Naslaggids (volledige instructies)
27
Opnamefuncties
Onderwerpstand (opname maken in specifieke opnameomstandigheden)
Selecteer een van de onderwerpstanden, afhankelijk van de opnameomstandigheden.
Vervolgens kunt u opnamen maken met instellingen die geschikt zijn voor die
omstandigheden.
1
De camera stelt scherp op oneindig.
2
De camera stelt scherp op het gebied in het midden van het beeld.
3
Het gebruik van een statief is aanbevolen omdat de sluitertijd lang is.
4
Het gebruik van een statief is aanbevolen omdat de sluitertijd lang is. Stel Foto VR (A138) in op
Uit in het set-upmenu wanneer u een statief gebruikt om de camera te stabiliseren tijdens het
fotograferen.
5
De scherpstelling wordt vastgezet op oneindig.
Onderwerpstand (opname maken in specifieke
opnameomstandigheden)
j
Nachtlandschap
1, 2
(
A
28),
e
Nachtportret (
A
29),
o
Tegenlicht
2
(
A
30),
d
Sport
2
(
A
30)
Draai de standknop naar j,
e, o of d en neem foto's.
y
Druk op de knop d om het onderwerpmenu weer te geven en selecteer met de
multi-selector een van de volgende onderwerpstanden.
b Portret (standaardinstelling) k Close-up (A32)
c Landschap
1, 2
u Voedsel (A33)
U Meerv. belicht. Lichter
3
(A31) m Vuurwerk
4, 5
(A33)
f Party/binnen
2
(A32) V Eenvoudig panorama
2
(A36)
Z Strand
2
O Dierenportret (A34)
z Sneeuw
2
L Maan
2
(A35)
h Zonsondergang
2, 4
l Vogels bekijken
2
(A35)
i Schemering
1, 2, 4
Portret
Landschap
Meerv. belicht. Lichter
Party/binnen
Sneeuw
Strand
B (Autom. scènekeuzekn.)
(A28)
De camera herkent de
opnameomstandigheden
tijdens het kadreren van een
foto. U kunt nu foto's maken die
passen bij die omstandigheden.