Operation Manual

26
Basisstappen voor foto's maken en weergeven: Autostand
Stap 2 Het beeld kadreren
1 Houd de camera gereed.
Houd de camera met beide handen stevig vast en let op dat
uw vingers en andere voorwerpen zich niet voor het
objectief, de flitser, de microfoon of luidspreker bevinden.
Als u “staande” opnamen maakt, draait u de camera op zo'n
manier dat de ingebouwde flitser zich boven het objectief
bevindt.
2 Kadreer het beeld.
Wanneer de camera een gezicht herkent dat naar de camera
kijkt, wordt het gezicht aangegeven met een dubbele gele
rand (standaardinstelling). Als meer dan 1 gezicht wordt
herkend, wordt het gezicht dat zich het dichtst bij de camera
bevindt, aangegeven met een dubbele rand en de rest door
een enkele rand.
Het AF-veld verschijnt niet
wanneer geen gezichten worden gefotografeerd of wanneer een
onderwerp wordt gekadreerd waarin geen gezicht wordt herkend
.
Aanraak-AF/AE
Tik op de monitor op het onderwerp waarop de camera
moet scherpstellen en de belichting moet instellen.
Rondom het aangeraakte punt verschijnt u of een
dubbele rand.
Om het met de aanraak-AF/AE-functie geactiveerde
scherpstelveld uit te schakelen, tikt u op a.
Als u op een punt tikt waarop de camera niet kan
scherpstellen, verschijnt X op de monitor. Tik dan
binnen X op een ander punt.
1 8
18
1 8
18
1 8
18