Operation Manual

112
Opnameopties: Het opnamemenu
Menu's voor opname, weergave en set-up
+/– Correctie
Belichtingscorrectie wordt gebruikt om de door de camera
geselecteerde belichtingswaarde te wijzigen, zodat u foto's
lichter of donkerder kunt maken.
Als de opname te donker is, tikt u op U om de
belichting te corrigeren naar de “+”-kant.
Als de opname te helder is, tikt u op V om de belichting
te corrigeren naar de “–”-kant.
U kunt de belichtingscorrectie instellen op waarden tussen –2,0 en +2,0 LW.
Bij andere instellingen dan 0.0 verschijnt de geselecteerde instelling op de monitor
(A 9).
C Belichtingscorrectiewaarde
De belichtingscorrectiewaarde die wordt gebruikt in de stand A (auto) blijft opgeslagen in het geheugen
van de camera, ook als de camera uitgezet is; deze instelling wordt automatisch opnieuw toegepast als de
stand A (auto) wordt geselecteerd.
De ingestelde belichtingscorrectiewaarde wordt toegepast in elke onderwerpsstand of de stand Glimlach.
De belichtingscorrectiewaarde wordt teruggezet op 0.0 zodra u een andere opnamestand selecteert of de
camera uitzet.
D Belichtingscorrectie gebruiken
De camera zal de belichting verminderen wanneer het beeld wordt gedomineerd door heldere voorwerpen
en verhogen wanneer het beeld overwegend donker is. Als u opnamen wilt maken van erg heldere
onderwerpen (zonverlichte oppervlakken van water, zand of sneeuw) of als de achtergrond veel helderder is
dan het hoofdonderwerp, kan het daarom nodig zijn de belichting in positieve richting te corrigeren. Als er
voornamelijk zeer donkere onderwerpen in beeld zijn (zoals een boomkruin met donkergroene bladeren) of
als de achtergrond veel donkerder is dan het hoofdonderwerp, moet u mogelijk negatieve
belichtingscorrectie toepassen.
Stel in op A (auto) M F (opnamemenu) M +/– Correctie
+/– Correctie