HM10 instellen 5 6 4 3 2 1 6 720 646 970-36.2ITL Afb. 55 Regelmodule van de binnenunit 1 2 3 4 5 6 Op het display [5] wordt de actuele status/displaycode getoond of de parameterlijst. Dit is herkenbaar aan de letters, die rechts in het display staan. • “c”: parameterlijst • “e”: status/displaycode B Met de “terug-toets” omschakelen tussen de actuele status/displaycode en de parameterlijst.
6 Inbedrijfstelling Displaycode Beschrijving Een Basisinheid stelling Invoerbereik A5 Aanstuur-interval buitenunit min 2 1 - 30 Tijdsinterval waarna gecheckt wordt aan de hand van gewenste cv-aanvoertemperatuur icm buitentemperatuur welk 0-10v vermogenssignaal moet worden uitgestuurd naar de buitenunit A7 Schakeldpunt minimale cv-aanvoertemperatuur °C 7 - 10 Onder de hier ingestelde buitentemperatuur levert de warmtepomp minimaal 35 °C cv-wateraanvoertemperatuur.
Inbedrijfstelling 6 6.2.27 Inbedrijfstelling van de warmtepomp bij buitentemperaturen buiten het normale bedrijfsbereik De inbedrijfstelling van de warmtepomp mag pas dan worden uitgevoerd, wanneer het gehele systeem inclusief de cv-ketel is aangesloten en bedrijfsklaar is. Bij buitentemperaturen boven 21 °C of onder -9 °C start de warmtepomp niet in normaal bedrijf, omdat binnen dit temperatuurbereik geen cv-vraag actief is.
7 7 Bediening Bediening De hybride regelmodule HM10 regelt de bedrijfstijden van de warmtepomp en cv-ketel afhankelijk van de op de ModuLine 400 ingevoerde parameters. B Onderbreek de voedingsspanning van de binnenunit en de buitenunit tijdens normaal bedrijf niet. 7.1 Automatische ontdooifunctie Bij lage temperaturen (≤ 7 °C) wordt afhankelijk van de luchtvochtigheid op de verdamper van de buitenunit ijs gevormd.
Milieubescherming/afvalverwerking 8 8 Milieubescherming/afvalverwerking Milieubescherming is een ondernemingsprincipe van de Bosch-groep. Kwaliteit van de producten, rendement en milieubescherming zijn voor ons gelijkwaardige doelstellingen. Wetten en voorschriften op het gebied van de milieubescherming worden strikt aangehouden. Ter bescherming van het milieu gebruiken wij, rekening houdend met bedrijfseconomische gezichtspunten, de best mogelijke techniek en materialen.
9 9 Inspectie en onderhoudswerkzaamheden Inspectie en onderhoudswerkzaamheden Omgang met het koudemiddel In vergelijking met vroeger gebruikte koudemiddelen is de druk van koudemiddel R410A ca. 1,6 maal hoger. B Alleen gekwalificeerde en gecertificeerde koudemiddel-technici mogen werkzaamheden aan de koudemiddel-installatie uitvoeren. B Gebruik bij de installatiewerkzaamheden de speciaal voor het koudemiddel R410A bedoelde gereedschappen en componenten.
Inspectie en onderhoudswerkzaamheden 9.3 9 Onderhoudsintervallen Stap Onderhoudsinterval Beschrijving CV-ketel Æ Onderhoudshandleiding van de cv-ketel Visuele inspectie binnenunit Jaarlijks Æ Hoofdstuk 9.4.1 Filter in binnenunit reinigen Jaarlijks Æ Hoofdstuk 9.4.3 Visuele inspectie van de buitenunit Jaarlijks Æ Hoofdstuk 9.5.2 Luchtinlaat van de buitenunit reinigen Jaarlijks Æ Hoofdstuk 9.5.
9 Inspectie en onderhoudswerkzaamheden 9.4.3 Filter reinigen Het filter van de binnenunit moet eenmaal per jaar worden gereinigd. B Mantel van de binnenunit afnemen. B Bevestigingsschroef links [1] op de hybride regelmodule HM10 losmaken. B Veerplaat [2] naar buiten drukken en de hybride regelmodule HM10 naar voren klappen. B Greep van de filtermodule naar voren in de horizontale stand draaien. 2 6 720 646 970-40.2ITL 1 6720646970-37.4Wo Afb.
Inspectie en onderhoudswerkzaamheden 9 9.4.4 Temperatuursensor controleren B Controleer de positie en de toestand van de volgende temperatuursensoren: – Temperatuursensor op de ingang van de condensor [1]. – Temperatuursensor op de uitgang van de condensor [3]. – Temperatuursensor op de leiding voor vloeibaar koudemiddel [2]. 3 1 6720646970-61.3Wo 2 Afb. 63 Positie van de temperatuursensor 9.4.5 Inspectie en onderhoud beëindigen B Manteldelen monteren.
9 9.5 Inspectie en onderhoudswerkzaamheden Buitenunit onderhouden GEVAAR: Levensgevaar door ontsnappend koudemiddel! Ontsnappend koudemiddel kan verstikking en bij aanraken van de lekkageplaats bevriezing tot gevolg hebben. B Wanneer koudemiddel ontsnapt, geen onderdelen van de warmtepomp aanraken en zorgen voor toevoer van verse lucht. B Voorkom huid- of oogcontact met het koudemiddel. B Schakel bij huid- of oogcontact met het koudemiddel een arts in.
Inspectie en onderhoudswerkzaamheden 9.5.3 9 Overzicht van de DIP-switches in de buitenunit De tabel geeft een overzicht van de voor het hybride systeem relevante DIP-switches op de printkaart van de buitenunit. Deze DIPswitches zijn af fabriek correct ingesteld. De instelling hoeft bij de klant niet meer te worden veranderd. Schakelpositie Model Naam Nr.
9 Inspectie en onderhoudswerkzaamheden Schakelpositie Model Naam Nr.
Inspectie en onderhoudswerkzaamheden 9.6 9 Inspectie- en onderhoudsprotocollen B Na de inspectiewerkzaamheden moet u het protocol ondertekenen en de datum invullen.
10 10 Storingen Storingen 10.1 Niet getoonde storingen 10.1.1 Algemene storingen Toestelstoringen Oplossing Stromingsgeluiden B Pompcapaciteit of pompkarakteristiek correct instellen en op maximaal vermogen aanpassen. B Binnenunit ontluchten (Æ hoofdstuk 6.2.10, pagina 48). Opwarming duurt te lang B Pompcapaciteit of pompkarakteristiek correct instellen en op maximaal vermogen aanpassen. Tabel 17 Storingen zonder displayweergave 10.1.
Storingen 10 10.2 Getoonde storingen 1 2 3 4 5 GEVAAR: Levensgevaar door elektrocutie! B Voor werkzaamheden aan het elektrische deel de voedingsspanning (230 V AC) onderbreken (zekering voor de buitenunit, binnenunit en cv-ketel) en beveiligen tegen onbedoeld herinschakelen. WAARSCHUWING: Persoonlijk letsel en materiële schade door verkeerd opheffen van storingen! B Storingen zoeken en opheffen alleen door de leverancier of een erkend installateur laten uitvoeren.
10 Storingen Weergave van de bedrijfstoestanden via LED-signalen op de hybride regelmodule HM10: LED 1 LED 2 LED 3 LED 4 LED 5 Pompaanvoer z z z Voorverwarmen (alleen warmtepomp) z z Bedrijf (cv-ketel en warmtepomp) z Alleen warmtepomp in bedrijf z z Storing warmtepomp ¾ Storing communicatie met de cv-ketel  Alleen cv-ketel in bedrijf z z Storing cv-ketel ¾ Storing communicatie met de ModuLine 400
Storingen 10 10.2.3 Storingen weergave op de ModuLine 400 en hybride regelmodule HM10 Bedrijfs- en storingsmeldingen van de binnenunit worden op de ModuLine 400 en op de hybride regelmodule HM10 getoond.
Storingen AY / 313 97 HM10 — storing / AY - 97 warmtepomp sto- 97 - 91 V/ Niet oplosbare storing AY - 313 B aan de warmtepomp / ring Mogelijke oplossing / controle Beschrijving/code Status — vergrendelend (V) / blokkerend (B) (serviceniveau) displaycode/storingsoorzaak Probleembehandeling (gebruikersniveau) LED-storing ON ModuLine 400 displaycode/storingsoorzaak ML400 Getoonde tekst HM10/ 10 Displaycode HM Oorzaakcode 10 waterdebiet gestoord.
Storingen OFF 01 02 472 473 — — — — 01-472 02-473 — — Mogelijke oplossing / controle Beschrijving/code Status — vergrendelend (V) / blokkerend (B) (serviceniveau) (gebruikersniveau) displaycode/storingsoorzaak Probleembehandeling displaycode/storingsoorzaak LED-storing OFF ModuLine 400 Getoonde tekst ML400 Oorzaakcode HM10/ 10 Displaycode HM 10 Voorverwarmingsfase De warmtepomp draait zonder cv-ketel van de warmtepomp. gedurende 5 minuten.
10 Storingen 10.2.4 Storingen van de buitenunit GEVAAR: Levensgevaar door opgeslagen elektrische lading! Bij uitgeschakelde voedingsspanning kunnen in elektronische componenten elektrische ladingen zijn opgeslagen, die ook na het uitschakelen en scheiden van de netvoeding behouden blijven. Contact met deze componenten kan ernstig tot dodelijk letsel tot gevolg hebben. 2 1 B Wanneer de groene LED op de printplaat van de buitenunit niet meer brandt, nog minimaal 10 minuten wachten. 6 720 646 970-62.
Storingen 10 Aanwijzing op de printplaat van de buitenunit storing Beschrijving Code LED (groen) knippert LED (rood) knippert 1x 2x Hogedrukschakelaar 63H F5 2x 1x Bedradingsfout van de stuurkabels tussen binnen- en buitenunit — fasen verwisselt, geen contact Eb Tijdlimiet bij bedrijfsstart overschreden. EC Signaalstoring tussen binnen- en buitenunit (ontvangststoring) herkent door de binnenunit. E6 Signaalstoring tussen binnen- en buitenunit (zendstoring) herkent door de binnenunit.
10 Storingen Code Beschrijving Oorzaak van de storing Mogelijke oplossing / controle Geen aanwijzing — Op klemmenblok TB1 is geen voedingsspanning actief. B Hoofdschakelaar controleren. B Aansluiting, bedrading, fasen en contacten • De voorgeschakelde hoofdschakelaar is uit op TB1 controleren en corrigeren. • Slechte verbinding/contacten of losse aansluitklem • Open fase (L, L1 of N). Op de ingang van de voedingsspanning op de spanningsprintplaat is geen spanning actief.
Storingen 10 Code Beschrijving Oorzaak van de storing Mogelijke oplossing / controle EA Stuurkabels tussen binnen- en buitenunit defect — te veel binnenunits aangesloten Slechte verbinding/contacten of losse aansluitklem op de aansluitingen van de stuurkabels of bedradingsfout. B Contacten, kabels en verbindingen van de Stuurkabels verkeerd gedimensioneerd. B Doorsnede en lengte van de stuurkabels Een testcircuit herkent automatisch het aantal aangesloten binnenunits.
10 Storingen Code Beschrijving Oorzaak van de storing Mogelijke oplossing / controle EC Tijdlimiet bij bedrijfsstart overschreden Slechte verbinding/contacten of losse aansluitklem op de aansluitingen van de stuurkabels of bedradingsfout. B Contacten, kabels en verbindingen van de Stuurkabels verkeerd gedimensioneerd. B Doorsnede en lengte van de stuurkabels De installatie heeft zich na de bedrijfsstart na verloop van 4 minuten niet correct geïnitialiseerd. De storingsmelding “EC ”verschijnt.
Storingen 10 Code Beschrijving Oorzaak van de storing Mogelijke oplossing / controle U2 (1) Heetgastemperatuur te hoog Temperatuurtoename in de compressor door gebrek aan koudemiddel. B Inlaatoververhitting controleren. B Controleren op lekkage aan de koudemid- Op de heetgastemperatuursensor TH4 wordt een temperatuur hoger dan 125 °C gemeten of hoger dan 110 °C gedurende 5 minuten.
10 Storingen Code Beschrijving Oorzaak van de storing Mogelijke oplossing / controle U2 (3) Compressortemperatuur te hoog Zie U2 (2), maar de temperatuursensoren TH4, 5 en 6 door de temperatuursensor TH32 vervangen Zie U2 (2) Open/kortsluiting op heetgastemperatuursensor TH4 of compressortemperatuursensor TH32 Slechte verbinding/contacten of losse aansluitklem van de kabels en stekkers op de printplaat.
Storingen 10 Code Beschrijving Oorzaak van de storing Mogelijke oplossing / controle U5 Temperatuurstoring aan het inverter-koelblok Geblokkeerde ventilatormotor. B Ventilatormotor controleren. Wanneer op de warmteafleidplaat de temperatuur aan TH8 de hierna gegeven waarde bereikt of overschrijdt, wordt de storingsmelding “U5” uitgestuurd. Luchttoevoer- en afvoeropeningen vervuild of geblokkeerd. B luchttoevoer- en afvoeropeningen controle- Toename van de buitentemperatuur.
10 Storingen Code Beschrijving Oorzaak van de storing Mogelijke oplossing / controle U7 Oververhitting gestoord door te lage heetgastemperatuur Slechte verbinding/contacten of losse aansluitklem van de kabels en stekkers van de heetgastemperatuursensor TH4 op de printplaat. B Contacten, kabel en verbindingen van de Defecte bevestiging van de heetgastemperatuursensor TH4.
Storingen 10 Code Beschrijving Oorzaak van de storing Mogelijke oplossing / controle Ud Oververhittingsbeveiliging (overbelastingsbeveiliging, storing ventilatormotor) Temperatuursensor TH3 defect. B Temperatuursensor controleren, defecte vervangen. Printplaat defect. B Printplaat controleren, defecte vervangen. Beveiligingsinrichting tegen overstroom op de compressor: compressor blokkeert Afsluiters gesloten. B Afsluiters openen. Afname van de voedingsspanning (netzijde).
10 Storingen Code Beschrijving Oorzaak van de storing Mogelijke oplossing / controle UL Storing in lage druk Afsluiters gesloten. B Afsluiters openen. Wanneer aan de volgende voorwaarden binnen 10 minuten na het starten van de compressor in cvbedrijf gedurende 3 minuten wordt voldaan, verschijnt de storingsmelding “UL”. Koelmiddelgebrek of lekkage. B Koelmiddelhoeveelheid en bijvulling contro- • TH7 - TH3 ≤ 4 K • TH5 - kamertemperatuur ≤ 2 K. Legenda: leren.
Storingen 10 Code Beschrijving Oorzaak van de storing Mogelijke oplossing / controle E6 Signaalstoring tussen binnen- en buitenunit (ontvangststoring) Slechte verbinding/contacten of losse aansluitklem van de stuurkabels, kabelbreuk. B Controleer de bedrading van alle stuurka- Binnen 6 minuten na het inschakelen of bij bestaand bedrijf na 3 minuten kan de binnenunit geen signalen ontvangen. De storingsmelding “E6” verschijnt. Defect zender-/ontvangscircuit op de printplaat van de buitenunit.
10 Storingen Code Beschrijving Oorzaak van de storing Mogelijke oplossing / controle E9 Communicatiestoring tussen binnen- en buitenunit — zendfout Slechte verbinding/contacten of losse aansluitklem van de stuurkabels, kabelbreuk. B Controleer de bedrading van alle stuurka- In de volgende gevallen volgt de storingsmelding “E9” (alleen op de buitenunit). Defect zender-/ontvangercircuit op de buitenunit.
Storingen 10 Code Beschrijving Oorzaak van de storing Mogelijke oplossing / controle P8 Leidingtemperatuur TH Langzame toename van het temperatuurverschil tussen ruimte- en leidingtemperatuur (leiding of warmtewisselaar) in de binnenunit door: B Temperatuursensor van de binnenunit met 10 seconden na het starten van de compressor, wanneer het opwarmbedrijf “Hot Adjust” al is afgerond, verschijnt de storingsmelding “P8”, wanneer aansluitend gedurende minimaal 20 minuten het toegestane bereik voor de
10 Storingen 10.2.5 Componenten controleren onderdeel Testpunten en criteria Weergave Temperatuursensor: B Weerstand van de temperatuursensor meten (sensortemperatuurbereik van 10 °C t/m 30 °C).
Storingen 10 10.2.6 DC-ventilatormotoren/printplaat controleren Start Zekering controleren: Zekering F5 op de printplaat controleren Zekering doorgebrand? JA Printplaat en ventilatormotor vervangen. No Bedrading en contacten controleren op de motoraansluitstekkers CNF1, CNF2 Losse contacten? Stekker losgetrokken? JA Bedrading corrigeren.
10 Storingen 10.2.
Storingen 10 Referentiecurve B Temperatuursensor R50 = 17 k Ω ± 2 % Constante B = 4150 k Ω ± 2 % (kΩ ) ⎧ 1 1 ⎫ Rt = 17 exp ⎨ 4150 ⎛ ----------------- – ---------⎞ ⎬ ⎝ 273 + t 323⎠ ⎩ ⎭ Bereik 0 °C 180 k Ω 25 °C 50 k Ω 50 °C 17 k Ω 70 °C 8kΩ 90 °C 4kΩ (°C) Tabel 34 Referentiecurve B Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden! 6 720 804 119 (2012/06) Nefit B.V. • http://www.nefit.
10 Storingen Referentiecurve C Temperatuursensor R120 = 7,465 k Ω ± 2 % Constante B = 4057 k Ω ± 2 % 500 ⎧ 1 1 ⎫ Rt = 7, 465 exp ⎨ 4057 ⎛ ----------------- – ---------⎞ ⎬ ⎝ 273 + t 393⎠ ⎩ ⎭ 400 (kΩ ) 300 Bereik 20 °C 250 k Ω 30 °C 160 k Ω 40 °C 104 k Ω 50 °C 70 k Ω 60 °C 48 k Ω 70 °C 34 k Ω 80 °C 24 k Ω 90 °C 17,5 k Ω 100 °C 13,0 k Ω 110 °C 9,8 k Ω 200 100 0 25 50 75 (°C) 100 120 Tabel 35 Referentiecurve C Nefit B.V. • http://www.nefit.
Storingen 10 10.2.8 Lineaire expansieventielen (LEV) controleren 9 DC12V 1 LEV 3 M 2 1 5 4 6 8 2 4 3 4 3 4 3 2 5 2 1 6 1 7 6 720 646 970-116.1ITL Afb.
10 Storingen Werking en bedrijf Bij het inschakelen van de voedingsspanning wordt een openingssignaal van 700 impulsen gezonden, om te waarborgen, dat het ventiel zich in positie [5] bevindt. Het signaal blijft gedurende ca. 20 seconden actief. De LEV werkt in storingsvrij normaal bedrijf geluidloos en trillingsvrij. Wanneer het ventiel is geblokkeerd of wanneer het zich in de beweging van [6] naar [5] bevindt, is extra geluidsontwikkeling door het ventiel hoorbaar.
Onderdelen vervangen 11 11 Onderdelen vervangen 11.1 Koelmiddel in de buitenunit terugzuigen GEVAAR: Levensgevaar door ontsnappend koudemiddel! Ontsnappend koudemiddel kan verstikking en bij aanraken van de lekkageplaats bevriezing tot gevolg hebben. B Wanneer koudemiddel ontsnapt, geen onderdelen van de warmtepomp aanraken en zorgen voor toevoer van verse lucht. B Voorkom huid- of oogcontact met het koudemiddel. B Schakel bij huid- of oogcontact met het koudemiddel een arts in.
11 Onderdelen vervangen B Twee schroeven losmaken en de afdekkap aan de achterzijde verwijderen. B Inbusbout naar rechts draaien, om de afsluiter op de leiding voor vloeibaar koudemiddel te sluiten. B De drie bevestigingsschroeven voor de bovenste afdekkap afschroeven en de kap wegnemen. 6720646970-42.4Wo Afb. 71 Afdekking verwijderen 6 720 646 970-44.2ITL B De DIP-switches zijn nu toegankelijk. B DIP-switch in de positie “koudemiddel terugzuigen” zetten.
Onderdelen vervangen 11 Zodra de eenheid automatisch stopt (ca. 2 tot 3 minuten na de start): B Gasafsluiter direct sluiten. Zo wordt voorkomen dat het koudemiddel in het koudemiddelcircuit terugstroomt. Om te waarborgen, dat het koudemiddel volledig wordt afgepompt: B Op de manometer op de onderhoudsinlaat de druk in het koudemiddelcircuit controleren. De absolute druk moet bij benadering 0 Pa (0 mbar (a)) zijn.
11 Onderdelen vervangen 11.3 Ventilatormotor vervangen B B B B VOORZICHTIG: Materiële schade door elektrostatische ontlading! B Raak printplaten nooit aan zonder geaarde armband. Bovendeel van de mantel wegnemen Voorste deel van de mantel wegnemen. Moer (M 6, links schroefdraad) verwijderen. Schoepenrad afnemen. B Stekker CNF1 van de printplaat in de elektronicabehuizing aftrekken (Æ afb. 82, pagina 107). B Bevestiging van de aansluitkabel op de motorhouder losmaken.
Onderdelen vervangen 11.4 Elektronicabehuizing vervangen VOORZICHTIG: Materiële schade door elektrostatische ontlading! B Printplaten nooit zonder geaarde armband aanraken. B B B B B B B B B Service-afdekking wegnemen (Æ afb. 75, pagina 97). Bovendeel van de mantel wegnemen. Voorste deel van de mantel wegnemen. Stekker van de BUS-kabel naar de binnenunit op de aansluitstrook (TB1) losmaken. De volgende stekkers op de printplaat lostrekken (Æ afb. 76, pagina 98 en afb.
11 Onderdelen vervangen 11.8 Temperatuursensor TH4 en TH32 vervangen VOORZICHTIG: Schade aan de uitrusting door elektrostatische ontlading! B Printplaten nooit zonder geaarde armband aanraken. Elektrische aandrijving inbouwen B Ventielhuis [2] vasthouden en de elektrische aandrijving zodanig plaatsen, dat de geleidingslippen [1] in de uitsparingen op het ventielhuis vallen. B B B B B B Servicedeksel wegnemen (Æ afb. 75, pagina 97). Bovendeel van de mantel wegnemen. Voorste deel van de mantel wegnemen.
Koudemiddelcircuit vullen 12 12 Koudemiddelcircuit vullen VOORZICHTIG: Materiële schade door verkeer koudemiddel! B Vul het systeem uitsluitend met koudemiddel R410A. B Meng het koudemiddel R410A niet met andere koelmiddelen. Vul geen smeerolie in het systeem. Het koudemiddelcircuit is voorgevuld met 2,5 kg van het koudemiddel R410A. Deze hoeveelheid is voldoende voor een 30 m lange leiding in beide richtingen.
12 Koudemiddelcircuit vullen 12.3 Afsluiters van de buitenunit openen OPMERKING: Materiële schade door gesloten afsluiters! Wanneer de afsluiters tijdens bedrijf van de buitenunit gesloten blijven, worden compressor en regelventielen beschadigd. B Afsluiters voor vloeibaar en gasvormig koudemiddel openen. Waarborg, dat de afsluiters op de leiding voor vloeibaar en gasvormig koudemiddel zijn geopend: B Ventielkap [2] verwijderen.
6 720 804 119 (2012/06) Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden! 1 2 FSK FSS 14 TB6 S1 S2 S3 TB61 3 4 3 4 FW 5 6 13 230V E G6 G5 Netz PE N L TOPLINE HR 18 M A B C D E F G H 12 21 15 FK PE 4 8 9 10 11 12 19 HC1 PH 17 16 15 16 SH HC2 PH FV 11 7 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 20 10 C B A 1 2 1 2 1 2 FV RC EMS 9 1 2 1 2 1 2 FK EMS EMS 8 1 2 1 2 1 2 1 2 PSS FSK EMS EMS E N L E N L E 41 43 44 E 61 63 Net
13 A B C 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 Bijlage 4-aderige bekabeling 2-aderige bekabeling 3-aderige bekabeling Buitenunit Temperatuursensor koudemiddel Zonnecircuitpomp PSS1 Buitentemperatuursensor Verbindingsleidingen tussen binnenunit en warmtepomp Aansluitingen warmtepomp Aansluitingen binnenunit Aansluiting SM10- zonne Aansluitingen WM10- cv-ketel Aansluitingen MM10- vloerverwarming Voedingsspanning 230 V AC Binnenunit Nefit MultiLine A/W 4.
Bijlage 13 13.2 Elektrische bedrading van de printplaten in de buitenunit Afb. 81 Elektrische bedrading van de printplaten in de buitenunit (legenda zie volgend pagina) 1 2 3 4 M-NET-adapter (niet aanwezig) Binnenunit Voedingsspanning 230 V, 50 Hz SW5-1 tot 5: functieschakelaar Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden! 6 720 804 119 (2012/06) Nefit B.V. • http://www.nefit.
13 Bijlage Symbool TB1 Beschrijving Klemmenstrook (voedingsspanning binnen en buiten) MC Compressormotor MF1, MF2 Ventilatormotor 1 en 2 21S4 4-weg-ventiel 63H Hogedrukschakelaar 63L Lagedrukschakelaar SV Bypassmagneetventiel TH3 Temperatuursensor (vloeistof) TH4 Temperatuursensor (heet gas) TH6 Temperatuursensor (verdamper/condensator) TH7 Temperatuursensor (buitenlucht) TH8 Temperatuursensor (inverter) LEV-A, LEV-B Expansieventielen DCL1, DCL2 DC-tussencircuitspoel ACL Transformator 52C Vermogensautoma
Bijlage 13 13.3 Printplaat in de buitenunit Afb. 82 Printplaat (legenda zie volgende pagina) Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden! 6 720 804 119 (2012/06) Nefit B.V. • http://www.nefit.
13 Nr.
Bijlage 13 13.4 Afwijkende leidinglengten en ΔT Extra leidinglengte [m] Max.
13 Bijlage Nefit B.V. • http://www.nefit.
Bijlage Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden! 6 720 804 119 (2012/06) 13 Nefit B.V. • http://www.nefit.
Nefit B.V., Postbus 3, 7400 AA Deventer DealerLine: 0570 - 67 85 66 Consumenten Infolijn: 0570 - 67 85 00 Fax: 0570 - 67 85 86 Internet: www.nefit.