Naslaggids (volledige instructies)

133
Het menu gebruiken
Het opnamemenu (stand A, B, C of D)
Lichtmeting
Het proces waarbij de helderheid van het onderwerp wordt gemeten om de belichting te
bepalen, wordt lichtmeting genoemd.
Gebruik deze optie om in te stellen hoe de camera de belichting meet.
* Voor de scherpstelling en belichting van onderwerpen die zich niet in het midden van het beeld
bevinden, verandert u de AF-veldstand naar handmatig, stelt u het scherpstelveld op het
midden van het beeld in en gebruikt u vervolgens de scherpstelvergrendeling (A77).
B Opmerkingen over lichtmeting
Zodra u de digitale zoom activeert, wordt Centrum-gericht of Spot geselecteerd afhankelijk
van de zoomfactor.
Deze functie kan mogelijk niet worden gebruikt in combinatie met andere functies (A80).
C Aanduiding op het opnamescherm
Als Centrum-gericht of Spot is geselecteerd, wordt de aanduiding van het lichtmetingsbereik
(A12) weergegeven.
Draai de standknop naar A, B, C of D M d knop M A, B, C of D menupictogram
M Lichtmeting M k knop
Optie Beschrijving
G Matrix
(standaardinstelling)
De camera gebruikt een groot deel van het scherm voor de meting.
Aanbevolen voor fotograferen onder normale omstandigheden.
q Centrum-gericht
De camera meet het hele beeld maar houdt vooral rekening met het
onderwerp in het midden van het beeld. Deze stand is ideaal voor
portretten, omdat de achtergronddetails behouden blijven terwijl de
lichtomstandigheden in het midden van het beeld de belichting
bepalen.*
r Spot
De camera meet het veld dat wordt aangegeven met de cirkel in het
midden van het beeld. Dit kan worden gebruikt als het onderwerp
lichter of donkerder is dan de achtergrond. Zorg dat het onderwerp
zich binnen het gebied gemarkeerd met de cirkel bevindt tijdens het
maken van de opname.*