Naslaggids (volledige instructies)
34
Opnamefuncties
Onderwerpstand (opname maken in specifieke opnameomstandigheden)
Tips en opmerkingen over de onderwerpstand
y M o Autom. scènekeuzekn.
• De camera herkent de opname-omstandigheden wanneer u een beeld kadreert en u kunt
foto’s maken in overeenstemming met de omstandigheden.
• Onder bepaalde opnameomstandigheden is de camera mogelijk niet in staat om de
gewenste instellingen te selecteren. Selecteer in dit geval een andere opnamestand (A31).
• Wanneer de digitale zoom wordt gebruikt, verandert het pictogram van de opnamestand in
J.
y M d Sport
• Wanneer de ontspanknop helemaal ingedrukt wordt gehouden, worden beelden continu
vastgelegd.
• De camera kan maximaal ongeveer 10 foto’s continu maken bij een snelheid van ongeveer
10 bps (indien ingesteld op Normal (beeldkwaliteit) en i 4608×3456 (beeldformaat)).
• De beeldsnelheid bij continu-opnamen kan laag worden, afhankelijk van de huidige instelling
voor beeldkwaliteit en beeldformaat, de gebruikte geheugenkaart of
opnameomstandigheden.
• De scherpstelling, belichting en tint voor het tweede beeld en verdere beelden zijn vast
ingesteld op de waarden die zijn bepaald voor de eerste afbeelding.
A Portret (om close-up-portretten van een of twee mensen te maken)
B
Portret (om portretten van een grote groep mensen of beelden met veel achtergrond
te maken)
C Landschap
D Nachtportret (om close-up-portretten van een of twee mensen te maken)
E
Nachtportret (om portretten van een grote groep mensen of beelden met veel
achtergrond te maken)
F Nachtlandschap
G Close-up
H Tegenlicht (om foto’s te maken van andere onderwerpen dan mensen)
I Tegenlicht (om portretfoto’s te maken)
J Overige opnameomstandigheden