Naslaggids (volledige instructies)
Table Of Contents
- Inleiding
- Onderdelen van de camera
- De opname voorbereiden
- Basisbewerkingen voor opname en weergave
- Opnamefuncties
- Autom. scènekeuzekn.-stand
- Onderwerpstand (Opname voor vastgestelde onderwerpen)
- Stand speciale effecten (effecten toepassen tijdens opname)
- Stand Slim portret (Menselijke gezichten verbeteren bij opname)
- Auto-stand
- Flitsstand
- Zelfontspanner
- Macro-stand (nemen van close-upfoto's)
- Belichtingscompensatie (Helderheid aanpassen)
- Standaardinstellingen (flitser, zelfontspanner enz.)
- Scherpstellen
- Functies die bij opname niet tegelijk kunnen worden gebruikt
- Weergavefuncties
- Zoomweergave
- Miniatuurweergave/Kalenderweergave
- Stand Sorteer op datum
- Beelden bewerken (foto's)
- Voor beelden worden bewerkt
- Sneleffecten: Tint of stemming wijzigen
- Snel retoucheren: Contrast en verzadiging verbeteren
- D-Lighting: Helderheid en contrast verbeteren
- Rode-ogencorrectie: Rode ogen corrigeren bij opname met flitser
- Glamour-retouchering: Menselijke gezichten verbeteren
- Kleine afbeelding: Het beeldformaat verkleinen
- Uitsnede: Een uitgesneden kopie maken
- Films opnemen en weergeven
- Menu's gebruiken
- De camera aansluiten op een televisie, printer of computer
- Technische opmerkingen
43
Opnamefuncties
Scherpstelvergrendeling
Opnemen met scherpstelvergrendeling wordt aanbevolen wanneer de camera het
scherpstelveld met het gewenste onderwerp niet activeert.
1 Stel AF-veldstand in op Centrum in de stand A (auto)
(A67).
2 Positioneer het onderwerp
in het midden van het beeld
en druk de ontspanknop
half in.
• De camera stelt scherp op het
onderwerp en het scherpstelveld
wordt in groen weergegeven.
• De belichting wordt ook
vergrendeld.
3 Pas de compositie van de foto aan
zonder uw vinger op te heffen.
• De afstand tussen de camera en het
onderwerp mag niet veranderen.
4 Druk de ontspanknop helemaal in
om de foto te maken.
F3.2
F3.2
1/ 2 5 0
1/250
F3.2F3.21/ 2 5 01/250