Operation Manual
200
t
5
Selecteer [Gereed].
Markeer [Gereed] en druk op
J
.
De brandpuntsafstand en het dia-
fragma die u hebt opgegeven,
worden opgeslagen onder het
geselec teerde objectiefnummer.
U kunt deze combinatie van brandpuntsafstand en diafragma op elk
gewenst moment oproepen door het objectiefnummer te selecteren
met de bedieningsknoppen op de camera, zoals hieronder wordt
b
eschreven.
āā
Een objectiefnummer selecteren met de cameraknoppen
1
Wijs de selectie van het nummer van niet-CPU-objectieven
toe aan een van de cameraknoppen.
Selecteer [Nummer niet-CPU-lens kiezen] voor de optie ā+
instel-schijvenā van een van de cameraknoppen in het menu
Persoonlijke instellingen.
U kunt de selectie van het nummer
van niet-CPU-objectieven toewijzen aan de knop Fn
(persoonlijke instelling f4, [FUNC.-knop
toewijzen], p. 303), de
scherptedieptecontroleknop (persoonlijke instelling f5,
[Voorbeeldknop toewijzen], p. 306) of de knop AE-L/AF-L
(persoonlijke instelling f6, [AE-L/AF-L knop toewijzen], p. 307).
2
Gebruik de geselecteerde knop om een objectiefnummer te
kiezen.
Houd de geselecteerde knop ingedrukt en draai aan de hoofdinstel-
schijf tot het gewenste objectiefnummer wordt weergegeven in het
LCD-venster.
Objectiefnummer
Brandpuntsafstand Maximaal diafragma
Hoofdinstelschijf