Naslaggids (volledige instructies)
24
Basisbewerkingen voor opname en weergave
Opnamen maken
3 Kadreer de foto.
• Beweeg de zoomknop of de zijzoomknop om de positie van het zoomobjectief te
veranderen.
• Als u het onderwerp uit het oog verliest tijdens het maken van opnamen in de
telezoomstand, drukt u op de q (terugkeerzoom) knop om het zichtbare gebied tijdelijk
te verbreden, zodat u het onderwerp eenvoudiger kunt kadreren.
4 Druk de ontspanknop half in.
• De ontspanknop half indrukken wil zeggen dat u
de knop indrukt tot het punt waar u enige
weerstand voelt.
• Zodra het onderwerp scherp is, wordt het
scherpstelveld of de scherpstelaanduiding in
groen weergegeven.
• Wanneer u de digitale zoom gebruikt, stelt de
camera scherp in het midden van het beeld en
wordt het scherpstelveld niet weergegeven.
• Als het scherpstelveld of de scherpstelaanduiding
knippert, kan de camera niet scherpstellen. Wijzig
de compositie en probeer de ontspanknop
opnieuw half in te drukken.
5 Druk zonder uw vinger op te tillen de
ontspanknop helemaal in.
Uitzoomen Inzoomen
Inzoomen
Uitzoomen
1 / 2 5 0
1/250
F 3 . 4
F3.4
Scherpstelveld