Operation Manual

118
Opnameopties: Het opnamemenu
Menu's voor opname, weergave en set-up
Gezichtprioriteit
De camera herkent en stelt scherp op het gezicht dat naar de camera kijkt.
U activeert de functie Gezichtprioriteit door Gezichtprioriteit (standaardinstelling) te
selecteren bij AF-veldstand (A 116), in de onderwerpsstanden Autom.
scènekeuzeknop (A 37), Portret (A 37) of Nachtportret (A 38), of als u
opnamen maakt in de stand Glimlach (A 50).
1 Een beeld kadreren.
Wanneer de camera een gezicht herkent dat naar de camera
kijkt, verschijnt rond dat gezicht een dubbele gele rand.
Als de camera meer dan één gezicht detecteert, is de werkwijze afhankelijk van de
opnamestand, zoals hierna wordt beschreven.
De camera stelt scherp op het gezicht met de dubbele rand. Om op een ander gezicht scherp
te stellen, tikt u op een gezicht met een enkele rand. De rand rondom dat gezicht verandert
dan in een dubbele rand.
2 Druk de ontspanknop half in.
De camera stelt scherp op het gezicht aangegeven met een
dubbele rand. De dubbele rand wordt groen zodra de
scherpstelling vergrendeld is.
Als de camera niet kan scherpstellen, knippert de dubbele
rand. Druk de ontspanknop opnieuw half in om scherp te
stellen.
Druk de ontspanknop helemaal in om de foto te maken.
In de stand Glimlach hoeft u de ontspanknop niet half in te
drukken. Als de camera een glimlachend gezicht detecteert,
ontspant de sluiter automatisch (A 50).
Opnamestand
Gezichten opgenomen in
een dubbel kader
Het aantal gezichten
dat moet worden
herkend
A (auto)-stand
(Gezichtprioriteit)
Het gezicht dat zich het dichtst bij
de camera bevindt
* De andere gezichten worden
omgeven door een enkel kader.
Maximaal 12
Onderwerpsstand: Autom.
scènekeuzeknop, Portret,
Nachtportret
Glimlachstand
Het gezicht dat zich het dichtst bij
het midden van het beeld bevindt
* De andere gezichten worden
omgeven door een enkel kader.
Maximaal 3
1 8
18
F3.1
F3.1
F3.11/125
1/125
1/125