Naslaggids (volledige instructies)

36
Opnamefuncties
Onderwerpstand (opname maken in specifieke opnameomstandigheden)
Selecteer een van de onderwerpstanden, afhankelijk van de opnameomstandigheden.
Vervolgens kunt u opnamen maken met instellingen die geschikt zijn voor die omstandigheden.
1
De camera stelt scherp op oneindig.
2
De camera stelt scherp op het gebied in het midden van het beeld.
3
Het gebruik van een statief wordt aanbevolen omdat de sluitertijd lang is. Stel Foto VR (A140)
in op Uit in het menu Set-up wanneer u een statief gebruikt om de camera te stabiliseren tijdens
het fotograferen.
4
Wanneer Nacht + lichtsporen is geselecteerd, stelt de camera scherp op het gebied in het
midden van het beeld. Wanneer Nacht + sterrensporen of Sterrensporen is geselecteerd,
stelt de camera scherp op oneindig.
Onderwerpstand (opname maken in specifieke
opnameomstandigheden)
j Nachtlandschap
1, 2
(A37), e Nachtportret
(A38), o Tegenlicht
2
(A38), d Sport
2
(A39)
Draai de standknop naar j,
e, o of d en neem foto's.
y
Druk op de knop d om het onderwerpmenu weer te geven en selecteer met de
multi-selector een van de volgende onderwerpstanden.
b Portret (standaardinstelling) k Close-up (A40)
c Landschap
1, 2
u Voedsel (A40)
U Meerv. belicht. Lichter
3, 4
(A39) m Vuurwerk
1, 3
(A40)
f Party/binnen
2
(A40) V Eenvoudig panorama
2
(A43)
Z Strand
2
O Dierenportret (A41)
z Sneeuw
2
L Maan
1, 2
(A42)
h Zonsondergang
2, 3
l Vogels bekijken
1, 2
(A42)
i Schemering
1, 2, 3
Portret
Landschap
Meerv. belicht. Lichter
Party/binnen
Sneeuw
Strand
o (Autom. scènekeuzekn.)
(A37)
De camera herkent de
opnameomstandigheden
tijdens het kadreren van een
foto. U kunt nu foto's maken die
passen bij die omstandigheden.