Operation Manual
48
Instellingen voor stand A (auto) wijzigen (opnamemenu)
Meer over opnemen
Lichtmeting
Het proces waarbij de helderheid van het onderwerp wordt gemeten om de belichting
te bepalen, wordt lichtmeting genoemd.
Kies hoe de camera de belichting meet.
A (automatisch) M d (Opnamemenu) M Lichtmeting
G Matrix (standaardinstelling)
Gebruikt een breed gebied op het scherm voor lichtmeting. Deze lichtmeetstand biedt de
geschatte belichting in een reeks van verschillende opnameomstandigheden.
Aanbevolen voor standaardfotografie.
q Centrum-gericht
De camera meet het volledige beeld, maar kent de grootste waarde toe aan het
onderwerp in het midden van het beeld. Ideaal voor portretten: de achtergronddetails
blijven behouden, terwijl de lichtomstandigheden in het midden van het beeld de
belichting bepalen. Kan worden gebruikt met scherpstelvergrendeling (A 51) om
onderwerpen uit het midden te meten.
B Opmerking over lichtmeting
Wanneer de digitale zoom wordt gebruikt, is de lichtmeting ingesteld op Centrum-gericht of Spot. Het
actieve lichtmeetgebied wordt echter niet weergegeven.
C Instellingen voor lichtmeting
Zelfs bij gebruik van de continu-opnamestand (A 73) kan deze instelling worden uitgevoerd door op de
knop d te drukken. De stand A (automatisch) en de continu-opnamestand delen dezelfde instelling
voor Lichtmeting.
D Lichtmeetgebied
Het actieve lichtmeetgebied wordt weergegeven op de monitor als Centrum-gericht is geselecteerd voor
Lichtmeting.
3 5
35
Actief lichtmeetgebied