Naslaggids (volledige instructies)
63
Opnamefuncties
Scherpstelstand
U kunt de scherpstelstand selecteren die geschikt is voor de opnameafstand.
1 Druk op de multi-selector I (p).
2 Selecteer de gewenste scherpstelstand
(A63) en druk op de k knop.
• Als u niet op de knop k drukt om de instelling toe
te passen, wordt de selectie geannuleerd.
Beschikbare scherpstelstanden
C De instelling van de scherpstelstand
• De instelling is mogelijk niet beschikbaar in bepaalde opnamestanden (A78).
• Voor opnamestand A, B, C en D wordt de instelling opgeslagen in het geheugen van de
camera en blijft daarin opgeslagen, ook als de camera wordt uitgeschakeld.
Scherpstelstand
A
Autofocus
Gebruik deze stand als het onderwerp zich 50 cm of meer of 2,0 m of meer van het
objectief bevindt in de uiterste telezoomstand.
D
Macro-close-up
Stel in bij het maken van close-up foto’s.
Als de zoomfactor is ingesteld op een stand waarbij F en de zoomaanduiding groen
worden weergegeven, kan de camera scherpstellen op onderwerpen tot op een afstand
van circa 10 cm tot het objectief. Wanneer de zoom op een stand staat voor een grotere
hoek dan die waarbij G wordt weergegeven, kan de camera scherpstellen tot op een
afstand van circa 1 cm tot het objectief.
In de maximale telezoomstand kan de camera scherpstellen op onderwerpen op een
afstand tot circa 2,0 m van het objectief.
E
Handmatige scherpstelling
De scherpstelling kan worden ingesteld op een onderwerp dat zich tussen 1 cm en
oneindig (∞) bevindt van het objectief (A64). De kortste afstand waarop de camera
kan scherpstellen, is afhankelijk van de zoomstand.
Uitvoeren
Autofocus