Naslaggids (volledige instructies)
79
Opnamefuncties
Standaardinstellingen (flitsstand, Zelfontspanner en scherpstellingsstand)
1
E (handmatige scherpstelling) kan niet worden geselecteerd.
2
De camera selecteert automatisch de optimale instelling voor de flits-stand voor de door de
camera geselecteerde opnameomstandigheden. W (uit) kan handmatig worden geselecteerd.
3
Kan niet worden gewijzigd.
4
r5s Zelfportrettimer Kan niet worden gebruikt.
5
A (autofocus) of E (handmatige scherpstelling) kunnen geselecteerd worden.
6
Mogelijk wordt omgeschakeld naar synchronisatie met lange sluitertijd met rode-ogenreductie
(flitsstand).
7
Als HDR is ingesteld op Uit, wordt de flitsstand vast ingesteld op X (invulflits). Als HDR is
ingesteld op Aan, wordt de flitsstand vast ingesteld op W (uit).
8
Y Dierenp. autom. ontsp. en r5s Zelfportrettimer kunnen worden gebruikt. n10s of
n3s kan niet worden gebruikt.
9
Kan niet worden gebruikt als Knipperdetectie is ingesteld op Aan.
10
a Glimlachtimer en n Zelf-collage kunnen worden gebruikt naast n10s, n3s of r5s
Zelfportrettimer.