Operation Manual
36
Basisstappen voor fotograferen en weergeven: stand A (auto)
Macro-stand
De macro-stand wordt gebruikt voor het maken van opnamen van heel dichtbij (tot
1 cm van het onderwerp). Denk er wel aan dat de flitser onderwerpen op minder dan
50 cm afstand mogelijk niet geheel kan uitlichten.
1 Druk op p (macro-stand) van de draaibare
multi-selector.
Het menu voor de macro-stand wordt weergegeven.
2 Gebruik de multi-selector om ON te selecteren
en druk op de knop k.
Het pictogram voor de macro-stand (F) verschijnt.
Als u niet binnen enkele seconden op de knop k drukt om
een instelling toe te passen, wordt de selectie geannuleerd.
3 Draai de zoomknop om de foto te kadreren.
De dichtste afstand waarop de camera kan scherpstellen, is
afhankelijk van de zoomstand.
Als de zoom in een stand staat waarbij F en de
zoomaanduiding groen oplichten (links van G), kan de
camera scherpstellen op onderwerpen die niet meer dan 2 cm van het objectief zijn
verwijderd. In de maximale groothoekstand kan de camera scherpstellen op onderwerpen op
niet meer dan 1 cm van de lens.
Macro-stand
C Autofocus
Wanneer de stand A (auto) wordt gebruikt en Autofocus-stand (A 54) is ingesteld op Fulltime-AF, stelt
de camera continu scherp tot de ontspanknop half wordt ingedrukt om de scherpstelling te vergrendelen.
Daarom hoort u het geluid van de bewegingen van het objectief.
Wanneer andere opnamestanden worden gebruikt, wordt Fulltime-AF automatisch ingeschakeld als de
macro-stand wordt ingeschakeld.
C Instelling macro-stand
De stand A (automatisch) en de continu-opnamestand delen dezelfde instelling voor macro-stand.
Wanneer de opnamestand in de stand A (automatisch) of in de continu-opnamestand staat, wordt de
instelling voor de macro-stand opgeslagen in het geheugen van de camera zelfs als de camera is
uitgeschakeld.