DIGITALE CAMERA Gebruikshandleiding Nl
Waar kunt u het vinden Vind wat u zoekt in: i De vraag- en antwoordindex ➜ p. iv–ix Weet u wat u wilt, maar weet u de naam van de functie niet? Zoek het op in de vraag- en antwoordindex. i De inhoudsopgave ➜ p. x–xvii ➜ p. 21–22 Zoek onderwerpen op functie of menunaam. i De snelhandleiding Een korte handleiding voor gebruikers die direct foto’s willen maken. i De index ➜ p. 416–421 ➜ p. 388–395 Zoek op trefwoord.
Inhoud van de verpakking Controleer of alle hier vermelde onderdelen bij de camera zijn geleverd. Geheugenkaarten worden afzonderlijk verkocht. • D300 digitale camera (p. 3) • Bodydop (p. 34, 367) • BM-8 beschermkap voor LCD-monitor (p. 19) • DK-5 oculairkapje (p. 20) • EN-EL3e oplaadbare Li-ion batterij met beschermkapje (p. 30, 32) • MH-18a snellader met netsnoer (p. 30) • UC-E4 USB-kabel (p. 224, 232) • EG-D100 videokabel (p. 242) • AN-D300 draagriem (p.
Symbolen en conventies Om u in staat te stellen snel de informatie te vinden die u zoekt, worden de volgende symbolen gebruikt: D Dit symbool staat bij waarschuwingen die vóór gebruik moeten worden gelezen om schade aan de camera te voorkomen. A Dit symbool staat bij opmerkingen die moeten worden gelezen voordat u de camera gaat gebruiken. Menu-items, opties en berichten die op de cameramonitor worden weergegeven, staan tussen vierkante haken ([ ]).
X Inleiding s Instructies d Opties voor beeldopname N Scherpstelling k Ontspanstand S ISO-gevoeligheid Z Belichting r Witbalans J Beeldoptimalisatie l Flitsfotografie t Overige opnameopties I Meer informatie over weergave Q Aansluitingen U Menugids n Technische opmerkingen iii
Vraag- en antwoordindex Vind wat u zoekt met deze vraag- en antwoordindex.
Vraag Kernbegrip Zie pagina Hoe stel ik de klok in? Hoe stel ik de klok in voor de zomertijd? Wereldtijd 36, 316 Hoe verander ik de tijdzone wanneer ik op reis ben? Hoe pas ik de helderheid van de monitor LCD-helderheid 313 aan voor menu's of weergave? Reset met twee Hoe herstel ik alle standaardinstellingen? 184 knoppen Hoe herstel ik de standaardinstellingen Opnamemenu 257 van het opnamemenu? terugzetten Hoe herstel ik de standaardwaarden voor Herstel pers.
Vraag Hoe krijg ik meer informatie over de batterij? Hoe voorkom ik dat de bestandsnummering opnieuw begint als ik een nieuwe geheugenkaart plaats? Hoe zet ik de bestandsnummering terug op nul? Hoe reinig ik de camera of het objectief? Kernbegrip Zie pagina Batterij-informatie 322 Opeenvolgende nummering 283 De camera reinigen 370 ❚❚ Foto's maken Vraag Hoeveel opnamen kan ik nog met deze kaart maken? Hoe maak ik grotere foto’s? Hoe krijg ik meer foto’s op de geheugenkaart? Kan ik bepalen hoe de cam
Vraag Kan ik zowel de sluitertijd als het diafragma handmatig instellen? Kan ik foto’s lichter of donkerder maken? Hoe kan ik een tijdopname maken? Kan ik instellen dat de belichting of de flitssterkte automatisch wordt gevarieerd voor een serie foto’s? Ka ik meerdere kopieën van een foto maken met verschillende witbalansinstellingen? Hoe pas ik de witbalans aan? Kan ik foto’s maken met flitslicht? Hoe kan ik rode ogen verminderen? Hoe kan ik meerdere opnamen opslaan als één foto? Kan ik een standaardniveau
Vraag Hoe kom ik van een ongewenste foto af? Kan ik een aantal foto’s tegelijk wissen? Kan ik inzoomen op foto’s om te controleren of ze scherp zijn? Kan ik foto’s beveiligen tegen onopzettelijk wissen? Kan ik geselecteerde foto’s verbergen? Hoe weet ik of delen van mijn foto’s zijn overbelicht? Hoe weet ik waarop de camera heeft scherpgesteld? Kan ik de foto’s die ik maak meteen weergeven? Is er een mogelijkheid voor automatische weergave (“diashow”)? Kernbegrip Afzonderlijke foto’s wissen Wissen Zie pag
❚❚ Foto’s bekijken of afdrukken op andere apparaten Vraag Kan ik mijn foto’s op een televisie bekijken? Kan ik mijn foto’s in High Definition bekijken? Kernbegrip Zie pagina Weergave op televisie 242 HDMI 244 Aansluiten op een computer Hoe druk ik foto’s af? Foto’s afdrukken Kan ik zonder computer foto’s afdrukken? Afdrukken via USB Kan ik de datum op mijn foto’s Tijdstempel afdrukken? Hoe bestel ik professionele afdrukken? Printopdracht (DPOF) Hoe kopieer ik foto’s naar mijn computer? 224 230 231
Inhoudsopgave Vraag- en antwoordindex...................................................................iv Voor uw veiligheid ........................................................................... xviii Kennisgevingen ...................................................................................xxi Inleiding 1 Overzicht....................................................................................................2 Kennismaking met de camera .................................................
Scherpstelling 61 Scherpstelstand ................................................................................... 62 AF-veldstand ......................................................................................... 64 Selectie van scherpstelpunt ............................................................ 66 Scherpstelvergrendeling .................................................................. 68 Handmatige scherpstelling .............................................................
Witbalans 127 Witbalansopties .................................................................................128 Fijnafstelling witbalans....................................................................131 Een kleurtemperatuur kiezen........................................................135 Handmatige preset ...........................................................................136 Beeldoptimalisatie 147 Beeldinstellingen........................................................................
Meer informatie over weergave 205 Schermvullende weergave ............................................................206 Foto-informatie ..................................................................................208 Meerdere foto’s weergeven: Miniatuurweergave .................218 Foto’s van dichtbij bekijken: Zoomweergave.........................220 Foto’s tegen verwijderen beveiligen..........................................221 Afzonderlijke foto’s wissen ........................................
C Het opnamemenu: Opnameopties.......................................254 Geheugenbank opnamemenu ........................................... 255 Opnamemenu terugzetten .................................................. 257 Actieve map ............................................................................... 258 Naamgeving bestanden........................................................ 260 Beeldkwaliteit............................................................................ 260 Beeldgrootte.....
b4: Eenv. belichtingscorrectie..............................................276 b5: Grootte meetgebied ........................................................277 b6: Fijnafst. voor opt. belichting .........................................277 c: Timers/AE-vergrendel. ............................................................279 c1: AE-vergr. ontspanknop....................................................279 c2: Lichtmeter automatisch uit............................................
B Het setup-menu: Basisinstellingen van de camera ...........312 Formatteer geheugenkaart.................................................. 313 LCD-helderheid......................................................................... 313 Beeldsensor reinigen.............................................................. 314 Spiegel omhoog (CCD reinigen)......................................... 314 Videostand ................................................................................. 314 HDMI.............
Technische opmerkingen 349 Compatibele objectieven...............................................................350 Optionele Speedlight-flitsers ........................................................357 Overige accessoires ..........................................................................364 Behandeling van uw camera.........................................................370 Opslag ...............................................................................................370 Reinigen ....
Voor uw veiligheid Als u schade aan uw Nikon-product of letsel voor uzelf of anderen wilt voorkomen, dient u de volgende veiligheidsinstructies goed door te lezen voordat u dit product gaat gebruiken. Bewaar deze veiligheidsinstructies op een plaats waar iedereen die het product gebruikt ze kan lezen. De mogelijke gevolgen van het niet opvolgen van de veiligheidsinstructies in dit hoofdstuk worden met het volgende pictogram aangegeven: pictogram staat bij waarschuwingen.
A Gebruik het apparaat niet in de nabijheid van ontvlambaar gas Gebruik elektronische apparatuur niet in de nabijheid van ontvlambaar gas, omdat dit kan leiden tot explosie of brand. A Buiten bereik van kinderen houden Als deze waarschuwing wordt genegeerd, kan dit leiden tot letsel. A Doe de draagriem niet om de hals van kinderen Het dragen van de camerariem om de nek kan bij kinderen leiden tot verstikking.
A Neem de juiste voorzorgsmaatregelen in A Gebruik de juiste kabels acht bij het gebruik van de snellader Als u kabels op de in- en • Houd het product droog. uitgangen aansluit, gebruik dan Negeren van deze waarschuwing uitsluitend de meegeleverde kan leiden tot brand of een kabels of kabels die Nikon voor elektrische schok. het beoogde doel verkoopt. Zo • Verwijder stof op of bij metalen weet u zeker dat u de onderdelen van de stekker met voorschriften voor dit product een droge doek. Negeren van naleeft.
Kennisgevingen • Geen enkel deel van de handleidingen • Nikon is niet aansprakelijk voor schade die bij dit product zijn geleverd mag die voortvloeit uit het gebruik van dit worden gereproduceerd, overgedraproduct.
Pictogram voor gescheiden inzameling in Europese landen Dit pictogram geeft aan dat dit product via gescheiden inzameling moet worden afgevoerd. Het volgende is alleen van toepassing op gebruikers in Europese landen: • Dit product moet gescheiden van het overige afval worden ingeleverd bij een daarvoor bestemd inzamelingspunt. Gooi dit product niet weg als huishoudafval. • Neem voor meer informatie contact op met de leverancier of de gemeentelijke reinigingsdienst.
Wegwerpen van opslagmedia Houd er rekening mee dat de oorspronkelijke beeldgegevens niet volledig worden verwijderd als u beelden wist of geheugenkaarten of andere opslagmedia formatteert. Met behulp van in de handel verkrijgbare software is het soms mogelijk verwijderde bestanden op weggeworpen opslagmedia alsnog te herstellen, wat misbruik van persoonlijke beeldgegevens tot gevolg kan hebben. De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor de privacybescherming van dergelijke gegevens.
A Voordat u belangrijke foto’s gaat maken Voordat u foto’s gaat maken van belangrijke gelegenheden (zoals een huwelijk of reis), kunt u het beste enkele testopnamen maken om te controleren of de camera goed werkt. Nikon is niet aansprakelijk voor schade of gederfde inkomsten als gevolg van een defect aan de camera.
XInleiding X Dit hoofdstuk bevat informatie waarvan u op de hoogte moet zijn voordat u de camera gebruikt, waaronder de namen van de cameraonderdelen. Overzicht................................................................................ p. 2 Kennismaking met de camera ........................................... p. 3 Camerabody ........................................................................................... p. 3 Het LCD-venster ...............................................................
Overzicht X Gefeliciteerd met de aanschaf van deze Nikon digitale reflexcamera (SLR). Lees alle aanwijzingen grondig door, zodat u zeker weet dat u de camera optimaal benut, en bewaar de handleiding op een plaats waar iedereen die het product gebruikt deze kan lezen.
Kennismaking met de camera Neem even de tijd om vertrouwd te raken met de bedieningsonderdelen en aanduidingen van de camera. Leg eventueel een boekenlegger in dit hoofdstuk, zodat u het gemakkelijk kunt terugvinden terwijl u de rest van de handleiding leest. X Camerabody 1 8 2 10 9 3 11 4 12 5 6 13 7 14 1 Keuzeknop opnamestand ...............75 9 Ontspanknop.................................51, 52 2 Keuzeknop opnamestand 10 E knop ontgrendeling ......................................
Camerabody (vervolg) 1 X 2 3 4 5 8 6 7 9 10 13 14 11 12 15 16 1 Ingebouwde flitser .......................... 173 9 Videoaansluiting .............................. 242 2 Flitserknop.......................................... 173 10 HDMI-aansluiting ............................. 244 3 M knop (flitsstand)............................ 173 11 Gelijkstroomaansluiting voor 4 5 6 7 8 4 Y knop (flitscorrectie) .................................... 178 Flitsaansluiting beschermkap.............................
8 9 1 10 X 2 3 4 5 11 6 7 12 1 AF-hulpverlichting........................... 273 2 3 4 5 6 7 Zelfontspannerlampje ......................92 Rode-ogenreductielampje ........... 176 Secundaire instelschijf ......................14 Scherptedieptecontroleknop.............................................105, 306 Fn knop.....................119, 123, 181, 303 Deksel batterijvak ...............................32 Vergrendeling voor deksel batterijvak..............................................
Camerabody (vervolg) X 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1 Zoekeroculair........................................43 2 DK-23 rubberen 3 4 5 6 6 oogschelp ..............................................20 O knop (wissen) ......................... 54, 222 Q knop (formatteren)......................41 K knop (weergave) ................. 53, 206 Monitor.................................. 53, 79, 206 G knop (menu) ..................... 24, 245 7 L knop (beveiligen)..................... 221 ? knop (help) ..................
1 X 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 1 Dioptrie-instelling ..............................43 2 Selectieknop lichtmeting.............. 103 3 A knop (AE/AF-vergrendeling) ..... 68, 69, 307 7 Vergrendeling scherpstelselectieknop .....................66 8 Deksel kaartsleuf .................................39 9 Toegangslampje geheugenkaart .............................40, 52 4 B knop (AF-ON)......................63, 86 Selectieknop AF-veldstand..............64 10 5 Hoofdinstelschijf .................................
Het LCD-venster X 1 2 3 4 17 16 15 14 13 5 6 12 11 7 10 8 9 1 Aanduiding kleurtemperatuur ..... 135 2 Sluitertijd ...............................108, 111 Belichtingscorrectiewaarde............................................. 116 Flitscorrectiewaarde ................... 178 ISO-gevoeligheid............................96 Fijnafstelling witbalans.............. 134 Kleurtemperatuur ....................... 135 Witbalans preset nummer ..........................................
18 31 19 30 29 20 21 22 23 28 27 26 24 25 X 14 Flitsstand............................................. 173 23 Aanduiding 15 Aanduiding geluidssignaal ...... 281 16 Diafragma (f/-getal) ...........109, 111 Diafragma (aantal stops)........... 353 Stapgrootte belichtings- en flitsbracketing............................... 120 Stapgrootte witbalansbracketing................... 124 Aantal opnamen per interval ............................................ 194 Maximaal diafragma (niet-CPU-objectieven)......
De zoekerweergave 1 2 X 3 4 5 6 7 16 17 10 8 9 18 10 11 12 19 20 13 14 15 21
1 Raster (wordt weergegeven 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 als [Aan] is geselecteerd voor persoonlijke instelling d2) ............ 281 Scherpstelpunten ..................... 66, 272 Haakjes AF-veld ............................43, 84 Batterij-aanduiding .................. 44, 282 (weergave kan worden uitgeschakeld via persoonlijke instelling d3) Scherpstelaanduiding................51, 72 Lichtmeting........................................ 102 Belichtingsvergrendeling (AE) .....................................
De opname-informatieweergave X Wanneer u op de knop R drukt, wordt op de monitor opname-informatie weergegeven, zoals sluitertijd, diafragma, aantal resterende opnamen, buffercapaciteit en AF-veldstand. Als u de opname-informatie niet meer wilt weergeven, drukt u nogmaals op de knop R R knop of drukt u de ontspanknop half in. Bij de standaardinstellingen wordt de monitor automatisch uitgeschakeld als er gedurende circa 20 seconden geen handelingen plaatsvinden.
1 Belichtingsstand............................... 104 18 Aanduiding belichtings- en flitsbracketing.................................... 119 2 Aanduiding flexibel Aanduiding programma ........................................ 107 witbalansbracketing ....................... 123 3 Aanduiding flitssynchronisatie ... 288 19 Beeldgrootte.........................................60 4 Sluitertijd ...................................108, 111 Belichtingscorrectiewaarde .........
De instelschijven X De hoofdinstelschijf en de secundaire instelschijf kunnen afzonderlijk of in combinatie met andere knoppen worden gebruikt om diverse instellingen aan te passen.
❚❚ Beeldkwaliteit en -grootte Houd de knop QUAL ingedrukt en draai aan de instelschijven. Beeldkwaliteit instellen (p. 57) X + QUAL knop Een beeldgrootte kiezen (p. 60) Hoofdinstelschijf LCD-venster + QUAL knop Secundaire instelschijf LCD-venster ❚❚ ISO-gevoeligheid Houd de knop ISO ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf. ISOgevoeligheid instellen (p.
❚❚ Belichting Houd de knop I ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf om de belichtingsstand te kiezen. X Selecteer de belichtingsstand (p. 104) + I knop Hoofdinstelschijf LCD-venster Gebruik de instelschijven om de belichting aan te passen. Een combinatie van diafragma en sluitertijd kiezen (belichtingsstand P; p. 107) + Belichtingsstand Hoofdinstelschijf e Een sluitertijd kiezen (belichtingsstand S of M; p. 108, 111) + Belichtingsstand f of h Een diafragma kiezen (belichtingsstand A of M; p.
Belichtingscorrectie instellen (p. 116) + E knop Bracketing activeren of annuleren/ aantal opnamen in bracketingserie kiezen (p. 119, 122) X Hoofdinstelschijf LCD-venster + Fn knop Stapgrootte voor belichtingsbracketing kiezen (p. 120) Hoofdinstelschijf LCD-venster + Fn knop Secundaire instelschijf LCD-venster A De knop Fn Afhankelijk van de optie die is geselecteerd voor persoonlijke instelling f4 ([FUNC.-knop toewijzen], p.
❚❚ Witbalans Houd de knop WB ingedrukt en draai aan de instelschijven. X Een witbalansinstelling kiezen (p. 129) + WB knop Witbalans fijn afstellen (p. 134), kleurtemperatuur instellen (p. 135) of een witbalanspreset kiezen (p.145) Hoofdinstelschijf LCD-venster + WB knop Secundaire instelschijf LCD-venster ❚❚ Flitsinstellingen Houd de knop M ingedrukt en draai aan de instelschijven. Een flitsstand kiezen (p. 173) + M knop Flitscorrectie aanpassen (p.
De AN-D300 camerariem bevestigen Bevestig de camerariem stevig aan de twee oogjes op de camerabody, zoals hieronder wordt aangegeven. X De BM-8 beschermkap voor de monitor Er wordt een doorzichtig plastic kapje bij de camera geleverd dat de monitor schoon houdt en beschermt wanneer de camera niet wordt gebruikt.
De DK-23 rubberen oogschelp X 20 Voordat u het DK-5 oculairkapje of andere zoekeraccessoires bevestigt (p. 91, 365), verwijdert u de DK-23 rubberen oogschelp door aan weerszijden een vinger onder de rand te plaatsen en de oogschelp omhoog te schuiven, zoals rechts wordt aangegeven. Het DK-5 oculairkapje wordt gebruikt voor fotograferen met de zelfontspanner (p. 91) en voor intervalopnamen (p. 191).
Snelhandleiding Voer de volgende stappen uit als u snel aan de slag wilt met de D300. X 1 Laad de batterij op (p. 30). 2 Plaats de batterij (p. 32). 3 Bevestig een objectief (p. 34). Bevestigingsindex 4 Plaats een geheugenkaart (p. 39). Voorkant 5 Zet de camera aan (p. 44). Zie pagina 36 voor informatie over het kiezen van een taal en het instellen van de datum en tijd. Zie pagina 43 voor informatie over het scherpstellen van het zoekerbeeld.
6 Controleer de camera-instellingen (p. 44, 47). Belichtingsstand X Batterijniveau Beeldgrootte Aantal resterende opnamen Beeldkwaliteit Witbalans ISO-gevoeligheid LCD-venster Zoekerweergave 7 Kies enkelvoudige autofocus (p. 49, 62). Draai de selectieknop voor de scherpstelstand naar S (enkelvoudige autofocus). 8 Stel scherp en druk af (p. 51, 52). Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen en druk de ontspanknop vervolgens helemaal in om de foto te maken. 9 Geef de foto weer (p. 53).
sInstructies s In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de cameramenu’s gebruikt, hoe u de camera gereedmaakt voor gebruik en hoe u uw eerste foto's maakt en weergeeft. Cameramenu’s .................................................................... p. 24 Cameramenu’s gebruiken................................................................ p. 26 Help ......................................................................................................... p. 29 Eerste stappen ..............................
Cameramenu’s s De meeste opname-, weergave- en instelopties zijn toegankelijk via de cameramenu's. Als u de menu's wilt weergeven, drukt u op de knop G. G knop Tabs Kies uit het weergavemenu, het opnamemenu, het menu Persoonlijke instellingen, het setup-menu, het retoucheermenu en Mijn menu (zie volgende pagina). Schuif geeft positie in huidig menu aan. Huidige instellingen worden aangegeven met pictogrammen.
❚❚ Menu's De volgende menu's zijn beschikbaar: Menu D Weergave C Opname Persoonlijke A instellingen B Setup N Retoucheren O Mijn menu Beschrijving Weergave-instellingen aanpassen en foto's beheren (p. 246). Opname-instellingen aanpassen (p. 254). s Camera-instellingen aanpassen (p. 264). Geheugenkaarten formatteren en basisinstellingen voor de camera selecteren (p. 312). Geretoucheerde kopieën van bestaande foto’s maken (p. 329). Een menu met eigen opties maken (p. 344).
Cameramenu’s gebruiken ❚❚ Menubediening Met de multi-selector en de knop J kunt u door de menu's navigeren. s Gemarkeerde item selecteren Cursor omhoog Annuleren en terugkeren naar vorige menu Gemarkeerde item selecteren of submenu weergeven Cursor omlaag J knop Gemarkeerde item selecteren ❚❚ Door de menu’s navigeren Voer de onderstaande stappen uit om door de menu's te navigeren. 1 Geef de menu’s weer. Druk op de knop G om de menu’s weer te geven. 2 Markeer het pictogram voor het huidige menu.
3 Selecteer een menu. Druk op 1 of 3 om het gewenste menu te selecteren. s 4 Plaats de cursor in het geselecteerde menu. Druk op 2 om de cursor in het geselecteerde menu te plaatsen. 5 Markeer een menu-item. Druk op 1 of 3 om een menuitem te markeren. 6 Geef de opties weer. Druk op 2 om de opties voor het geselecteerde menu-item weer te geven. 7 Markeer een optie. Druk op 1 of 3 om een optie te markeren.
8 s Selecteer het gemarkeerde item. Druk op J om het gemarkeerde item te selecteren. Druk op de knop G als u wilt afsluiten zonder een optie te selecteren. J knop Let op het volgende: • Menu-items die grijs worden weergegeven, zijn niet beschikbaar. • Hoewel drukken op 2 of het midden van de multi-selector gewoonlijk hetzelfde effect heeft als drukken op J, kunt u een selectie in sommige gevallen alleen bevestigen door op J te drukken.
Help Als het pictogram Q linksonder op de monitor wordt weergegeven, kunt u hulpinformatie weergeven door op de knop L (Q) te drukken. Zolang u de knop ingedrukt houdt, wordt een beschrijving van de geselecteerde optie of het geselecteerde menu weergegeven. Druk op 1 of 3 om door de tekst te bladeren.
Eerste stappen De batterij opladen s De D300 wordt gevoed door een EN-EL3e oplaadbare Li-ion batterij (meegeleverd). De EN-EL3e is bij levering niet volledig opgeladen. Voor een maximale opnameduur dient u de batterij vóór gebruik op te laden in de meegeleverde MH-18a snellader. Het duurt circa twee uur en een kwartier om een lege batterij volledig op te laden. 1 Sluit de lader aan op een stopcontact. Sluit het netsnoer aan op de batterijlader en steek de stekker in het stopcontact.
3 Plaats de batterij. Plaats de batterij in de lader. Het CHARGE-lampje knippert terwijl de batterij wordt opgeladen. s 4 Verwijder de batterij wanneer deze is opgeladen. Het laden is voltooid als het CHARGElampje stopt met knipperen. Verwijder de batterij en trek de stekker van de lader uit het stopcontact.
De batterij plaatsen 1 Zet de camera uit. Hoofdschakelaar Zet de camera altijd uit voordat u de batterij plaatst of verwijdert. s 2 Open het deksel van het batterijvak. Open het deksel van het batterijvak aan de onderzijde van de camera. 3 Plaats de batterij. Plaats de batterij, zoals rechts wordt aangegeven. 4 Sluit het deksel van het batterijvak. ❚❚ De batterij verwijderen Zet de camera uit voordat u de batterij verwijdert.
D De batterij en de lader Lees de waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen op de pagina's xviii–xx en 377–380 van deze handleiding en volg ze op. Om kortsluiting te voorkomen, plaatst u het beschermkapje terug als de batterij niet wordt gebruikt. Gebruik de batterij niet bij omgevingstemperaturen onder 0 °C of boven 40 °C. Tijdens het opladen moet de temperatuur tussen de 5 en 35 °C liggen. Voor optimale resultaten dient u de batterij op te laden bij een temperatuur boven 20 °C.
Een objectief bevestigen Let goed op dat er geen stof in de camera komt wanneer u het objectief verwijdert. s 1 Verwijder de achterste lensdop en de bodydop. Nadat u hebt gecontroleerd of de camera uitstaat, verwijdert u de achterste lensdop van het objectief en verwijdert u de bodydop van de camera. q 2 w Bevestig het objectief.
3 Verwijder de lensdop. q w q ❚❚ Het objectief verwijderen s Schakel de camera uit voordat u een objectief verwijdert of verwisselt. Als u het objectief wilt verwijderen, houdt u de ontgrendeling ingedrukt terwijl u het objectief rechtsom draait. Plaats na het verwijderen van het objectief de lensdoppen en de bodydop terug op respectievelijk het objectief en de camera. D CPU-objectieven met diafragmaring Als een CPU-objectief is uitgerust met een diafragmaring (p.
Basisinstellingen De eerste keer dat de menu’s worden weergegeven, wordt automatisch de taaloptie in het setup-menu gemarkeerd. Kies een taal en stel de datum en tijd in. s 1 Zet de camera aan. 2 Selecteer [Language]. Druk op G om de cameramenu’s weer te geven en selecteer vervolgens [Language] in het setup-menu. Zie “Cameramenu’s gebruiken” (p. 26) voor informatie over het gebruik van de menu's. 3 Selecteer een taal. Druk op 1 of 3 om de gewenste taal te markeren en druk op J.
4 Selecteer [Wereldtijd]. Selecteer [Wereldtijd] en druk op 2. 5 Stel de tijdzone in. s Er verschijnt een selectievenster voor de tijdzone. Druk op 4 of 2 om de lokale tijdzone te markeren (het veld [UTC] geeft het verschil in uren aan tussen de geselecteerde tijdzone en de Coordinated Universal Time of UTC) en druk op J. 6 Schakel de zomertijd in of uit. De opties voor de zomertijd worden weergegeven. De zomertijd is standaard uitgeschakeld.
8 Stel de datumnotatie in. Druk op 1 of 3 om de volgorde te kiezen waarin het jaar, de maand en de dag worden weergegeven en druk op J. s 9 Keer terug naar de opnamestand. Druk de ontspanknop half in om terug te keren naar de opnamestand. A De klokbatterij De cameraklok wordt gevoed door een afzonderlijke, oplaadbare batterij die indien nodig wordt opgeladen als de hoofdbatterij is geplaatst of als de camera wordt gevoed door een optionele EH-5a of EH-5 lichtnetadapter (p. 364).
Een geheugenkaart plaatsen U kunt foto's opslaan op CompactFlash-geheugenkaarten en microdrives (apart verkrijgbaar; p. 369). In het volgende gedeelte wordt beschreven hoe u een geheugenkaart plaatst en formatteert. 1 Zet de camera uit. Hoofdschakelaar s Zet de camera altijd uit voordat u een geheugenkaart plaatst of verwijdert. 2 Open het deksel van de kaartsleuf. Ontgrendel het deksel van de kaartsleuf (q) en open de kaartsleuf (w). 3 Plaats de geheugenkaart.
4 Sluit het deksel van de kaartsleuf. s ❚❚ Geheugenkaarten verwijderen 1 Zet de camera uit. Controleer of het toegangslampje uit is en zet de camera uit. Toegangslampje 2 Verwijder de geheugenkaart. Open het deksel van de kaartsleuf en druk op de uitwerpknop (q) om de kaart gedeeltelijk uit te werpen (w). De geheugenkaart kan vervolgens met de hand worden verwijderd. Druk niet op de geheugenkaart terwijl u op de uitwerpknop drukt.
❚❚ Geheugenkaarten formatteren Geheugenkaarten moeten worden geformatteerd voordat ze voor het eerst worden gebruikt. Formatteer de kaart, zoals hieronder wordt beschreven. D Geheugenkaarten formatteren Als u een geheugenkaart formatteert, worden alle gegevens erop voorgoed gewist. Kopieer foto's en andere gegevens die u wilt bewaren daarom naar een computer alvorens verder te gaan (p. 224). 1 Zet de camera aan. 2 Druk op de Q knoppen.
3 Druk nogmaals op de Q knoppen. Druk de Q knoppen (I en O) nogmaals tegelijk in om de geheugenkaart te formatteren. Tijdens het formatteren mag u de geheugenkaart niet verwijderen en de voedingsbron niet verwijderen of loskoppelen. s Nadat het formatteren is voltooid, wordt in het LCD-venster en in de zoeker het aantal foto's aangegeven dat bij de huidige instellingen kan worden opgeslagen. D Geheugenkaarten • Geheugenkaarten kunnen na gebruik zeer warm zijn.
Zoekerbeeld scherpstellen De camera is uitgerust met een dioptrieknop, waarmee de camera aan het gezichtsvermogen van de gebruiker kan worden aangepast. Voordat u gaat fotograferen, controleert u of de weergave van het zoekerbeeld scherp is. 1 Zet de camera aan. s Hoofdschakelaar Verwijder de lensdop en zet de camera aan. 2 Stel het zoekerbeeld scherp. Draai aan de dioptrieknop totdat het zoekerbeeld, de scherpstelpunten en de haakjes van het AF-veld scherp zijn.
Basisstappen voor foto’s maken en weergeven s De camera aanzetten Voordat u foto’s maakt, zet u de camera aan en controleert u het batterijniveau en het aantal resterende opnamen, zoals hieronder wordt beschreven. 1 Zet de camera aan. Hoofdschakelaar Zet de camera aan. Het LCDvenster wordt ingeschakeld en het beeld in de zoeker licht op. 2 Controleer het batterijniveau. Controleer het batterijniveau in het LCDvenster of in de zoeker.
3 Controleer het aantal resterende opnamen. De opnameteller in het LCD-venster en in de zoeker geeft het aantal foto's aan dat bij de huidige instellingen kan worden gemaakt. Als dit aantal nul is, knippert A in de opnameteller en knippert n of j in de sluitertijdweergave.
A s LCD-verlichting Als u de hoofdschakelaar in de positie Hoofdschakelaar D houdt, worden de lichtmeters en de achtergrondverlichting van het LCDvenster (LCD-verlichting) geactiveerd, zodat het venster in het donker kan worden afgelezen. Nadat u de hoofdschakelaar hebt losgelaten, blijft de verlichting zes seconden branden (bij de standaardinstellingen), zolang de lichtmeters actief zijn of totdat de sluiter wordt ontspannen.
Camera-instellingen aanpassen In dit gedeelte wordt beschreven hoe u foto's maakt met de standaardinstellingen. 1 Controleer de camera-instellingen. Belichtingsstand s Beeldgrootte Beeldkwaliteit Witbalans ISO-gevoeligheid LCD-venster Zoekerweergave De standaardinstellingen worden hieronder vermeld. Optie Standaard Beschrijving Pagina Er worden JPEG-foto's opgeslagen met een compressieverhouding van circa 1 : 8*. Ideaal NORM 56 Beeldkwaliteit voor snapshots.
2 Selecteer de belichtingsstand e. Bij levering is de belichtingsstand e geselecteerd. Als een andere belichtingsstand is geselecteerd, houdt u de knop I ingedrukt en draait u aan de hoofdinstelschijf om de belichtingsstand e te selecteren. De camera past de sluitertijd en het diafragma automatisch aan voor een optimale belichting in de meeste situaties. s 3 Kies de enkelvoudige ontspanstand.
5 Kies enkelvoudige autofocus. Scherpstelstand selectieknop Bij levering is S (enkelvoudige autofocus) geselecteerd. Als een andere scherpstelstand is geselecteerd, draait u aan de selectieknop voor de scherpstelstand totdat deze op zijn plaats klikt en naar S (enkelvoudige autofocus) wijst. Bij deze instelling stelt de camera automatisch scherp op het onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
De camera gereedmaken s Wanneer u foto’s in de zoeker kadreert, houdt u de handgreep in uw rechterhand en ondersteunt u de camerabody of het objectief met uw linkerhand. Houd ter ondersteuning uw ellebogen lichtjes tegen uw lichaam gedrukt en plaats één voet een halve pas naar voren om uw bovenlichaam stabiel te houden. Wanneer u foto’s in de portretstand (staand) maakt, houdt u de camera zoals rechts wordt weergegeven. Zie pagina 79 voor informatie over het kadreren van foto’s op de monitor.
Scherpstellen en afdrukken 1 Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen (p. 52). s Bij de standaardinstellingen stelt de camera scherp op het onderScherpstelaanduiding Buffercapaciteit werp in het middelste scherpstelpunt. Kadreer in de zoeker een foto met het hoofdonderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt en druk de ontspanknop half in. Als de camera kan scherpstellen, klinkt een geluidssignaal en verschijnt de scherpstelaanduiding (I) in de zoeker.
2 Druk de ontspanknop helemaal in om de foto te maken. Druk de ontspanknop rustig helemaal in om de foto te Toegangslampje maken. Het toegangslampje naast het deksel van de kaartsleuf brandt terwijl de foto op de geheugenkaart wordt opgeslagen. U mag de geheugenkaart niet verwijderen, de camera niet uitzetten en de voedingsbron niet verwijderen of loskoppelen voordat het lampje uit is. s A De ontspanknop De camera heeft een tweetraps ontspanknop.
Foto’s bekijken 1 Druk op de knop K. Er wordt een foto op de monitor weergegeven. s 2 Bekijk andere foto’s. U kunt andere foto’s weergeven door op 4 of 2 te drukken. Druk op 1 of 3 om extra informatie over de geselecteerde foto weer te geven (p. 208). Hoge licht. 100--1 Kies R, G, B Als u de weergave wilt beëindigen en wilt terugkeren naar de opnamestand, drukt u de ontspanknop half in. A Beeld terugspelen Als [Aan] is geselecteerd voor [Beeld terugspelen] in het weergavemenu (p.
Ongewenste foto’s wissen Als u de foto wilt wissen die op de monitor wordt weergegeven, drukt u op de knop O. Houd er rekening mee dat eenmaal gewiste foto’s niet meer kunnen worden hersteld. s 1 Geef de foto weer. Geef de foto weer die u wilt wissen, zoals wordt beschreven in “Foto’s bekijken” op de vorige pagina. K knop 2 Wis de foto. Druk op de knop O. Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven. O knop Druk nogmaals op de knop O om de foto te wissen en terug te keren naar de weergave.
dOpties voor beeldopname d In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de beeldkwaliteit en de beeldgrootte kiest. Beeldkwaliteit ..................................................................... p. 56 Beeldgrootte ....................................................................... p.
Beeldkwaliteit De D300 ondersteunt de volgende opties voor beeldkwaliteit: Optie d NEF (RAW) TIFF (RGB) JPEG Fijn JPEG Normaal JPEG Basis NEF (RAW) + JPEG Fijn NEF (RAW) + JPEG Normaal NEF (RAW) + JPEG Basis Bestands type Beschrijving Onbewerkte gegevens van de beeldsensor worden rechtstreeks op de geheugenkaart opgeslagen in de NEF-indeling (Nikon Electronic Format). Gebruik deze optie voor foto's die naar een computer worden overgezet om te worden afgedrukt of verwerkt.
U stelt de beeldkwaliteit in door de knop QUAL ingedrukt te houden en aan de hoofdinstelschijf te draaien totdat de gewenste instelling wordt weergegeven in het LCD-venster. QUAL knop Hoofdinstelschijf d LCD-venster A NEF (RAW)-opname De optie [NEF (RAW)-opname] in het opnamemenu bepaalt de compressie (p. 58) en de bitdiepte (p. 59) voor NEF (RAW)-foto's. A JPEG-compressie JPEG-beelden kunnen worden gecomprimeerd tot ongeveer dezelfde bestandsgrootte of voor een optimale beeldkwaliteit.
❚❚ Het menu JPEG-compressie Het item JPEG-compressie in het opnamemenu biedt de volgende opties voor JPEG-foto’s: Optie Vaste grootte O (standaard) d P Optimale kwaliteit Beschrijving Beelden worden gecomprimeerd tot ongeveer dezelfde bestandsgrootte. De kwaliteit hangt af van het onderwerp van de foto. Optimale beeldkwaliteit. De bestandsgrootte hangt af van het onderwerp van de foto.
❚❚ Het menu NEF (RAW)-opname: NEF (RAW)-bitdiepte Het item [NEF (RAW)-opname] > [NEF (RAW)-bitdiepte] in het opnamemenu biedt de volgende opties voor de bitdiepte van NEF (RAW)-foto's: Optie Beschrijving 12-bits NEF (RAW)-beelden worden opgeslagen met een q (standaard) bitdiepte van 12 bits. NEF (RAW)-beelden worden opgeslagen met een bitdiepte van 14 bits, waardoor de bestanden circa r 14-bits 1,3 maal zo groot zijn als 12-bits bestanden maar meer kleurgegevens worden opgeslagen.
Beeldgrootte De beeldgrootte wordt gemeten in pixels. U hebt de keuze uit de volgende opties: Formaat (pixels) L (standaard) 4.288 × 2.848 M 3.216 × 2.136 S 2.144 × 1.424 Optie d Formaat bij een afdruk van 200 dpi (circa) * 54,5 × 36,2 cm 40,8 × 27,1 cm 27,2 × 18,1 cm * Het afdrukformaat in inches komt overeen met de beeldgrootte in pixels gedeeld door de printerresolutie in dpi (dots per inch, punten per inch; 1 inch = circa 2,54 cm). Het afdrukformaat neemt af naarmate de printerresolutie toeneemt.
NScherpstelling – Bepalen hoe de camera scherpstelt In dit gedeelte worden de opties beschreven die bepalen hoe de camera scherpstelt. N Scherpstelstand.................................................................. p. 62 AF-veldstand ........................................................................ p. 64 Selectie van scherpstelpunt............................................. p. 66 Scherpstelvergrendeling .................................................. p. 68 Handmatige scherpstelling........
Scherpstelstand N U kunt de scherpstelstand selecteren met Selectieknop scherpstelstand de selectieknop voor de scherpstelstand op de voorzijde van de camera.
A De knop B Als het gaat om scherpstellen van de camera, heeft het indrukken van de knop B hetzelfde effect als het half indrukken van de ontspanknop. B knop A Anticiperende meevolgende scherpstelling Bij continue AF gebruikt de camera anticiperende scherpstelling als het onderwerp naar de camera toe of van de camera af beweegt terwijl de ontspanknop half wordt ingedrukt of de knop B wordt ingedrukt.
AF-veldstand De AF-veldstand bepaalt hoe het scherpstelpunt wordt geselecteerd in de autofocusstand. U selecteert de AFveldstand door aan de selectieknop voor de AF-veldstand te draaien. De volgende opties zijn beschikbaar: Selectieknop AF-veldstand N 64 Stand Beschrijving De gebruiker selecteert handmatig het scherpstelpunt; de camera K stelt alleen scherp op het onderwerp in het geselecteerde Enkelpunts scherpstelpunt.
A AF-veldstand De AF-veldstand wordt weergegeven in het LCDvenster. Aanduiding AF-veldstand AF-veldstand LCD-venster K Enkelpunts AF Persoonlijke instelling a3 ([Dynamisch AF-veld], p. 269) N 9 punten (standaard) I Dynamisch veld-AF * 21 punten 51 punten 51 punten (3D-tracking) H Automatisch veld-AF * Alleen het actieve scherpstelpunt wordt in de zoeker weergegeven. De overige scherpstelpunten leveren informatie ter ondersteuning van de scherpstelling.
Selectie van scherpstelpunt N De D300 biedt 51 scherpstelpunten die een groot deel van het beeld beslaan. Het scherpstelpunt kan handmatig worden geselecteerd, zodat het hoofdonderwerp zich vrijwel overal in het beeld kan bevinden (enkelpunts AF Selectieknop AF-veldstand en dynamisch veld-AF), of automatisch (automatisch veld-AF; handmatige detectie van het scherpstelpunt is niet beschikbaar als automatisch veld-AF is geselecteerd).
A Zie ook Zie persoonlijke instelling a6 ([Verlichting scherpstelpunt], p. 271) als u wilt instellen wanneer het scherpstelpunt wordt verlicht. Zie persoonlijke instelling a7 ([Doorloop scherpstelpunt], p. 272) als u wilt instellen dat de selectie van het scherpstelpunt doorloopt. Zie persoonlijke instelling a8 ([Selectie scherpstelpunt], p. 272) als u het aantal scherpstelpunten wilt instellen dat kan worden geselecteerd met de multi-selector.
Scherpstelvergrendeling U kunt de scherpstelvergrendeling gebruiken om de compositie te wijzigen nadat u hebt scherpgesteld. Op deze manier kunt u scherpstellen op een onderwerp dat zich in de uiteindelijke compositie niet in een scherpstelpunt bevindt. U kunt deze functie ook gebruiken wanneer het autofocussysteem niet kan scherpstellen (p. 70). N 1 Stel scherp. Plaats het onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt en druk de ontspanknop half in om de scherpstelling te activeren.
Continue AF Druk op de knop AE-L/AF-L om zowel de scherpstelling als de belichting te vergrendelen (het pictogram AE-L verschijnt in de zoeker, zie pagina 114). De scherpstelling en de belichting worden vergrendeld zolang u de knop AE-L/AF-L ingedrukt houdt, zelfs als u uw vinger van de ontspanknop haalt. Ontspanknop q N w AE-L/AF-L knop 3 Pas de compositie aan en druk af.
Goede resultaten met autofocus N Autofocus werkt niet goed in de onderstaande omstandigheden. Als de camera onder deze omstandigheden niet kan scherpstellen, wordt mogelijk de ontspanknop geblokkeerd, of de scherpstelaanduiding (●) wordt weergegeven en de camera geeft een geluidssignaal weer ten teken dat de sluiter kan worden ontspannen, zelfs als de camera niet kan scherpstellen op het onderwerp. Gebruik in deze gevallen handmatige scherpstelling (p. 71) of gebruik de scherpstelvergrendeling (p.
Handmatige scherpstelling Handmatige scherpstelling is beschikbaar voor objectieven die geen autofocus ondersteunen (niet-AF Nikkor-objectieven) of als autofocus niet het gewenste resultaat oplevert (p. 70). Als u handmatig wilt scherpstellen, stelt u de selectieknop voor de scherpstelstand in op M en draait u aan de scherpstelring van het objectief totdat het beeld op het matglas in de zoeker scherp is. U kunt altijd foto's maken, ook als het beeld niet scherp is.
De elektronische afstandsmeter N Als het objectief een maximaal diafragma van f/5.6 of groter (lager f/-getal) heeft, kunt u de scherpstelaanduiding in de zoeker gebruiken om te controleren of het onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt scherp is. (Het scherpstelpunt kan worden geselecteerd uit de 51 beschikbare punten.) Plaats het onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt, druk de ontspanknop half in en draai aan de scherpstelring van het objectief totdat de scherpstelaanduiding (I) verschijnt.
kOntspanstand – Enkel beeld, Continu, Livebeeld, Zelfontspanner of Spiegel omhoog De ontspanstand bepaalt hoe de camera foto’s maakt: één foto per keer, in een doorlopende reeks, terwijl het beeld door het objectief op de monitor wordt weergegeven, met een ingestelde sluitervertraging of terwijl de spiegel is opgeklapt voor een snellere sluiterrespons en minimale trillingen. k Een ontspanstand kiezen ................................................. p. 74 Continustand .....................................
Een ontspanstand kiezen De camera ondersteunt de volgende ontspanstanden: k Stand Beschrijving S De camera maakt één foto telkens wanneer de Enkel beeld ontspanknop wordt ingedrukt. Zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt, maakt de CL camera foto’s met een snelheid van één tot zes beelden per Continu seconde. 1 U kunt de beeldsnelheid instellen via laag persoonlijke instelling d4 ([Opnamesnelheid], p. 76).
U kiest een ontspanstand door de ontgrendeling van de keuzeknop voor de ontspanstand in te drukken en de keuzeknop naar de gewenste instelling te draaien.
Continustand Foto’s maken in de standen CH (continu hoog) en CL (continu laag): 1 Selecteer de stand CH of CL. Druk op de ontgrendeling van de keuzeknop voor de ontspanstand en draai de keuzeknop naar CH of CL. Ontspanstand keuzeknop k 2 Kadreer, stel scherp en maak de foto. Zolang u de ontspanknop helemaal ingedrukt houdt, worden foto’s genomen met een snelheid van maximaal 6 bps in de stand Continu hoog of met de beeldsnelheid die is geselecteerd voor persoonlijke instelling d4 ([Opnamesnelheid], p.
A Voedingsbron en beeldsnelheid De maximale beeldsnelheid hangt af van de gebruikte voedingsbron. Voedingsbron Maximale beeldsnelheid 1 Batterij (EN-EL3e) Lichtnetadapter MB-D10 battery pack met EN-EL3 batterij MB-D10 battery pack met EN-EL4a batterij MB-D10 battery pack met AA-batterijen 4 6 bps 2 8 bps 3 6 bps 2 8 bps 3 8 bps 3 1 Gemiddelde beeldsnelheid bij continue AF, handmatige belichting of sluitertijdvoorkeuze en een sluitertijd van 1/250 sec.
A Het buffergeheugen De camera is voorzien van een buffergeheugen voor tijdelijke opslag, zodat u kunt blijven fotograferen terwijl de foto’s op de geheugenkaart worden opgeslagen. U kunt maximaal 100 foto’s achter elkaar maken. De beeldsnelheid neemt echter af wanneer de buffer vol is. In uitzonderlijke gevallen kan de beeldsnelheid ook afnemen bij gebruik van een microdrive. k Het toegangslampje naast de kaartsleuf brandt wanneer foto’s op de geheugenkaart worden opgeslagen.
Beelden kadreren op de monitor (Livebeeld) Selecteer de stand Livebeeld (a) als u beelden wilt kadreren op de monitor. Draai de keuzeknop voor de ontspanstand naar a. Kies opties voor de stand Livebeeld in het opnamemenu (p. 80). g [Uit de hand] (p. 83) Klap de spiegel omhoog en geef het beeld door het objectief weer op de monitor. k h [Statief] (p. 86) Kadreer het beeld in de zoeker en stel scherp. Afsluiten Kadreer het beeld op de monitor.
Opties voor livebeeld Voordat u foto’s gaat maken met behulp van livebeeld, draait u de keuzeknop naar a (livebeeld) en selecteert u een stand voor livebeeld en de ontspanstand die wordt gebruikt wanneer het livebeeld is ingeschakeld. De volgende standen voor livebeeld zijn beschikbaar: Optie k Beschrijving Kies deze optie wanneer u uit de hand foto’s van Uit de bewegende onderwerpen maakt of wanneer u foto's g hand kadreert vanuit hoeken waarin de zoeker moeilijk te (standaard) gebruiken is (p. 83).
U kunt een ontspanstand kiezen uit de volgende opties: Optie s Enkel beeld (standaard) t Continu laag Continu u hoog 1 Beschrijving De camera maakt één foto telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt. Zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt, maakt de camera foto’s in de stand Continu laag of Continu hoog (p. 77). Selecteer [Livebeeld]. Markeer [Livebeeld] in het opnamemenu (p. 254) en druk op 2. 2 k Selecteer [Stand voor livebeeld]. Markeer [Stand voor livebeeld] en druk op 2.
4 Selecteer [Ontspanstand]. Markeer [Ontspanstand] en druk op 2. 5 Selecteer een ontspanstand. Markeer de ontspanstand die u tijdens het livebeeld wilt gebruiken en druk op J. k 6 Keer terug naar de opnamestand. Druk de ontspanknop half in om de menu's te verlaten en terug te keren naar de opnamestand.
Stand voor livebeeld: Uit de hand 1 Selecteer de stand voor livebeeld. Druk op de ontgrendeling van de keuzeknop voor de ontspanstand en draai de keuzeknop naar a. 2 Keuzeknop ontspanstand Druk de ontspanknop volledig in. k De spiegel wordt opgeklapt en het beeld dat door het Afsluiten objectief te zien is, wordt weergegeven op de cameramonitor in plaats van in de zoeker (voor een betere scherpstelling houdt u de ontspanknop even half ingedrukt voordat u deze helemaal indrukt).
3 Kadreer het beeld op de monitor. Als u het beeld op de monitor tot 3× wilt vergroten, drukt u op de knop X. X knop Afsluiten k Wanneer u inzoomt op het beeld dat door het objectief te zien is, wordt rechtsonder op de monitor een navigatievenster weergegeven. Gebruik de multi-selector om binnen de haakjes van het AF-veld te navigeren. 4 Stel scherp. Autofocus (scherpstelstand S of C): Druk de ontspanknop half in of druk op de knop B.
5 Maak de foto. Druk de ontspanknop helemaal in om de scherpstelling en de belichting te herstellen en de foto te maken. Als [Continu hoog] of [Continu laag] is geselecteerd voor [Ontspanstand], wordt de monitor uitgeschakeld terwijl u de ontspanknop ingedrukt houdt. De beeldsnelheid voor de continustand is gelijk aan de snelheid die is geselecteerd voor standaardopnamen. k D Geen beeld Nadat u een foto hebt gemaakt, kunt u het beeld weergeven om te controleren of de foto is opgenomen.
Stand voor livebeeld: Statief 1 Maak de camera gereed. Plaats de camera op een statief of op een stabiele, vlakke ondergrond. 2 Selecteer de stand voor livebeeld. Druk op de ontgrendeling van de keuzeknop voor de ontspanstand en draai de keuzeknop naar a. k 3 Kadreer het beeld in de zoeker. Keuzeknop ontspanstand B knop Kadreer het beeld in de zoeker, selecteer een scherpstelpunt met de multiselector en druk op de knop B. De camera stelt op de normale manier scherp en stelt de belichting in.
5 Controleer het beeld op de monitor. Als u het beeld op de monitor tot 13× wilt vergroten om de scherpstelling te controleren, drukt u op de knop X. X knop Afsluiten Wanneer wordt ingezoomd op het beeld dat door het objectief te zien is, verschijnt rechtsonder op de monitor een navigatievenster. Gebruik de multiselector om naar delen van het beeld te gaan die niet op de monitor te zien zijn. Druk op J om de zoomstand te verlaten.
6 Maak de foto. Druk de ontspanknop helemaal in om de foto te maken. Als [Continu hoog] of [Continu laag] is geselecteerd voor [Ontspanstand], wordt de monitor uitgeschakeld terwijl u de ontspanknop ingedrukt houdt. De beeldsnelheid voor de continustand is gelijk aan de snelheid die is geselecteerd voor standaardopnamen. k D Autofocus met contrastdetectie Wanneer u in de stand voor continue autofocus de knop B ingedrukt houdt, stelt de camera niet voortdurend scherp.
Let erop dat het scherpstelpunt soms ook groen wordt weergegeven wanneer de camera niet kan scherpstellen. Gebruik een AF-S-objectief. Met andere objectieven of teleconverters kan mogelijk niet het gewenste resultaat worden verkregen. A De opname-informatieweergave Druk op de knop R als u de aanduidingen op de monitor in de stand voor livebeeld wilt verbergen of weergeven.
D Fotograferen in de stand voor livebeeld Hoewel dit niet zichtbaar is in de uiteindelijke foto, kunnen strepen of vervormingen zichtbaar zijn op de monitor bij tl-licht, kwikdamp- of natriumlampen, als de camera horizontaal wordt meebewogen of als een voorwerp op hoge snelheid door het beeld beweegt. Bij sterke lichtbronnen kunnen nabeelden op de monitor te zien zijn wanneer u de camera met het onderwerp meebeweegt.
Zelfontspannerstand De zelfontspanner kan worden gebruikt om cameratrilling te verminderen of om zelfportretten te maken. Als u de zelfontspanner wilt gebruiken, plaatst u de camera op een statief (aanbevolen) of op een stabiele, vlakke ondergrond en voert u de onderstaande stappen uit: 1 Selecteer de zelfontspannerstand. Druk op de ontgrendeling van de keuzeknop voor de ontspanstand en draai de keuzeknop naar E. 2 k Ontspanstand keuzeknop Kadreer de foto en stel scherp. Bij enkelvoudige autofocus (p.
3 Start de zelfontspanner. Druk de ontspanknop volledig in om de zelfontspanner te starten. Het zelfontspannerlampje (AF-hulpverlichting) begint te knipperen en er klinkt een geluidssignaal. Twee seconden voordat de foto wordt gemaakt, stopt het zelfontspannerlampje met knipperen en worden de geluidssignalen sneller achter elkaar weergegeven. De zelfontspanner wordt onderbroken als de flitser wordt opgeklapt.
De stand Spiegel omhoog Kies deze stand als u onscherpte door camerabeweging wilt verminderen wanneer de spiegel is opgeklapt. Gebruik van een statief wordt aangeraden. 1 Selecteer de stand Spiegel omhoog. Druk op de ontgrendeling van de keuzeknop voor de ontspanstand en draai de keuzeknop naar MUP. 2 Ontspanstand keuzeknop k Klap de spiegel omhoog. Kadreer het beeld, stel scherp en druk de ontspanknop helemaal in om de spiegel op te klappen.
k 94
SISO-gevoeligheid – Sneller reageren op licht ISO-gevoeligheid is het digitale equivalent van filmgevoeligheid. Hoe hoger de gevoeligheid, des te minder licht nodig is om een foto te maken. Zo kunt u een kortere sluitertijd of een kleiner diafragma gebruiken. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de ISO-gevoeligheid handmatig en automatisch instelt. S De ISO-gevoeligheid handmatig kiezen........................ p. 96 Instelling automatische ISO-gevoeligheid.................... p.
De ISO-gevoeligheid handmatig kiezen De ISO-gevoeligheid kan worden ingesteld op een waarde tussen ISO 200 en ISO 3200, in stappen die equivalent zijn met 1/3 LW. Voor speciale situaties zijn ook instellingen beschikbaar van circa 0,3–1 LW onder ISO 200 en 0,3–1 LW boven ISO 3200. S U kunt de ISO-gevoeligheid aanpassen door de knop ISO ingedrukt te houden en aan de hoofdinstelschijf te draaien totdat de gewenste instelling wordt weergegeven in het LCDvenster of in de zoeker.
A ISO-gevoeligheid instellen Welke instellingen beschikbaar zijn, hangt af van de optie die is geselecteerd voor persoonlijke instelling b1 ([ISO-stapgrootte], p. 275).
Instelling automatische ISOgevoeligheid S Als [Uit] (de standaardinstelling) is geselecteerd voor de optie [Inst autom ISO-gevoeligheid] in het opnamemenu, blijft de ISOgevoeligheid ingesteld op de waarde die de gebruiker heeft geselecteerd (zie pagina 96). Als [Aan] is geselecteerd, wordt de ISO-gevoeligheid automatisch aangepast als geen optimale belichting kan worden bereikt met de waarde die de gebruiker heeft geselecteerd (de flitssterkte wordt indien nodig aangepast).
A Instelling automatische ISO-gevoeligheid Bij hogere gevoeligheden is de kans op ruis groter. Gebruik de optie [Hoge ISO ruisonderdrukking] in het opnamemenu om ruis te onderdrukken (zie pagina 263). Dit kan ertoe leiden dat onderwerpen op de voorgrond worden onderbelicht in flitsfoto’s die zijn genomen met een lange sluitertijd, bij daglicht of tegen een lichte achtergrond. Kies een andere flitsstand dan flitsen met lange sluitertijd of selecteer de belichtingsstand A of M en kies een groter diafragma.
S 100
VBelichting – Bepalen hoe de camera de belichting instelt In dit gedeelte worden de opties beschreven die beschikbaar zijn om de belichting te regelen, waaronder lichtmeting, belichtingsstand, belichtingsvergrendeling, belichtingscorrectie en bracketing. Lichtmeting ....................................................................... p. 102 Belichtingsstand............................................................... p. 104 e: Geprogrammeerd automatisch.............................................
Lichtmeting De lichtmeetmethode bepaalt hoe de camera de belichting instelt. De volgende opties zijn beschikbaar: Methode a 3Dkleurenmatrixmeting II Z Beschrijving Aanbevolen voor de meeste situaties. De camera meet een groot deel van het beeld en stelt de belichting in op basis van helderheidsverdeling, kleur, afstand en compositie, voor een natuurlijk resultaat.
U kiest een lichtmeetmethode door Selectieknop lichtmeting aan de selectieknop voor de lichtmeting te draaien totdat de gewenste methode wordt weergegeven. Z A 3D-kleurenmatrixmeting II Bij matrixmeting wordt de belichting ingesteld met behulp van een RGBsensor met 1005 segmenten. Bij gebruik van een G- of D-type objectief wordt ook rekening gehouden met de afstand (3D-kleurenmatrixmeting II; zie pagina 352 voor informatie over objectieftypen).
Belichtingsstand De belichtingsstand bepaalt hoe de camera de sluitertijd en het diafragma instelt wanneer de belichting wordt aangepast. Er zijn vier standen beschikbaar: geprogrammeerd automatisch (e), sluitertijdvoorkeuze (f ), diafragmavoorkeuze (g) en handmatig (h). Stand Geprogrammeerd e automatisch (p. 106) Z Beschrijving De camera stelt de sluitertijd en het diafragma in voor een optimale belichting.
U kiest een belichtingsstand door de knop I ingedrukt te houden en aan de hoofdinstelschijf te draaien totdat de gewenste stand wordt weergegeven in het LCD-venster of in de zoeker. I knop Hoofdinstelschijf A Scherptedieptecontrole Als u het effect van het diafragma wilt bekijken, houdt u de knop voor scherptedieptecontrole ingedrukt.
e: Geprogrammeerd automatisch In deze stand worden de sluitertijd en het diafragma automatisch ingesteld op basis van een ingebouwd programma. Dit levert in de meeste situaties een optimale belichting op. Deze stand wordt aanbevolen voor snapshots en andere situaties waarin u de sluitertijd en het diafragma door de camera wilt laten bepalen. Foto's maken in de stand Geprogrammeerd automatisch: 1 Selecteer de belichtingsstand e.
A Flexibel programma In de belichtingsstand e kunt u verschillende combinaties van sluitertijd en diafragma selecteren door aan de hoofdinstelschijf te draaien (flexibel programma). Draai de instelschijf naar rechts voor een groot diafragma (laag f/-getal) om de achtergrond onscherp weer te geven of voor een korte sluitertijd om Hoofdinstelschijf beweging te bevriezen.
f: Sluitertijdvoorkeuze In de stand Sluitertijdvoorkeuze kunt u zelf een sluitertijd kiezen, waarna de camera automatisch het diafragma kiest dat de optimale belichting oplevert. Foto's maken in de stand Sluitertijdvoorkeuze: 1 Selecteer de belichtingsstand f. Houd de knop I ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf totdat f wordt weergegeven in de zoeker en in het LCDvenster. Z 2 I knop Hoofdinstelschijf Stel een sluitertijd in. Draai aan de hoofdinstelschijf om de gewenste sluitertijd te kiezen.
g: Diafragmavoorkeuze In de stand Diafragmavoorkeuze kunt u zelf het diafragma kiezen, waarna de camera automatisch de sluitertijd kiest die de optimale belichting oplevert. Foto's maken in de stand Diafragmavoorkeuze: 1 Selecteer de belichtingsstand g. Houd de knop I ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf totdat g wordt weergegeven in de zoeker en in het LCD-venster. 2 I knop Hoofdinstelschijf Selecteer een diafragma.
3 Kadreer, stel scherp en maak de foto. Z A Niet-CPU-objectieven Als het maximale diafragma van het objectief is opgegeven via de optie [Niet-CPU-objectief ] in het setup-menu (p. 199) en een niet-CPUobjectief is bevestigd, wordt het huidige f/-getal weergegeven in de zoeker en in het LCD-venster, afgerond op de dichtstbijzijnde volledige stop.
h: Handmatig In de handmatige belichtingsstand stelt u zowel de sluitertijd als het diafragma in. Foto’s maken in de handmatige belichtingsstand: 1 Selecteer de belichtingsstand h. I knop Houd de knop I ingedrukt en draai aan de Hoofdinstelschijf hoofdinstelschijf totdat h wordt weergegeven in de zoeker en in het LCD-venster.
2 Selecteer het diafragma en de sluitertijd. Draai aan de hoofdinstelschijf om een sluitertijd te kiezen en draai aan de secundaire instelschijf om het diafragma in te stellen. De sluitertijd kan worden ingesteld op “p” of op een waarde tussen 30 sec. en 1/8000 sec., maar de sluiter kan ook voor onbepaalde tijd worden opengehouden voor lange tijdopnamen (A, p. 113). Het diafragma kan worden ingesteld op een waarde tussen de laagste en de hoogste waarde van het objectief.
A Elektronische analoge belichtingsaanduidingen De elektronische analoge belichtingsaanduidingen in het LCD-venster en in de zoeker geven aan of de foto bij de huidige instellingen onder- of overbelicht wordt. Afhankelijk van de optie die is gekozen voor persoonlijke instelling b2 ([Stapgrootte inst. belichting], p. 275), wordt de hoeveelheid onder- of overbelichting aangegeven in stappen van 1/3 LW, 1/2 LW of 1 LW.
Belichtingsvergrendeling (AE) Gebruik belichtingsvergrendeling als u de compositie van een foto wilt wijzigen nadat u de belichting hebt gemeten. 1 Z Selecteer centrumgerichte meting of spotmeting (p. 102). Selectieknop lichtmeting Matrixmeting levert niet het gewenste resultaat op met belichtingsvergrendeling. Als u centrumgerichte meting gebruikt, selecteert u met de multi-selector het middelste scherpstelpunt (p. 66). 2 Vergrendel de belichting.
3 Pas de compositie aan. Houd de knop AE-L/AF-L ingedrukt, pas de compositie aan en maak de foto. A Gemeten gebied Bij spotmeting wordt de belichting vergrendeld op de waarde die wordt gemeten in een cirkel van 3 mm in het midden van het geselecteerde scherpstelpunt. Bij centrumgerichte meting wordt de belichting vergrendeld op de waarde die wordt gemeten in het midden van de zoeker. (Het standaardgebied voor centrumgerichte meting wordt aangegeven door een cirkel van 8 mm in de zoeker.
Belichtingscorrectie Via belichtingscorrectie kunt u de door de camera geselecteerde belichtingswaarde wijzigen om foto’s lichter of donkerder te maken. Deze functie werkt het beste in combinatie met centrumgerichte meting of spotmeting (zie pagina 102). In de belichtingsstand h wordt alleen de belichtingsinformatie in de elektronische analoge belichtingsaanduiding gewijzigd. De sluitertijd en het diafragma veranderen niet.
De belichtingscorrectie kan worden ingesteld op een waarde tussen –5 LW (onderbelichting) en +5 LW (overbelichting) in stappen van 1/3 LW. Kies een positieve waarde om het onderwerp lichter te maken of een negatieve waarde om het onderwerp donkerder te maken. –1 LW Geen belichtingscorrectie +1 LW Bij een andere waarde dan ±0 knippert de 0 in het midden van de elektronische analoge belichtingsaanduiding en wordt het pictogram E weergegeven in het LCD-venster en in de zoeker zodra u de knop E loslaat.
Bracketing Z De D300 biedt drie soorten bracketing: belichtingsbracketing, flitsbracketing en witbalansbracketing. Bij belichtingsbracketing (p. 119) past de camera voor elke opname de belichtingscorrectie aan, terwijl bij flitsbracketing (p. 119) voor elke opname de flitssterkte wordt aangepast (alleen in de flitssturingsstanden iDDL en, voor de SB-800, Automatisch diafragma; zie pagina 357– 359). Telkens wanneer de sluiter wordt ontspannen, wordt slechts één foto gemaakt.
❚❚ Belichtings- en flitsbracketing 1 Selecteer belichtings- of flitsbracketing. Kies het type bracketing dat wordt uitgevoerd via persoonlijke instelling e5 ([Inst. voor auto bracketing], p. 298). Kies [AE & flits] (de standaardinstelling) als u zowel de belichting als de flitssterkte wilt variëren. Kies [Alleen AE] als u alleen de belichting wilt variëren of kies [Alleen flits] als u alleen de flitssterkte wilt variëren. 2 Selecteer het aantal opnamen.
3 Selecteer een stapgrootte voor de belichting. Houd de knop Fn ingedrukt en draai aan de secundaire instelschijf om de stapgrootte voor de belichting te kiezen. Stapgrootte belichting Fn knop Secundaire instelschijf LCD-venster Bij de standaardinstellingen kan de stapgrootte worden gekozen uit 1/3, 2/3 en 1 LW. In de onderstaande tabel worden de bracketingprogramma’s met een stapgrootte van 1/3 LW weergegeven.
4 Kadreer, stel scherp en maak de foto. De camera varieert de belichting en/of de flitssterkte per opname, op basis van het geselecteerde bracketingprogramma. Wijzigingen in de belichting worden opgeteld bij wijzigingen die zijn aangebracht via belichtingscorrectie (zie pagina 116), zodat het mogelijk is een belichtingscorrectie van meer dan 5 LW toe te passen. Terwijl bracketing van kracht is, wordt een voortgangsaanduiding weergegeven in het LCD-venster.
❚❚ Bracketing annuleren U annuleert bracketing door de knop Fn ingedrukt te houden en aan de hoofdinstelschijf te draaien totdat het aantal opnamen in de bracketingserie op nul staat ( ) en M niet meer wordt weergegeven in het LCD-venster boven op de camera. De volgende keer dat u bracketing activeert, wordt het laatst gebruikte programma hersteld. Bracketing kan ook worden geannuleerd via een reset met twee knoppen (p.
❚❚ Witbalansbracketing 1 Selecteer witbalansbracketing. Kies [Witbalans bracketing] voor persoonlijke instelling e5 ([Inst. voor auto bracketing], p. 298). 2 Selecteer het aantal opnamen. Houd de knop Fn ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf om het aantal opnamen in de bracketingserie te kiezen. Het aantal opnamen wordt weergegeven in het LCD-venster.
3 Selecteer een stapgrootte voor de witbalans. Houd de knop Fn ingedrukt en draai aan de secundaire instelschijf om de witbalansinstelling te kiezen. Elke stap is ongeveer equivalent met 5 mired. Stapgrootte witbalans Fn knop Secundaire instelschijf Kies uit stappen van 1 (5 mired), 2 (10 mired) of 3 (15 mired). Hoe hoger de B-waarde, hoe meer blauw; hoe hoger de Awaarde, hoe meer amber (p. 132). In de onderstaande tabel worden de bracketingprogramma’s met een stapgrootte van 1 weergegeven.
4 Kadreer, stel scherp en maak de foto. Bij elke opname wordt het aantal kopieën gemaakt dat is ingesteld in het bracketingprogramma, waarbij elke kopie een andere witbalans heeft. Wijzigingen in de witbalans worden opgeteld bij de witbalansinstelling die is aangebracht met de fijnafstelling voor de witbalans. Als het aantal opnamen in het bracketingprogramma groter is dan het aantal resterende opnamen, knippert de opnameteller in het LCDvenster en de zoeker en wordt de onspanknop geblokkeerd.
❚❚ Bracketing annuleren U annuleert bracketing door de knop Fn ingedrukt te houden en aan de hoofdinstelschijf te draaien totdat het aantal opnamen in de bracketingserie op nul (r) staat en W niet meer wordt weergegeven in het LCD-venster. De volgende keer dat u bracketing activeert, wordt het laatst gebruikte programma hersteld. Bracketing kan ook worden geannuleerd via een reset met twee knoppen (p.
rWitbalans – Zorgen voor natuurlijke kleuren De kleur van het licht dat door een voorwerp wordt weerkaatst, hangt af van de kleur van de lichtbron. De menselijke hersenen kunnen zich aanpassen aan wijzigingen in de kleur van de lichtbron, waardoor witte voorwerpen wit lijken, ongeacht of ze zich in de schaduw bevinden of door direct zonlicht of gloeilamplicht worden beschenen.
Witbalansopties Als u een foto met natuurlijke kleuren wilt maken, kiest u van tevoren een witbalansinstelling die past bij de lichtbron. De volgende opties zijn beschikbaar: Optie v r Automatisch (standaard) J Gloeilamplicht Kleurtemp. (K) 3.500– 8.000* 3.000* I TL-licht Natriumdamplampen Warm wit fluorescerend Wit fluorescerend Koel wit fluorescerend Dag wit fluorescerend Daglicht fluorescerend Kwikdamp op hoge temp. H Direct zonlicht 128 2.
Optie Kleurtemp. (K) N Flitslicht 5.400* G Bewolkt 6.000* M Schaduw 8.000* K Kies kleurtemperatuur 2.500– 10.000 L Handmatige preset — Beschrijving Voor gebruik met de ingebouwde of een optionele flitser. Voor onderwerpen bij daglicht onder een bewolkte hemel. Voor onderwerpen bij daglicht in de schaduw. Kies de kleurtemperatuur uit een lijst met waarden (p. 135). Gebruik een voorwerp, lichtbron of bestaande foto als referentie voor de witbalans (p. 136). * Alle waarden zijn benaderingen.
A Studioflitsers De automatische witbalans levert mogelijk niet het gewenste resultaat op bij gebruik van grote studioflitsers. Kies een kleurtemperatuur, gebruik de vooringestelde witbalans of stel de witbalans in op [Flitslicht] en gebruik fijnafstelling om de witbalans aan te passen. A Kleurtemperatuur De waargenomen kleur van een lichtbron hangt af van de kijker en van andere omstandigheden.
Fijnafstelling witbalans De witbalans kan verder worden aangepast om variaties in de kleur van de lichtbron te corrigeren of om een foto opzettelijk een kleurzweem te geven. U kunt de witbalans nauwkeuriger afstellen met de optie [Witbalans] in het opnamemenu of door de knop WB ingedrukt te houden en aan de secundaire instelschijf te draaien. ❚❚ Het menu Witbalans 1 Selecteer een optie voor de witbalans. Selecteer [Witbalans] in het opnamemenu (p. 254), markeer een witbalansoptie en druk op 2.
2 Pas de witbalans verder aan. Gebruik de multi-selector om de witbalans nauwkeurig af te stellen. U kunt de witbalans fijn afstellen op de as amber Coördinaten Instelling (A)–blauw (B) en op de as groen (G)–magenta (M). Op de horizontale as (amber-blauw) kunt u de kleurtemperatuur aanpassen, waarbij elke stap equivalent is met circa 5 mired. Het effect van aanpassingen op de verticale as (groen-magenta) is vergelijkbaar met het effect van de overeenkomstige kleurcorrectiefilters.
A Fijnafstelling witbalans De kleuren op de assen voor fijnafstelling zijn relatief, niet absoluut. Als u de cursor bijvoorbeeld in de richting van B (blauw) verplaatst wanneer een “warme” instelling als J (gloeilamplicht) is geselecteerd voor witbalans, worden foto’s iets “kouder” maar niet blauw. A “Mired” Een wijziging in de kleurtemperatuur levert een groter kleurverschil op bij lage kleurtemperaturen dan bij hoge kleurtemperaturen.
❚❚ De knop WB Bij andere instellingen dan K ([Kies kleurtemperatuur]) of L ([Handmatige preset]) kunt u met de knop WB de witbalans fijn afstellen op de as amber (A)–blauw (B) (p. 132; als K of L is geselecteerd, kunt u de witbalans fijn afstellen via het opnamemenu, zoals wordt beschreven op pagina 132). Er zijn zes instellingen beschikbaar in beide richtingen. Elke stap komt overeen met ongeveer 10 mired (p. 133).
Een kleurtemperatuur kiezen Als K ([Kies kleurtemperatuur]) is geselecteerd voor de witbalans, kunt u de kleurtemperatuur selecteren door de knop WB ingedrukt te houden en aan de secundaire instelschijf te draaien. De kleurtemperatuur wordt weergegeven in het LCD-venster: LCD-venster WB knop Secundaire instelschijf r D Kies kleurtemperatuur Houd er rekening mee dat bij flitslicht of tl-licht niet het gewenste resultaat wordt verkregen. Kies voor deze lichtbronnen N ([Flitslicht]) of I ([TL-licht]).
Handmatige preset U kunt de handmatige preset gebruiken om aangepaste witbalansinstellingen op te slaan en te gebruiken voor opnamen bij verschillende soorten licht of om lichtbronnen met een duidelijke kleurzweem te corrigeren.
De camera kan maximaal vijf waarden voor de vooringestelde witbalans opslaan in de presets d-0 tot en met d-4. U kunt een beschrijvende opmerking toevoegen aan elke witbalanspreset (p. 146). d-0 Hierin wordt de laatst gemeten waarde voor de witbalans opgeslagen (p. 138). Deze preset wordt overschreven wanneer een nieuwe waarde wordt gemeten. d-1–d-4 Waarden opslaan die zijn gekopieerd uit d-0 (p. 141). Waarden opslaan die zijn gekopieerd van foto's op de geheugenkaart (p. 142).
❚❚ Een waarde meten voor de witbalans 1 Belicht een referentievoorwerp. Plaats een neutraal wit of grijs voorwerp in het licht dat voor de uiteindelijke foto wordt gebruikt. In een studio kan een standaard grijskaart als referentievoorwerp worden gebruikt. Bij het meten van de witbalans wordt de belichting automatisch met 1 LW verhoogd; in de belichtingsstand h moet de belichting zo worden aangepast dat de elektronische analoge belichtingsaanduiding ±0 weergeeft (p. 113).
3 Selecteer de stand voor direct meten. Laat de knop WB kort los en houd de LCD-venster knop vervolgens ingedrukt totdat het pictogram L in het LCD-venster en in de zoeker begint te knipperen. Er verschijnt ook een knipperende D in Zoeker het LCD-venster en in de zoeker. Bij de standaardinstellingen knipperen de aanduidingen gedurende circa zes seconden. 4 Meet de witbalans.
Als het te donker of te licht is, kan de camera de witbalans mogelijk niet meten. In dat geval knippert b a in het LCD-venster en in de zoeker (bij de standaardinstellingen knipperen de aanduidingen gedurende circa zes seconden). Druk de ontspanknop half in om terug te keren naar stap 4 en de witbalans opnieuw te meten. 6 LCD-venster Zoeker Selecteer preset d-0.
❚❚ Witbalans kopiëren van d-0 naar preset d-1–d-4 Voer de onderstaande stappen uit als u een gemeten waarde voor de witbalans wilt kopiëren van d-0 naar andere presets (d-1–d-4). 1 Selecteer L ([Handmatige preset]). Markeer [Handmatige preset] in het witbalansmenu (p. 128) en druk op2. 2 Selecteer een bestemming. Markeer de gewenste preset (d-1 t/m d-4) en druk op het midden van de multi-selector. 3 r Kopieer d-0 naar de geselecteerde preset. Markeer [Kopieer d-0] en druk op J.
❚❚ Witbalans van een foto kopiëren (alleen d-1–d-4) Voer de onderstaande stappen uit als u de witbalanswaarde van een foto op de geheugenkaart wilt kopiëren naar een geselecteerde preset (alleen d-1–d-4). Bestaande witbalanswaarden kunnen niet worden gekopieerd naar preset d-0. 1 Selecteer L ([Handmatige preset]). Markeer [Handmatige preset] in het witbalansmenu (p. 128) en druk op2. 2 Selecteer een bestemming. Markeer de gewenste preset (d-1 t/m d-4) en druk op het midden van de multi-selector.
4 Markeer een bronfoto. Markeer de bronfoto. Druk op de knop X als u de gemarkeerde foto schermvullend wilt weergeven. 5 Kopieer de witbalans. Druk op het midden van de multiselector om de witbalanswaarde van de gemarkeerde foto naar de geselecteerde preset te kopiëren. Als er commentaar is toegevoegd aan de gemarkeerde foto (p. 317), wordt dit commentaar gekopieerd naar het commentaar voor de geselecteerde preset.
❚❚ Een vooringestelde witbalans selecteren U stelt de witbalans als volgt in op een vooringestelde waarde: 1 Selecteer L ([Handmatige preset]). Markeer [Handmatige preset] in het witbalansmenu (p. 128) en druk op2. 2 Selecteer een preset. Markeer de gewenste preset en druk op het midden van de multi-selector. Als u de gemarkeerde preset wilt selecteren en het menu voor fijnafstelling (p.
A Een vooringestelde witbalans selecteren: de knop WB Bij de instelling L ([Handmatige preset]) kunt u presets ook selecteren door de knop WB ingedrukt te houden en aan de secundaire instelschijf te draaien. De geselecteerde preset wordt weergegeven in het LCD-venster zolang de knop WB wordt ingedrukt.
❚❚ Commentaar invoeren Voer de volgende stappen uit als u een beschrijvend commentaar van maximaal 36 tekens wilt toevoegen aan een geselecteerde witbalanspreset. 1 Selecteer L ([Handmatige preset]). Markeer [Handmatige preset] in het menu Witbalans (p. 128) en druk op 2. 2 Selecteer een preset. Markeer de gewenste preset en druk op het midden van de multi-selector. r 3 Selecteer [Commentaar bewerken]. Markeer [Commentaar bewerken] en druk op 2. 4 Bewerk het commentaar.
JBeeldoptimalisatie In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u verscherping, contrast, helderheid, verzadiging en tint optimaliseert met behulp van beeldinstellingen, hoe u details in hoge lichten en schaduwen kunt behouden met behulp van actieve D-Lighting en hoe u een kleurruimte kiest. Beeldinstellingen ............................................................. p. 148 Eigen beeldinstellingen maken.................................................. p. 156 Actieve D-Lighting ..............................
Beeldinstellingen Dankzij Nikon’s unieke beeldinstellingsysteem kunt u instellingen voor beeldverwerking delen met diverse compatibele apparaten en softwareprogramma’s. Kies een van de vooraf geïnstalleerde beeldinstellingen om de instellingen voor beeldverwerking direct aan te passen of breng afzonderlijke wijzigingen aan in verscherping, contrast, helderheid, verzadiging en tint.
❚❚ Beeldinstellingen gebruiken Hieronder wordt beschreven hoe u beeldinstellingen kunt gebruiken. • Beeldinstellingen van Nikon selecteren (p. 150): Selecteer een bestaande beeldinstelling van Nikon. • Bestaande beeldinstellingen aanpassen (p. 152): Pas een bestaande beeldinstelling aan om de gewenste combinatie van verscherping, contrast, helderheid, verzadiging en tint te creëren voor een bepaald onderwerp of effect. • Eigen beeldinstellingen maken (p.
Beeldinstellingen van Nikon selecteren De camera biedt vier vooraf geïnstalleerde beeldinstellingen van Nikon. Kies een beeldinstelling die past bij het onderwerp of het soort opname. Optie Q R S T Beschrijving Standaardverwerking voor een evenwichtig Standaard resultaat. Aanbevolen voor de meeste situaties. Minimale verwerking voor een natuurlijk resultaat. Neutraal Kies deze optie voor foto's die later uitgebreid zullen worden bewerkt of verbeterd.
A Het beeldinstellingsraster Als u in stap 2 op de knop W drukt, wordt een beeldinstellingsraster weergegeven waarin het contrast en de verzadiging voor de geselecteerde beeldinstelling worden weergegeven in vergelijking met de andere beeldinstellingen (als u [Monochroom] selecteert, wordt alleen het contrast weergegeven). Als u een andere beeldinstelling wilt selecteren, drukt u op 1 of 3. Druk vervolgens op 2 om de opties voor beeldinstellingen weer te geven en druk op J.
Bestaande beeldinstellingen aanpassen U kunt bestaande beeldinstellingen van Nikon of eigen beeldinstellingen aanpassen aan het onderwerp of uw eigen creatieve wensen. Kies een evenwichtige combinatie van instellingen via de optie [Snel aanpassen] of pas de afzonderlijke instellingen handmatig aan. 1 Selecteer een beeldinstelling. Markeer de gewenste beeldinstelling in het menu [Beeldinstelling kiezen] (p. 150) en druk op 2. 2 Pas de instellingen aan.
❚❚ Opties voor beeldinstellingen Optie Handmatige aanpassingen (alle beeldinstellingen) Beschrijving Kies een optie tussen [–2] en [+2] als u het effect van de geselecteerde beeldinstelling wilt verminderen of versterken (hierdoor worden alle handmatige aanpassingen ongedaan Snel aanpassen gemaakt). Als u bijvoorbeeld een positieve waarde kiest voor [Levendig], worden alle foto’s levendiger. Niet beschikbaar voor [Neutraal], [Monochroom] of eigen beeldinstellingen. Bepaalt de scherpte van omtrekken.
D “A” (Automatisch) De resultaten van automatisch contrast en automatische verzadiging hangen af van de belichting en de positie van het onderwerp in het beeld. Gebruik een G- of D-type objectief voor het beste resultaat. De pictogrammen voor beeldinstellingen met automatisch contrast en automatische verzadiging worden groen weergegeven in het beeldinstellingsraster en er verschijnen lijnen die parallel lopen met de assen van het raster.
A Filtereffecten (alleen bij [Monochroom]) De opties in dit menu bootsen het effect van kleurfilters op monochrome foto's na. De volgende filtereffecten zijn beschikbaar: Optie Beschrijving Geel Vergroot het contrast. Kan worden gebruikt om de helderheid Oranje van de lucht in landschapsfoto’s te verlagen. Oranje creëert een groter contrast dan geel, rood creëert een groter contrast R Rood dan oranje. G Groen Verzacht huidtinten. Kan worden gebruikt voor portretten.
Eigen beeldinstellingen maken De beeldinstellingen die door Nikon vooraf zijn geïnstalleerd, kunnen worden aangepast en als eigen beeldinstellingen worden opgeslagen. 1 Selecteer [Beeldinstelling beheren]. Markeer [Beeldinstelling beheren] in het opnamemenu (p. 254) en druk op2. 2 Selecteer [Opslaan/ bewerken]. Markeer [Opslaan/bewerken] en druk op 2.
3 Selecteer een beeldinstelling. Markeer een bestaande beeldinstelling en druk op 2 of druk op J om verder te gaan met stap 5 en een kopie van de gemarkeerde beeldinstelling op te slaan zonder deze te wijzigen. 4 Bewerk de geselecteerde beeldinstelling. Zie pagina 153 voor meer informatie. Als u wijzigingen ongedaan wilt maken en opnieuw wilt beginnen, drukt u op de knop O. Wanneer de instellingen zijn voltooid, drukt u op J. 5 Selecteer een bestemming.
6 Geef een naam op voor de beeldinstelling. Toetsenbordveld Naamveld Het venster voor tekstinvoer wordt weergegeven (zie rechts). Voor nieuwe beeldinstellingen wordt standaard een tweecijferig nummer toegevoegd (automatisch toegewezen) aan de naam van de bestaande beeldinstelling. U kunt deze naam bewerken zoals hieronder wordt beschreven. U verplaatst de cursor in het naamveld door de knop W ingedrukt te houden en op 4 of 2 te drukken.
A Eigen beeldinstellingen De optie [Opnamemenu terugzetten] heeft geen invloed op de eigen beeldinstellingen (p. 257). De optie [Snel aanpassen] is niet beschikbaar voor eigen beeldinstellingen (p. 153). Eigen beeldinstellingen die zijn gebaseerd op de instelling [Monochroom], beschikken over de opties [Filtereffecten] en [Kleurtoon] in plaats van [Verzadiging] en [Tint].
Eigen beeldinstellingen delen Eigen beeldinstellingen die u met ViewNX of optionele software als Capture NX hebt gemaakt, kunt u naar een geheugenkaart kopiëren en in de camera laden. Omgekeerd kunt u beeldinstellingen die u met de camera hebt gemaakt, naar de geheugenkaart kopiëren en in compatibele camera's en softwareprogramma's gebruiken. ❚❚ Eigen beeldinstellingen naar de camera kopiëren 1 Selecteer [Laden/opslaan]. Markeer [Laden/opslaan] in het menu [Beeldinstelling beheren] en druk op 2.
4 Selecteer een bestemming. Kies een bestemming voor de eigen beeldinstelling (C-1 – C-9) en druk op 2. 5 Geef een naam op voor de beeldinstelling. Geef een naam op voor de beeldinstelling, zoals wordt beschreven op pagina 158. De nieuwe beeldinstelling wordt weergegeven in de lijst met beeldinstellingen. U kunt de naam op elk gewenst moment wijzigen met de optie [Hernoemen] in het menu [Beeldinstelling beheren].
❚❚ Eigen beeldinstellingen op de geheugenkaart opslaan 1 Selecteer [Kopiëren naar kaart]. Nadat u het menu [Laden/ opslaan] hebt weergegeven, zoals wordt beschreven in stap 1 op pagina 160, markeert u [Kopiëren naar kaart] en drukt u op 2. 2 Selecteer een beeldinstelling. Markeer een eigen beeldinstelling en druk op 2. 3 Selecteer een bestemming. Kies een bestemming (1 – 99) en druk op J om de geselecteerde beeldinstelling op de geheugenkaart op te slaan.
Eigen beeldinstellingen beheren Voer de onderstaande stappen uit als u eigen beeldinstellingen een andere naam wilt geven of wilt wissen. ❚❚ De naam van eigen beeldinstellingen wijzigen 1 Selecteer [Hernoemen]. Markeer [Hernoemen] in het menu [Beeldinstelling beheren] en druk op 2. 2 Selecteer een beeldinstelling. Markeer een eigen beeldinstelling (C-1 – C-9) en druk op 2. 3 Wijzig de naam van de beeldinstelling. J Wijzig de naam van de beeldinstelling, zoals wordt beschreven op pagina 158.
❚❚ Eigen beeldinstellingen van de camera wissen 1 Selecteer [Wissen]. Markeer [Wissen] in het menu [Beeldinstelling beheren] en druk op 2. 2 Selecteer een beeldinstelling. Markeer een eigen beeldinstelling (C-1 – C-9) en druk op 2. 3 Selecteer [Ja]. Markeer [Ja] en druk op J om de geselecteerde beeldinstelling te wissen.
❚❚ Eigen beeldinstellingen van de geheugenkaart wissen 1 Selecteer [Laden/opslaan]. Markeer [Laden/opslaan] in het menu [Beeldinstelling beheren] en druk op 2. 2 Selecteer [Wissen van kaart]. Markeer [Wissen van kaart] en druk op 2.
3 Selecteer een beeldinstelling. Markeer een eigen beeldinstelling (1–99) en: • druk op 2 om de huidige instellingen weer te geven of • druk op J om het bevestigingsvenster rechts weer te geven. 4 J 166 Selecteer [Ja]. Markeer [Ja] en druk op J om de geselecteerde beeldinstelling te wissen.
Actieve D-Lighting Met actieve D-Lighting blijven details in de hoge lichten en de schaduwen behouden, wat foto’s met een natuurlijk contrast oplevert. Gebruik deze functie voor onderwerpen met een hoog contrast, bijvoorbeeld wanneer u vanuit een deur of raam een fel verlicht buitentafereel fotografeert, of wanneer u op een zonnige dag foto’s maakt van onderwerpen in de schaduw.
Voer de onderstaande stappen uit als u actieve D-Lighting wilt gebruiken: 1 Selecteer [Actieve D-Lighting]. Markeer [Actieve D-Lighting] in het opnamemenu (p. 254) en druk op 2. 2 Kies een optie. Markeer [Uit], [Laag], [Normaal] of [Hoog] en druk op J. J D Actieve D-Lighting Als actieve D-Lighting is ingeschakeld, duurt het langer voordat beelden zijn opgeslagen (p. 403). Gebruik matrixmeting (p. 102).
Kleurruimte De kleurruimte bepaalt het gamma van kleuren die beschikbaar zijn voor kleurreproductie. Kies een kleurruimte op basis van de manier waarop foto’s buiten de camera worden verwerkt. Optie sRGB W (standaard) X Adobe RGB 1 Beschrijving Kies deze optie voor foto’s die zonder verdere bewerking worden afgedrukt of gebruikt. In deze kleurruimte kan een groter aantal kleuren worden weergegeven dan in sRGB, waardoor dit de beste keuze is voor foto’s die uitgebreid worden verwerkt of geretoucheerd.
A Kleurruimte De kleurruimte bepaalt de overeenkomst tussen kleuren en de numerieke waarden waarmee ze in een digitaal afbeeldingsbestand worden aangegeven. De kleurruimte sRGB wordt algemeen gebruikt, terwijl de kleurruimte Adobe RGB voornamelijk wordt gebruikt voor commerciële publicaties en afdrukken.
lFlitsfotografie – Gebruik van de ingebouwde flitser In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de ingebouwde flitser gebruikt. De ingebouwde flitser..................................................... p. 172 Gebruik van de ingebouwde flitser .............................. p. 173 Flitsstanden....................................................................... p. 176 Flitscorrectie...................................................................... p. 178 FV-vergrendeling ................................
De ingebouwde flitser De ingebouwde flitser heeft een richtgetal (GN) van 17 (m, ISO 200, 20 °C). De flitser ondersteunt i-DDL uitgebalanceerde invulflits voor digitale reflexcamera's, waarbij monitor-voorflitsen worden gebruikt om de flitssterkte aan te passen voor een uitgebalanceerde verlichting.
Gebruik van de ingebouwde flitser Voer de volgende stappen uit als u de ingebouwde flitser gebruikt. 1 Selecteer een lichtmeetmethode (p. 102). Selecteer matrixmeting of centrumgerichte meting om i-DDL uitgebalanceerde invulflits voor digitale reflexcamera's te activeren. Standaard i-DDL-flits voor digitale reflexcamera’s wordt automatisch geactiveerd als spotmeting is geselecteerd. 2 Druk op de flitserknop om de flitser op te klappen. De ingebouwde flitser wordt opgeklapt en meteen opgeladen.
4 Controleer de belichting (sluitertijd en diafragma). Druk de ontspanknop half in en controleer de sluitertijd en het diafragma. De onderstaande instellingen zijn beschikbaar wanneer de ingebouwde flitser is opgeklapt. Stand Sluitertijd Diafragma Zie pagina Automatisch ingesteld door camera 106 (1/250 sec.–1/60 sec.) 1, 2 Automatisch ingesteld Waarde geselecteerd door door camera gebruiker 108 f (1/250 sec.–30 sec.) 2 Automatisch ingesteld door camera 109 g (1/250 sec.–1/60 sec.
Neerklappen van de ingebouwde flitser Als u stroom wilt sparen wanneer de flitser niet wordt gebruikt, duwt u de flitser omlaag totdat deze vastklikt. D De ingebouwde flitser Gebruik de ingebouwde flitser bij objectieven met een brandpuntsafstand van 18 – 300 mm (p. 354). Verwijder de zonnekap om schaduwen te voorkomen. De flitser heeft een minimumbereik van 60 cm en kan niet worden gebruikt in het macrobereik van zoomobjectieven. Als de flitser wordt gebruikt in de continue ontspanstand (p.
Flitsstanden De D300 ondersteunt de volgende flitsstanden: Flitsstand l 176 Beschrijving Deze stand wordt aanbevolen voor de meeste situaties. In de standen Geprogrammeerd automatisch en Diafragmavoorkeuze wordt de sluitertijd automatisch ingesteld op een waarde Synchronisatie tussen 1/250 en 1/60 sec. (1/8000 tot 1/60 sec. bij gebruik met eerste van een optionele flitser met automatische FP highgordijn speed synchronisatie, p. 357).
Flitsstand Synchronisatie met tweede gordijn Beschrijving In de belichtingsstand Sluitertijdvoorkeuze of Handmatig flitst de flitser vlak voordat de sluiter wordt gesloten. Gebruik deze stand om het effect van een lichtstroom te creëren achter bewegende voorwerpen. In de standen Geprogrammeerd automatisch en Diafragmavoorkeuze wordt synchronisatie met tweede gordijn en lange sluitertijd gebruikt om zowel het onderwerp als de achtergrond vast te leggen.
Flitscorrectie Met behulp van flitscorrectie kunt u de flitssterkte aanpassen van –3LW tot +1LW in stappen van 1/3 LW, waardoor de helderheid van het onderwerp ten opzichte van de achtergrond verandert. U kunt de flitssterkte verhogen om het hoofdonderwerp lichter te maken of verlagen om ongewenste hoge lichten of reflecties te voorkomen. Houd de knop Y ingedrukt en draai aan de secundaire instelschijf totdat de gewenste waarde wordt weergegeven in het LCD-venster.
A Optionele flitsers Flitscorrectie is ook beschikbaar bij de optionele flitsers SB-800, SB-600, SB-400 en SB-R200. A Zie ook Zie persoonlijke instelling b3 ([Stapgrootte belichtingscorr.], p. 275) als u de stapgrootte voor flitscorrectie wilt instellen.
FV-vergrendeling Deze functie wordt gebruikt om de flitssterkte te vergrendelen, zodat u de compositie kunt aanpassen zonder dat de flitssterkte wordt gewijzigd. Zo weet u zeker dat de flitssterkte geschikt is voor het onderwerp, zelfs als het onderwerp zich niet in het midden van het beeld bevindt. De flitssterkte wordt automatisch aangepast als de ISO-gevoeligheid of het diafragma wordt gewijzigd. FV-vergrendeling gebruiken: 1 Wijs de functie FV-vergrendeling toe aan de knop Fn.
4 Vergrendel de flitssterkte. Controleer of de flitsgereedaanduiding (M) in de zoeker wordt weergegeven en druk op de knop Fn. De flitser geeft een monitor-voorflits af om de juiste flitssterkte te bepalen. De flitssterkte wordt op deze sterkte vergrendeld en het pictogram voor FV-vergrendeling (e) verschijnt in het LCD-venster en in de zoeker. 5 Pas de compositie aan. 6 Maak de foto. Fn knop Druk de ontspanknop helemaal in om de foto te maken.
D FV-vergrendeling gebruiken met de ingebouwde flitser FV-vergrendeling is alleen beschikbaar bij de ingebouwde flitser als [DDL] (de standaardoptie) is geselecteerd voor persoonlijke instelling e3 ([Flitssturing ingeb. flitser], p. 291). A FV-vergrendeling gebruiken met optionele flitsers FV-vergrendeling is ook beschikbaar bij de SB-800, SB-600, SB-400 en SB-R200 flitsers (apart verkrijgbaar).
tOverige opnameopties In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de standaardinstellingen herstelt, meervoudige belichtingen en intervalopnamen maakt, en GPS-apparaten en niet-CPU-objectieven gebruikt. Reset met twee knoppen: Standaardinstellingen terugzetten........................................................................ p. 184 Meervoudige belichting ................................................. p. 186 Intervalopname................................................................ p.
Reset met twee knoppen: Standaardinstellingen terugzetten U kunt de standaardwaarden E knop van de hieronder vermelde camera-instellingen herstellen door de knoppen QUAL en E meer dan twee seconden tegelijk ingedrukt te houden. (Deze knoppen worden QUAL knop aangegeven met een groene stip.) Het LCD-venster wordt kort uitgeschakeld terwijl de instellingen worden teruggezet.
De volgende opties in het opnamemenu worden ook teruggezet. Alleen de instellingen in de geheugenbank die is geselecteerd via de optie [Geheugenbank opnamemenu] worden teruggezet (p. 255). De instellingen in de overige geheugenbanken veranderen niet. Optie Beeldkwaliteit Beeldgrootte Standaard JPEG Normaal Groot Optie Witbalans ISOgevoeligheid Standaard Automatisch * 200 * Fijnafstelling uit.
Meervoudige belichting Voer de onderstaande stappen uit als u een reeks van twee tot tien opnamen wilt opslaan als één foto. Meervoudige belichtingen kunnen worden opgenomen met elke instelling voor beeldkwaliteit en omdat gebruik wordt gemaakt van RAWgegevens van de beeldsensor van de camera, zijn de kleuren van deze foto's aanzienlijk beter dan de kleuren van foto’s die in een beeldbewerkingsprogramma zijn samengevoegd.
3 Selecteer het aantal belichtingen. Druk op 1 of 3 om het aantal opnamen te selecteren dat u wilt maken voor één foto en druk op J. 4 Selecteer [Automatische versterking]. Markeer [Automatische versterking] en druk op 2. 5 Stel de versterking in. Markeer een van de volgende opties en druk op J.
6 Selecteer [Gereed]. Markeer [Gereed] en druk op J. Het pictogram n wordt weergegeven in het LCDvenster. Als u wilt afsluiten zonder een meervoudige belichting te maken, selecteert u [Meervoudige belichting] > [Terugzetten] in het opnamemenu. 7 t Kadreer, stel scherp en maak de foto. In de ontspanstanden Continu hoog en Continu laag (p. 74) worden alle opnamen achter elkaar gemaakt.
D Meervoudige belichting Verwijder of vervang de geheugenkaart niet tijdens een meervoudige belichting. In de stand Livebeeld (p. 79) kunt u geen meervoudige belichtingen maken. De informatie in het scherm met foto-informatie (waaronder de opnamedatum en de camerastand) geldt voor de eerste opname van een meervoudige belichting.
❚❚ Een meervoudige belichting onderbreken Wanneer u in het opnamemenu de optie [Meervoudige belichting] selecteert tijdens een meervoudige belichting, worden de rechts getoonde opties weergegeven. Als u een meervoudige belichting wilt onderbreken voordat het opgegeven aantal opnamen is gemaakt, markeert u [Annuleren] en drukt u op J. Als de opname eindigt voordat het opgegeven aantal opnamen is bereikt, wordt een meervoudige belichting gemaakt met de opnamen die tot dan toe zijn gemaakt.
Intervalopname Met de D300 kunt u automatisch foto’s maken met vooraf ingestelde intervallen. 1 Selecteer [Intervalopnamen]. Markeer [Intervalopnamen] in het opnamemenu (p. 254) en druk op 2. 2 Selecteer een starttijd. Markeer een van de volgende opties voor [Starttijd kiezen] en druk op 2. • [Nu]: de opname start circa 3 seconden nadat de instelling is voltooid (ga verder met stap 4). • [Starttijd]: kies een starttijd (zie stap 3).
3 Kies een starttijd. Druk op 4 of 2 om de uren of minuten te markeren; druk op 1 of 3 om de waarde te wijzigen. De starttijd wordt niet weergegeven als [Nu] is geselecteerd voor [Starttijd kiezen]. 4 Kies een interval. Druk op 4 of 2 om de uren, minuten of seconden te markeren; druk op 1 of 3 om de waarde te wijzigen. Houd er rekening mee dat de camera geen foto’s kan maken met een interval dat korter is dan de sluitertijd of de tijd die nodig is om beelden op te slaan.
5 Kies het aantal intervallen en het aantal opnamen per interval. Druk op 4 of 2 om het aantal intervallen of het aantal opnamen te markeren; druk op 1 of 3 om de waarde te wijzigen. Rechts wordt het totale aantal opnamen weergegeven dat wordt gemaakt. 6 Aantal Aantal Totaal intervallen opnamen aantal per interval opnamen Start de opname. Markeer [Start] > [Aan] en druk op J (als u wilt terugkeren naar het opnamemenu zonder de intervalopname te starten, markeert u [Start] > [Uit] en drukt u op J).
D Geen geheugen meer Als de geheugenkaart vol is, blijft de stand voor intervalopname actief maar worden geen foto’s genomen. Verwijder enkele foto’s of schakel de camera uit en plaats een andere geheugenkaart, zodat u de opname kunt hervatten (p. 195). A Bracketing Pas de instellingen voor bracketing aan voordat u een intervalopname start.
❚❚ Intervalopnamen pauzeren U kunt intervalopnamen als volgt pauzeren: • Druk tussen twee intervallen op de knop J. • Markeer [Start] > [Pauze] in het menu voor intervalopnamen en druk op J. • Zet de camera uit en weer aan. (Wanneer de camera uit staat, kunt u eventueel de geheugenkaart vervangen.) • Selecteer de ontspanstand Livebeeld (a), Zelfontspanner (E) of Spiegel omhoog (MUP). Intervalopnamen kunnen als volgt worden hervat: 1 Selecteer een nieuwe starttijd.
❚❚ Intervalopnamen onderbreken Intervalopnamen eindigen automatisch als de batterij leeg is. U kunt intervalopnamen ook op de volgende manieren beëindigen: • Selecteer [Start] > [Uit] in het menu voor intervalopnamen. • Voer een reset met twee knoppen uit (p. 184). • Selecteer [Opnamemenu terugzetten] in het opnamemenu (p. 257). • Wijzig de bracketinginstellingen (p. 118). Wanneer een intervalopname wordt beëindigd, keert de camera terug naar de normale opnamestand.
A Geheugenbanken opnamemenu Wijzigingen in de instellingen voor intervalopnamen worden toegepast op alle geheugenbanken van het opnamemenu (p. 255). Als de instellingen voor het opnamemenu worden teruggezet met de optie [Opnamemenu terugzetten] in het opnamemenu (p.
Objectieven zonder CPU Als u gegevens over het objectief (brandpuntsafstand en maximaal diafragma) opgeeft, hebt u toegang tot diverse functies voor CPUobjectieven wanneer u een niet-CPU-objectief gebruikt. Als de brandpuntsafstand van het objectief bekend is: • Automatische zoom kan worden gebruikt met de flitsers SB-800 en SB-600 (apart verkrijgbaar). • De brandpuntsafstand wordt weergegeven (met een sterretje) in het venster met foto-informatie.
❚❚ Het menu Niet-CPU-objectief 1 Selecteer [Niet-CPUobjectief]. Markeer [Niet-CPU-objectief ] in het setup-menu (p. 312) en druk op 2. 2 Selecteer een objectiefnummer. Markeer [Objectiefnummer] en druk op 4 of 2 om een objectiefnummer te selecteren (1 – 9). 3 Selecteer een brandpuntsafstand. Markeer [Brandpuntsafstand (mm)] en druk op 4 of 2 om een brandpuntsafstand te selecteren (6 – 4000 mm). 4 t Selecteer een maximaal diafragma.
5 Selecteer [Gereed]. Markeer [Gereed] en druk op J. De brandpuntsafstand en het diafragma die u hebt opgegeven, worden opgeslagen onder het geselecteerde objectiefnummer. U kunt deze combinatie van brandpuntsafstand en diafragma op elk gewenst moment oproepen door het objectiefnummer te selecteren met de bedieningsknoppen op de camera, zoals hieronder wordt beschreven.
Een GPS-apparaat gebruiken Optionele GPS-apparaten van het merk Garmin die versie 2.01 of 3.01 van de gegevensstandaard NMEA0183 van de National Marine Electronics Association ondersteunen, kunnen via een MC-35 GPS-adapterkabel (apart verkrijgbaar; p. 368) worden aangesloten op de 10-pins afstandsbedieningsaansluiting van de camera. Zo kunt u informatie over de huidige positie van de camera vastleggen wanneer u foto’s maakt.
Wanneer de camera verbinding maakt met een GPS-apparaat, wordt het pictogram k weergegeven in het LCD-venster. Voor opnamen die worden gemaakt wanneer het pictogram k wordt weergegeven, verschijnt een extra pagina met foto-informatie (p. 215), zoals de huidige breedtegraad, lengtegraad, UTC (Coordinated Universal Time) en kompasrichting. Als gedurende twee seconden geen gegevens worden ontvangen van het GPS-apparaat, verdwijnt het pictogram k uit het venster en wordt geen GPS-informatie meer opgeslagen.
❚❚ Opties in het setup-menu Het onderdeel [GPS] in het setup-menu bevat de onderstaande opties. • [Meter uit]: Kies of de lichtmeters automatisch worden uitgeschakeld wanneer een GPS-apparaat wordt aangesloten. Optie Beschrijving De lichtmeters worden automatisch uitgeschakeld als gedurende de tijdsduur die is opgegeven voor persoonlijke instelling c2 ([Meter uit]) geen Inschakelen handelingen worden uitgevoerd.
t 204
IMeer informatie over weergave – Weergaveopties In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u foto’s kunt weergeven en welke handelingen u kunt uitvoeren in de weergavestand. Schermvullende weergave............................................. p. 206 Foto-informatie ................................................................ p. 208 Meerdere foto’s weergeven: Miniatuurweergave...... p. 218 Foto’s van dichtbij bekijken: Zoomweergave ............. p. 220 Foto’s tegen verwijderen beveiligen ....................
Schermvullende weergave Als u foto’s wilt weergeven, drukt u op de knop K. De laatst gemaakte foto wordt op de monitor weergegeven. Multi-selector Secundaire instelschijf O knop K knop L knop W knop X knop J knop Hoofdinstelschijf I A Draai portret Als u alle staande foto’s (portretstand) staand wilt weergeven, selecteert u [Aan] voor de optie [Draai portret] in het weergavemenu (p. 251).
Functie Knop Andere foto’s weergeven Druk op 1 of 3 om informatie over de geselecteerde foto weer te geven (p. 208). Foto-informatie weergeven Miniaturen weergeven Inzoomen op foto W Beelden verwijderen O Beveiligingsstatus wijzigen Terugkeren naar de opnamestand Menu’s weergeven Beschrijving Druk op 2 om foto’s in volgorde van opname te bekijken; druk op 4 om foto’s in omgekeerde volgorde weer te geven. X L /K G Zie pagina 218 voor meer informatie over de miniatuurweergave.
Foto-informatie Foto-informatie wordt over het beeld weergegeven wanneer u foto’s in de schermvullende weergave bekijkt. Er zijn maximaal zeven pagina’s informatie per foto. Druk op 1 of 3 om door de foto-informatie te bladeren, zoals hieronder wordt aangegeven. Opnamegegevens worden alleen weergegeven als [Informatie] is geselecteerd voor [Weergavestand] (p. 250), terwijl het RGB-histogram alleen wordt weergegeven als [RGBhistogram] is geselecteerd voor [Weergavestand].
❚❚ Bestandsinformatie 1 2 3 4 5 6 1/ 10 14 13 Hoge licht. 100ND300 DSC _0001. JPG 15/12/2007 10 : 15 : 29 12 1 2 3 4 5 6 11 Beveiligingsstatus .................... 221 Retoucheeraanduiding .......... 329 Hoge lichten 1 ............................ 250 Scherpstelpunt 2 ....................... 250 Haakjes AF-veld ....................43, 84 Beeldnummer/ totaal aantal beelden 7 Bestandsnaam........................... 260 10 8 9 10 11 12 13 14 N OR ORMAL AL 4288x2848 7 8 9 Beeldkwaliteit .......
❚❚ RGB-histogram 1 1 2 7 3 4 Hoge licht. 8 100--1 9 5 6 Kies R, G, B 1 Beveiligingsstatus .................... 221 2 Retoucheeraanduiding .......... 329 3 Hoge lichten (delen van een foto die mogelijk zijn overbelicht) worden aangegeven door een knipperende rand. 2 4 Mapnummer– beeldnummer ........................... 258 I 1 Wordt alleen weergegeven als [RGB-histogram] is geselecteerd voor [Weergavestand] (p. 250). 2 Hoge lichten kunnen voor elk kleurkanaal afzonderlijk worden weergegeven.
3 Hieronder ziet u enkele voorbeelden van histogrammen: • Als de foto voorwerpen met een uiteenlopende helderheid bevat, zal de toonverdeling relatief gelijkmatig zijn. • Als de foto donker is, verschuift de toonverdeling naar links. • Als de foto licht is, verschuift de toonverdeling naar rechts. Als de waarde voor belichtingscorrectie wordt verhoogd, verschuift de toonverdeling naar rechts; als de waarde voor belichtingscorrectie wordt verlaagd, verschuift de toonverdeling naar links.
❚❚ Opnamegegevens 1 1 1 3 4 5 6 7 8 9 10 2 MTR, SPD, AP. EXP. MODE, I SO , EXP. TUN I NG FOCAL LENGTH LENS AF / VR FLASH MODE, : , 1/ 8000, F4. 8 : , 200 : + 1. 3, +5 / 6 : 35mm : 18– 200 / 3. 5–5.6 : S / VR– On : Built – i n, TTL, +1. 3 SLOW CMD : M : TTL, +3. 0 A: TTL, +3. 0 C: OFF B: OFF N I KON D300 11 100--1 12 1 Beveiligingsstatus .................... 221 8 Scherpstelstand........................... 62 Vibratiereductie (VR) 4 ............... 35 2 Retoucheeraanduiding ..........
❚❚ Opnamegegevens 2 1 1 3 4 5 6 7 8 9 10 11 2 WHI TE BAL. COLOR SPACE PI CTURE CNTRL QUICK ADJUST SHARPENING CONTRAST BRI GHTNESS SATURATION HUE : AUTO, 0, 0 : s RGB : STANDARD :0 :3 :0 :0 :0 :0 N I KON D300 100--1 12 1 Beveiligingsstatus .................... 221 2 Retoucheeraanduiding .......... 329 3 Witbalans .................................... 127 Kleurtemperatuur .................... 135 Fijnafstelling witbalans .......... 131 Handmatige preset.................. 136 4 Kleurruimte .............
❚❚ Opnamegegevens 3 * 1 3 4 5 6 2 NOI SE REDUC. : H I I SO NORM ACT . D– L I GHT. : NORMAL : D– L I GHT I NG RETOUCH WARM TONE CYANOTYPE TRI M : SPRI NG HAS COME. SP COMMENT RI NG HAS COME. 3636 N I KON D300 100--1 7 1 Beveiligingsstatus .................... 221 2 Retoucheeraanduiding .......... 329 3 Hoge ISO ruisonderdrukking.... 263 Ruisonderdrukking lange sluitertijd ..................................... 262 4 Actieve D-Lighting................... 167 8 5 6 7 8 Retoucheergeschiedenis .......
❚❚ GPS-informatie 1 1 2 3 LATITUDE. 4 LONGITUDE 5 6 ALTITUDE TIME(UTC) 7 HEADING : : : : : : : : N 35 º 36. 371' E 139 º 43. 696' 35m 15/12/2007 01:15:29 105. 07 º N I KON D300 8 1 2 3 4 5 Beveiligingsstatus .................... 221 Retoucheeraanduiding .......... 329 Breedtegraad Lengtegraad Hoogte 100--1 9 6 UTC (Coordinated Universal Time) 7 Kompasrichting 2 8 Cameranaam 9 Mapnummer– beeldnummer ............................
❚❚ Overzichtsgegevens 1 2 N I KON D300 1 / 10 16 15 14 13 12 11 216 4 5 1/ 8000, F4. 8 200 + 1. 3 –1. 3 REAR 10000 A6, M1 100ND300 DSC_0001. JPG 15/12/2007 10: 15: 29 1 Mapnummer– beeldnummer 2 Beveiligingsstatus .................... 221 3 Cameranaam 4 Retoucheeraanduiding .......... 329 5 Histogram dat de verdeling van tonen in het beeld weergeeft (p. 211). De horizontale as staat voor de helderheid van de pixels; de verticale as geeft het aantal pixels van elke helderheid in het beeld weer.
N I KON D300 1 / 10 27 26 25 1/ 8000, F4. 8 HI 0. 3 + 1. 3 –1. 3 REAR 10000 A6, M1 100ND300 DSC_0001. JPG 15/12/2007 10 : 15: 29 24 17 18 19 20 21 22 35mm 23 Beeldinstelling ......................... 150 Actieve D-Lighting .................. 168 Bestandsnaam........................... 260 Beeldkwaliteit...............................56 Beeldgrootte.................................60 Beeld-authenticiteit aanduiding ................................. 324 23 Opnametijd ................................
Meerdere foto’s weergeven: Miniatuurweergave Als u “contactafdrukken” van vier of negen foto's wilt weergeven, drukt u op de knop W.
In de miniatuurweergave kunt u het volgende doen: Functie Knop Meer foto’s weergeven W Minder foto’s weergeven X Beschrijving Druk op de knop W om “uit te zoomen” van één naar vier foto's per pagina. Druk nogmaals om negen foto's per pagina weer te geven. Druk op de knop X om “in te zoomen” van negen naar vier foto's per pagina. Druk nogmaals om de gemarkeerde foto schermvullend weer te geven. Druk op het midden van de multiselector om te schakelen tussen schermvullende weergave en miniatuurweergave.
Foto’s van dichtbij bekijken: Zoomweergave Druk op de knop X om in te zoomen op de foto die schermvullend wordt weergegeven of die is gemarkeerd in de miniatuurweergave. Wanneer de camera is ingezoomd, kunt u het volgende doen: Functie Knop In- of uitzoomen X/W Andere delen van het beeld weergeven I Draai aan de hoofdinstelschijf om hetzelfde gedeelte van andere foto’s te bekijken bij de huidige zoomfactor.
Foto’s tegen verwijderen beveiligen In de schermvullende, zoom- of miniatuurweergave kunt u de knop L gebruiken om foto’s te beveiligen en zo te voorkomen dat u ze per ongeluk verwijdert. Beveiligde bestanden kunnen niet worden verwijderd met de knop O of de optie [Wissen] in het weergavemenu. Beveiligde foto’s worden wel verwijderd als de geheugenkaart wordt geformatteerd (p. 41, 313). Voer de onderstaande stappen uit om een foto te beveiligen: 1 Selecteer een foto.
Afzonderlijke foto’s wissen Als u een foto wilt wissen die schermvullend wordt weergegeven of die is gemarkeerd in de lijst met miniaturen, drukt u op de knop O. Eenmaal gewiste foto’s kunnen niet meer worden hersteld. 1 Selecteer een foto. Geef de foto weer of markeer deze in de lijst met miniaturen. 2 Druk op de knop O. Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven. Schermvullende weergave Miniatuurweergave I Druk nogmaals op de knop O om de foto te wissen.
QAansluitingen – De camera aansluiten op een extern apparaat In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u foto's kopieert naar een computer, hoe u foto’s afdrukt en hoe u ze weergeeft op een televisie. Aansluiten op een computer ..........................................p. 224 Directe USB-aansluiting ................................................................. p. 226 Draadloze en Ethernet-netwerken............................................. p. 229 Foto’s afdrukken .......................................
Aansluiten op een computer In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de camera aansluit op een computer met de meegeleverde UC-E4 USB-kabel. Zodra de camera is aangesloten, kunt u met het programma Nikon Transfer (meegeleverd) of met optionele softwareprogramma’s van Nikon, zoals Camera Control Pro 2, foto’s naar de computer kopiëren of de camera op afstand bedienen. Q D Kabels aansluiten Schakel de camera uit voordat u kabels aansluit of loskoppelt.
❚❚ Voordat u de camera aansluit Installeer de benodigde software vanaf de meegeleverde installatie-cd (raadpleeg de Installatiehandleiding voor meer informatie). Zorg dat de batterij volledig is opgeladen, zodat de gegevensoverdracht niet wordt onderbroken. Bij twijfel laadt u voor gebruik de batterij op of gebruikt u de EH-5a of EH-5 lichtnetadapter (apart verkrijgbaar). Voordat u de camera aansluit, kiest u de optie [USB] in het setup-menu van de camera (p.
Directe USB-aansluiting Sluit de camera aan met de meegeleverde UC-E4 USB-kabel. 1 Selecteer een USB-optie. Voordat u de camera aansluit op de computer, controleert u of de juiste optie is geselecteerd voor [USB] in het setup-menu van de camera (p. 225). 2 Zet de camera uit. 3 Zet de computer aan. Hoofdschakelaar Zet de computer aan en wacht totdat deze is opgestart. 4 Sluit de USB-kabel aan. Sluit de USB-kabel aan zoals hieronder wordt weergegeven.
5 Zet de camera aan. Hoofdschakelaar Als [Mass Storage] is geselecteerd voor [USB] (p. 225), wordt c weergegeven in het LCD-venster en in de zoeker en knippert de aanduiding voor de pcaansluiting in het LCD-venster (de camera-aanduidingen veranderen niet als [MTP/PTP] is geselecteerd). 6 Foto’s overspelen. Speel foto’s over naar de computer, zoals wordt beschreven in de online Help van Nikon Transfer.
7 Zet de camera uit. Als [MTP/PTP] is geselecteerd voor [USB], kunt u de camera uitschakelen en de USB-kabel loskoppelen nadat de overdracht is voltooid. Als [Mass Storage] is geselecteerd, moet de camera eerst uit het systeem worden verwijderd, zoals hieronder wordt beschreven. Windows Vista Klik op het pictogram Hardware veilig verwijderen ( ) op de taakbalk en selecteer [USB-apparaat voor massaopslag veilig verwijderen] in het menu dat verschijnt.
Draadloze en Ethernet-netwerken Als de optionele WT-4 draadloze transmitter is bevestigd, kunt u foto’s overspelen of afdrukken via een draadloos of Ethernetnetwerk. U kunt bovendien de camera bedienen via een netwerkcomputer met Camera Control Pro 2 (apart verkrijgbaar). De WT-4 kan in de volgende standen worden gebruikt: Stand Overdrachtstand Miniatuurselectiestand PC-stand Printstand Functie Nieuwe of bestaande foto’s uploaden naar een computer of ftp-server.
Foto’s afdrukken Foto’s kunnen op een van de volgende manieren worden afgedrukt: • Sluit de camera aan op een printer en druk JPEG-foto’s rechtstreeks af vanuit de camera (p. 231). • Plaats de geheugenkaart in een printer die is voorzien van een kaartsleuf (raadpleeg de handleiding van de printer voor meer informatie). Als de printer DPOF (p. 413) ondersteunt, kunt u de foto's die u wilt afdrukken selecteren via de optie [Printopdracht (DPOF)] (p. 240).
Directe USB-aansluiting Als de camera via de meegeleverde USB-kabel is aangesloten op een PictBridge-compatibele printer, kunnen geselecteerde JPEGfoto’s rechtstreeks vanuit de camera worden afgedrukt. Foto’s maken Foto’s selecteren om af te drukken met [Printopdracht (DPOF)] (p. 240) Selecteer [MTP/PTP] in het menu [USB] van de camera en sluit de camera op de printer aan (p. 232) Foto’s een voor een afdrukken (p. 233 Meerdere foto’s afdrukken (p. 236 Indexprints maken (p.
❚❚ Aansluiten op een printer Sluit de camera aan met de meegeleverde UC-E4 USB-kabel. 1 Kies [MTP/PTP]. Als voor de optie [USB] in het setup-menu van de camera een andere instelling is geselecteerd dan de standaardinstelling [MTP/PTP], geeft u het menu [USB] weer en selecteert u [MTP/PTP] (p. 225). 2 3 Zet de camera uit. Sluit de USB-kabel aan. Zet de printer aan en sluit de USB-kabel aan zoals hieronder wordt aangegeven. Forceer niets en steek de stekker recht in de aansluiting.
❚❚ Foto's een voor een afdrukken 1 Selecteer een foto. Druk op 4 of 2 om andere foto’s weer te geven of druk op de knop X om in te zoomen op het huidige beeld (p. 220). Als u zes foto’s tegelijk wilt weergeven, drukt u op de knop W. Gebruik de multi-selector om foto’s te markeren of druk op de knop X om de gemarkeerde foto schermvullend weer te geven. 2 Geef de afdrukopties weer. Druk op J om de afdrukopties voor PictBridge weer te geven.
3 Pas de afdrukopties aan. Druk op 1 of 3 om een optie te markeren en druk op 2 om de optie te selecteren. Optie Q 234 Beschrijving Het menu rechts wordt weergegeven. Druk op 1 of 3 om de paginagrootte te kiezen (als u wilt Pagina- afdrukken met de standaard grootte paginagrootte voor de huidige printer, selecteert u [Printerstandaard]). Druk vervolgens op J om de optie te selecteren en terug te keren naar het vorige menu. Het menu rechts wordt weergegeven.
Optie Beschrijving Het menu rechts wordt weergegeven. Als u wilt afsluiten zonder de foto uit te snijden, markeert u [Niet uitsnijden] en drukt u op J. Als u de foto wilt uitsnijden, markeert u [Uitsnijden] en drukt u op 2. Uitsnijden Als u [Uitsnijden] selecteert, verschijnt het rechts afgebeelde venster. Druk op X om de uitsnede te vergroten of op W om de uitsnede te verkleinen. Gebruik de multi-selector om de positie van de uitsnede te bepalen en druk op J. 4 Start het afdrukken.
Meerdere foto’s afdrukken 1 Geef het PictBridge-menu weer. Druk in het PictBridge-weergavescherm op de knop G (zie Stap 4 op pagina 232). G knop 2 Q 236 Kies [Print selectie] of [Print (DPOF)]. Markeer een van de volgende opties en druk op 2. • [Print selectie]: Foto’s selecteren om af te drukken. • [Print (DPOF)]: Een bestaande printopdracht afdrukken die u hebt gemaakt via de optie [Printopdracht (DPOF)] in het weergavemenu (p. 240). De huidige printopdracht wordt weergegeven in stap 3.
3 Selecteer foto’s. Gebruik de multi-selector om door de foto's op de geheugenkaart te bladeren. Druk op de knop X als u de L knop huidige foto schermvullend wilt weergeven. Als u de huidige foto wilt selecteren om af te drukken, drukt u op de knop L en vervolgens op 1. De foto wordt aangeduid met het pictogram Z en het aantal afdrukken wordt ingesteld op 1. Houd de knop L ingedrukt en druk op 1 of 3 om het gewenste aantal afdrukken (maximaal 99) op te geven.
5 Pas de afdrukopties aan. Druk op 1 of 3 om een optie te markeren en druk op 2 om de optie te selecteren. Optie Beschrijving Het menu [Paginagrootte] (p. 234) wordt weergegeven. Druk op 1 of 3 om de paginagrootte te kiezen (als u wilt afdrukken Paginamet de standaard paginagrootte voor de huidige printer, grootte selecteert u [Printerstandaard]). Druk vervolgens op J om de optie te selecteren en terug te keren naar het vorige menu. Het menu [Rand] (p. 234) wordt weergegeven.
❚❚ Indexprints maken Als u een indexprint wilt maken van alle JPEG-foto’s op de geheugenkaart, selecteert u [Indexprint] in Stap 2 van “Meerdere foto’s afdrukken” (p. 236). Als de geheugenkaart meer dan 256 foto’s bevat, worden alleen de eerste 256 foto’s afgedrukt. 1 Seleceert [Indexprint]. Markeer [Indexprint] in het PictBridge-menu (p. 236) en druk op2. Het bevestigingsvenster rechts wordt weergegeven. 2 Geef de afdrukopties weer. Druk op J om de afdrukopties voor PictBridge weer te geven.
❚❚ Een DPOF-printopdracht maken: Printopdracht Met de optie [Printopdracht (DPOF)] in het weergavemenu kunt u digitale printopdrachten samenstellen voor PictBridgecompatibele printers en apparaten die DPOF ondersteunen. Als u [Printopdracht (DPOF)] selecteert in het weergavemenu, verschijnt het menu uit stap 1. 1 Kies [Selecteren/instellen]. Markeer [Selecteren/instellen] en druk op 2. 2 Q 240 Selecteer foto’s. Gebruik de multi-selector om door de foto’s op de geheugenkaart te bladeren.
3 Selecteer opties voor het afdrukken van de datum en opname-info. Markeer de volgende opties en druk op 2 om de gemarkeerde optie in of uit te schakelen (als u de printopdracht wilt voltooien zonder deze informatie op te nemen, gaat u verder met stap 4). • [Opname-info printen]: sluitertijd en diafragma worden afgedrukt op alle foto’s in de printopdracht. • [Datum printen]: de opnamedatum wordt afgedrukt op alle foto's in de printopdracht. 4 Voltooi de printopdracht.
Foto’s op televisie bekijken Met de meegeleverde EG-D100 videokabel kunt u de D300 voor weergave of opname aansluiten op een televisie of videorecorder. Met een A-type HDMI-kabel (High-Definition Multimedia Interface; apart verkrijgbaar in de handel) kunt u de camera aansluiten op een high-definition video-apparaat. Standard-definition apparaten De camera aansluiten op een gewone televisie: 1 Zet de camera uit. Zet de camera altijd uit voordat u de videokabel aansluit of loskoppelt.
A Videostand (p. 314) Controleer of de videostandaard overeenkomt met de standaard van het videoapparaat. Houd er rekening mee dat de resolutie lager is wanneer beelden worden weergegeven op een PAL-apparaat. A Weergave op televisie Voor langdurige weergave wordt het gebruik van een EH-5a of EH-5 lichtnetadapter (apart verkrijgbaar) aanbevolen. Wanneer de EH-5a of EH-5 is aangesloten, wordt de optie [Monitor uit] ingesteld op tien minuten en worden de lichtmeters niet automatisch uitgeschakeld.
High-definition apparaten Met een A-type HDMI-kabel (apart verkrijgbaar in de handel) kunt u de camera aansluiten op een HDMI-apparaat. 1 Zet de camera uit. Zet de camera altijd uit voordat u een HDMI-kabel aansluit of loskoppelt. 2 Sluit de HDMI-kabel aan zoals hieronder wordt weergegeven. Aansluiten op camera Aansluiten op highdefinition apparaat 3 Stem het apparaat af op het HDMI-kanaal. 4 Zet de camera aan en druk op de knop K.
UMenugids In dit hoofdstuk worden de beschikbare opties in de cameramenu's beschreven. D Het weergavemenu: Beelden beheren ................... p. 246 C Het opnamemenu: Opnameopties .......................... p. 254 A Persoonlijke instellingen: Camera-instellingen bijstellen ........................................................................p. 264 B Het setup-menu: Basisinstellingen van de camera .............................................................................p.
D Het weergavemenu: Beelden beheren Het weergavemenu bevat de hieronder genoemde opties. Voor informatie over het gebruik van het weergavemenu, zie “Instructies: Cameramenu’s”.
Meerdere foto’s selecteren Ga als volgt te werk als u meerdere foto’s wilt selecteren voor [Wissen] (p. 248), [Beeld verbergen] (p. 249), [Printopdracht (DPOF)] (p. 253) of direct afdrukken (p. 236): 1 Markeer een foto. Houd de knop X ingedrukt als u de gemarkeerde foto schermvullend wilt weergeven. 2 X knop Druk op het midden van de multi-selector om de gemarkeerde foto te selecteren. Geselecteerde foto’s worden aangeduid met een pictogram.
3 Herhaal stap 1 en 2 als u nog meer foto’s wilt selecteren. U verwijdert een foto uit de selectie door deze te markeren en op het midden van de multi-selector te drukken. 4 Druk op J om de bewerking te voltooien. J knop Er wordt een bevestigingsdialoogvenster weergegeven; markeer [Ja] en druk op J. Wissen Selecteer deze optie als u foto’s wilt wissen. Beveiligde en verborgen beelden worden niet gewist. Optie Q Selectie R Alle U 248 Beschrijving Geselecteerde foto’s wissen.
Weergavemap Een map voor weergave kiezen. Optie ND300 (standaard) Alle Huidige Beschrijving Alle foto’s in mappen die met de D300 zijn gemaakt, zijn zichtbaar tijdens de weergave. Foto’s in alle mappen zijn zichtbaar tijdens de weergave. Alleen foto’s in de huidige map zijn zichtbaar tijdens de weergave. Beeld verbergen Geselecteerde foto’s verbergen of zichtbaar maken.
Weergavestand Kies de informatie die wordt weergegeven in het scherm met foto-informatie (p. 208). Druk op 1 of 3 om een optie te markeren en druk vervolgens op 2 om de optie voor het scherm met foto-informatie te selecteren. Geselecteerde items worden aangeduid met een vinkje (L). U kunt de selectie ongedaan maken door het item te markeren en op 2 te drukken. Markeer [Gereed] en druk op 2 om terug te keren naar het weergavemenu.
Beeld terugspelen Kies of beelden direct na de opname automatisch op de monitor worden getoond. Optie Beschrijving Na de opname worden de foto’s automatisch op de Aan monitor weergegeven. Uit Foto’s worden alleen weergegeven als u op de knop K (standaard) drukt. Na verwijderen Kies de foto die wordt weergegeven nadat u een foto hebt verwijderd. Optie Beschrijving Toon De volgende foto wordt weergegeven. Als de S volgende verwijderde foto het laatste beeld was, wordt de (standaard) vorige foto weergegeven.
Diashow Geef de foto’s in de huidige weergavemap in een diashow weer (p. 249). Verborgen beelden (p. 249) worden niet weergegeven. Optie Start Tussenpauze Beschrijving Start de diashow. Kies hoe lang elke foto tijdens de diashow wordt weergegeven. U start de diashow door [Start] te markeren en op J te drukken.
Printopdracht (DPOF) Kies [Selecteren/instellen] om foto’s te selecteren die u wilt afdrukken met een DPOF-compatibel apparaat (p. 240). Kies [Alles deselecteren?] als u alle foto’s uit de huidige printopdracht wilt verwijderen.
C Het opnamemenu: Opnameopties Het opnamemenu bevat de onderstaande opties. Voor informatie over het gebruik van het opnamemenu, zie “Instructies: Cameramenu’s” (p. 24). Optie Geheugenbank opnamemenu Opnamemenu terugzetten Actieve map Naamgeving bestanden Beeldkwaliteit Beeldgrootte JPEG-compressie NEF (RAW)-opname Witbalans Beeldinstelling kiezen Beeldinstelling beheren Kleurruimte Actieve D-Lighting Ruisonderdr.
Geheugenbank opnamemenu De opties in het opnamemenu worden opgeslagen in een van vier geheugenbanken. Wijzigingen in de instellingen in de ene bank zijn niet van invloed op de andere banken, behalve in het geval van [Meervoudige belichting] en [Intervalopnamen]. Als u een bepaalde combinatie van veelgebruikte instellingen wilt opslaan, selecteert u een van de vier banken en brengt u de gewenste instellingen aan.
2 Voer een naam in. Toetsenbordveld U verplaatst de cursor in het naamveld door de knop W ingedrukt te houden en op 4 of 2 te drukken. Als u een nieuw teken wilt invoeren op Naamveld de huidige cursorpositie, markeert u het gewenste teken in het toetsenbordveld met behulp van de multi-selector en drukt u op het midden van de multi-selector. U verwijdert het teken op de huidige cursorpositie door op de knop O te drukken.
Opnamemenu terugzetten Kies deze optie als u de standaardinstellingen voor de huidige geheugenbank voor het opnamemenu wilt herstellen. Zie pagina 398 voor een lijst met standaardinstellingen. Met uitzondering van beeldkwaliteit, beeldgrootte, witbalans en ISO-gevoeligheid worden de instellingen in het opnamemenu niet hersteld wanneer u een reset met twee knoppen (p. 184) uitvoert. Optie Beschrijving De standaardinstellingen voor de huidige geheugenbank Ja voor het opnamemenu herstellen.
Actieve map Selecteer de map waarin de volgende opnamen worden opgeslagen. ❚❚ Nieuw mapnummer 1 Selecteer [Nieuw mapnummer]. Markeer [Nieuw mapnummer] en druk op 2. 2 Kies een mapnummer. Druk op 4 of 2 om een cijfer te markeren en druk op 1 of 3 om het cijfer te wijzigen. Als er al een map met het geselecteerde nummer bestaat, wordt het pictogram W, X of Y links van het mapnummer weergegeven: • W : Map is leeg. • X : Map is gedeeltelijk vol. • Y : Map bevat 999 foto’s of een foto met het nummer 9999.
❚❚ Map selecteren 1 Kies [Map selecteren]. Markeer [Map selecteren] en druk op 2. 2 Markeer een map. Druk op 1 of 3 om een map te markeren. 3 Selecteer de gemarkeerde map. Druk op J om de gemarkeerde map te selecteren en terug te keren naar het opnamemenu. (Als u wilt afsluiten zonder de actieve map te wijzigen, drukt u op de knop G). De volgende opnamen worden in de geselecteerde map opgeslagen.
Naamgeving bestanden Foto’s worden opgeslagen met een bestandsnaam die bestaat uit “DSC_” of “_DSC” (foto’s met de kleurruimte Adobe RGB), gevolgd door een viercijferig getal en een extensie van drie letters (bijv. “DSC_0001.JPG”). Met de optie [Naamgeving bestanden] kunt u het gedeelte “DSC” van de bestandsnaam vervangen door drie andere letters. Voor informatie over het bewerken van bestandsnamen raadpleegt u stap 2 en 3 van “Geheugenbanken voor het opnamemenu hernoemen” (p. 256).
NEF (RAW)-opname Kies opties voor de compressie en bitdiepte van NEF (RAW)-foto’s (p. 58). Witbalans Pas de witbalansinstellingen aan (p. 128). Beeldinstelling kiezen Selecteer een van de vooraf geïnstalleerde beeldinstellingen om de instellingen voor beeldverwerking direct aan te passen (p. 148). Beeldinstelling beheren Maak eigen combinaties van beeldinstellingen en sla ze op of kopieer eigen beeldinstellingen van en naar de geheugenkaart (p. 156). Kleurruimte Kies de kleurruimte sRGB of Adobe RGB (p.
Ruisonderdr. lange sluitertijd Geef aan of ruis moet worden onderdrukt in foto's die met een lange sluitertijd zijn gemaakt. Optie Beschrijving Foto’s die zijn gemaakt met een sluitertijd van langer dan 8 sec., worden bewerkt om ruis te onderdrukken. Tijdens deze bewerking neemt de capaciteit van het buffergeheugen af. De aanduiding “l m” knippert in de sluitertijd- en diafragmaweergave gedurende een tijdsduur die ongeveer Aan gelijk is aan de ingestelde sluitertijd.
Hoge ISO ruisonderdrukking Foto’s die worden gemaakt met een hoge ISO-gevoeligheid, kunnen worden bewerkt om ruis te verminderen. Optie Beschrijving S Hoog Er wordt ruisonderdrukking toegepast bij een ISOgevoeligheid van ISO 800 of hoger. Tijdens de Normaal T (standaard) bewerking van foto’s neemt de capaciteit van het buffergeheugen af. Kies de hoeveelheid ruisonderdrukking die wordt toegepast: [Hoog], U Laag [Normaal] of [Laag].
A Persoonlijke instellingen: Camera-instellingen bijstellen U gebruikt de persoonlijke instellingen om de camera-instellingen aan uw voorkeuren aan te passen. Naast de persoonlijke instellingen B ([Geheugenbank pers. inst.]) en A ([Herstel pers. instellingen]) zijn de instellingen in het menu Persoonlijke instellingen onderverdeeld in de zes groepen die rechts worden weergegeven. Hoofdmenu U 264 B: A: Herstel pers. Geheugenbank instellingen pers. inst. (p. 266) (p.
De volgende persoonlijke instellingen zijn beschikbaar: Persoonlijke instelling Geheugenbank pers. inst. Herstel pers.
C: Geheugenbank pers. inst. Persoonlijke instellingen worden opgeslagen in een van vier banken. Wijzigingen in de instellingen in de ene bank zijn niet van invloed op de andere banken. Als u een bepaalde combinatie van veelgebruikte instellingen wilt opslaan, selecteert u een van de vier banken en brengt u de gewenste instellingen aan. De nieuwe instellingen worden opgeslagen in de bank en blijven behouden, ook als u de camera uitzet. De instellingen worden toegepast wanneer u de bank selecteert.
a: Autofocus a1: Selectie AF-C-prioriteit Deze optie bepaalt of u in de Selectieknop scherpstelstand continue AF-stand altijd foto’s kunt maken wanneer u de ontspanknop indrukt (ontspanprioriteit) of alleen als de camera heeft scherpgesteld (scherpstelprioriteit). U selecteert continue AF door de selectieknop voor de scherpstelstand naar C te draaien. Optie Ontspannen G (standaard) Beschrijving Wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt, wordt altijd een foto gemaakt.
a2: Selectie AF-S-prioriteit Deze optie bepaalt of u in de Selectieknop scherpstelstand enkelvoudige AF-stand alleen foto’s kunt maken wanneer de camera heeft scherpgesteld (scherpstelprioriteit) of dat u altijd foto's kunt maken wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt (ontspanprioriteit). U selecteert enkelvoudige AF door de selectieknop voor de scherpstelstand naar S te draaien. Optie Beschrijving Wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt, wordt G Ontspannen altijd een foto gemaakt.
a3: Dynamisch AF-veld Als het onderwerp het geselecteerde scherpstelpunt verlaat wanneer dynamisch veld-AF (I; p. 64) is geselecteerd in de continue AF-stand (scherpstelstand C; p. 62), stelt de camera scherp op basis van informatie uit de omringende scherpstelpunten. Kies 9, 21 of 51 scherpstelpunten op basis van de beweging van het onderwerp. Alleen het actieve scherpstelpunt wordt weergegeven in de zoeker. De overige scherpstelpunten leveren informatie ter ondersteuning van de scherpstelling.
Optie Beschrijving Als het onderwerp het geselecteerde scherpstelpunt verlaat, gebruikt de camera 3D-tracking om het 51 punten onderwerp te volgen en wordt zo nodig een nieuw f (3Dscherpstelpunt geselecteerd. Kies deze optie als u foto’s tracking) met onderwerpen die grillig van de ene naar de andere kant bewegen (zoals tennisspelers), snel wilt kadreren. Als het onderwerp de zoeker verlaat, laat u de ontspanknop los en kadreert u de foto opnieuw met het onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt.
a5: AF activering Met deze optie bepaalt u of autofocus wordt geactiveerd met zowel de ontspanknop als de knop B of alleen met de knop B. Optie Beschrijving Ontspanknop/ Autofocus kan worden geactiveerd met de knop B of AF-ON door de ontspanknop half in te drukken. (standaard) Autofocus kan alleen worden geactiveerd met de knop Alleen B B. a6: Verlichting scherpstelpunt Kies of het actieve scherpstelpunt rood oplicht in de zoeker.
a7: Doorloop scherpstelpunt Kies of de selectie van het scherpstelpunt “doorloopt” van de ene rand van de zoeker naar de andere. Optie Beschrijving De selectie van het scherpstelpunt loopt door van w q boven naar beneden en weer naar boven en van links naar rechts en Doorloop weer naar links. Als u bijvoorbeeld op 2 drukt terwijl een scherpstelpunt aan de rechterrand van de zoeker is gemarkeerd (q), wordt het tegenoverliggende scherpstelpunt aan de linkerrand van de zoeker geselecteerd (w).
a9: AF-hulpverlichting Kies of de ingebouwde AF-hulpverlichting bij weinig licht gaat branden ter ondersteuning van de scherpstelling. Optie Beschrijving De AF-hulpverlichting gaat branden bij weinig licht. De AFhulpverlichting is alleen beschikbaar als aan de twee volgende voorwaarden wordt voldaan: 1. Enkelvoudige autofocus is geselecteerd als Aan scherpstelstand (p. 62). (standaard) 2. Automatisch veld-AF is gekozen als AF-veldstand (p.
a10: Functie AF-ON-knop MB-D10 Kies de functie die u wilt toewijzen aan de knop B op het optionele MB-D10 battery pack. Optie AF-ON A (standaard) B AE/AFvergrendeling C AEvergrendeling AE-vergr. D (herstel na ontspan.) AEE vergrendeling (vast) U 274 F AFvergrendeling G Zelfde als FUNC.-knop Beschrijving Wanneer u op de knop B op de MB-D10 drukt, wordt autofocus geactiveerd. De scherpstelling en belichting blijven vergrendeld zolang de knop B op de MB-D10 wordt ingedrukt.
b: Lichtmeting/Belichting b1: ISO-stapgrootte Deze optie bepaalt of aanpassingen in de gevoeligheid worden aangebracht in stappen die equivalent zijn met 1/3 LW, 1/2 LW of 1 LW. Optie 1/3 stop H (standaard) I 1/2 stop J 1 stop b2: Stapgrootte inst. belichting Deze optie bepaalt of aanpassingen in sluitertijd, diafragma en bracketing worden aangebracht in stappen die equivalent zijn met 1/3 LW, 1/2 LW of 1 LW.
b4: Eenv. belichtingscorrectie Deze optie bepaalt of de knop E moet worden gebruikt om de belichtingscorrectie in te stellen (p. 116). Als [Aan (auto-herstel)] of [Aan] is geselecteerd, knippert de 0 in het midden van de belichtingsaanduiding, zelfs als de belichtingscorrectie is ingesteld op ±0. Optie Beschrijving U kunt de belichtingscorrectie instellen door aan een van de instelschijven te draaien (zie de onderstaande opmerking).
b5: Grootte meetgebied Bij het berekenen van de belichting wordt bij centrumgerichte meting het grootste gewicht toegekend aan een cirkel in het midden van het beeld. De diameter (φ ) van deze cirkel kan worden ingesteld op 6, 8, 10 of 13 mm of op het gemiddelde van het hele beeld.
2 Selecteer [Ja]. Het bericht rechts wordt weergegeven. Markeer [Ja] en druk op 2 om verder te gaan of selecteer [Nee] om af te sluiten zonder de belichting te wijzigen. 3 Selecteer een lichtmeetmethode. Markeer [Matrixmeting], [Centrumgericht] of [Spotmeting] en druk op 2. 4 Kies een belichtingswaarde. Druk op 1 of 3 om een belichtingswaarde te kiezen tussen +1 en –1 LW. Druk op J om de wijzigingen op te slaan en af te sluiten.
c: Timers/AE-vergrendel. c1: AE-vergr. ontspanknop Bij de standaardinstelling [Uit] wordt de belichting alleen vergrendeld als op de knop AE-L/AF-L wordt gedrukt. Als [Aan] is geselecteerd, wordt de belichting ook vergrendeld als de ontspanknop half wordt ingedrukt. c2: Lichtmeter automatisch uit Deze optie bepaalt hoe lang de camera de belichting blijft meten wanneer er geen handelingen worden uitgevoerd. U hebt de keuze uit 4 sec., 6 sec., 8 sec., 16 sec., 30 sec., 1 min., 5 min., 10 min., 30 min.
c3: Vertraging zelfontspanner Deze optie bepaalt de duur van de ontspanvertraging in de zelfontspannerstand. U hebt de keuze uit 2 sec., 5 sec., 10 sec. en 20 sec. Optie 2 sec. 5 sec. 10 sec. c (standaard) d 20 sec. a b c4: Monitor uit Deze optie bepaalt hoe lang de monitor blijft ingeschakeld wanneer er geen handelingen worden uitgevoerd. U hebt de keuze uit 10 sec., 20 sec., 1 min., 5 min. of 10 min. Kies een kortere uitschakelingsperiode als u de batterij wilt sparen.
d: Opnemen/Weergeven d1: Signaal Kies [Hoog] of [Laag] voor het geluid dat wordt weergegeven wanneer de zelfontspanner wordt gebruikt of de camera scherpstelt in de enkelvoudige AF-stand. (Er klinkt geen geluid als [Ontspannen] is geselecteerd voor persoonlijke instelling a2 ([Selectie AF-S-prioriteit], p. 268).) Optie Beschrijving Kies de toonhoogte voor het Hoog y (standaard) signaal uit [Hoog] en [Laag]. Het pictogram c wordt weergegeven in het LCDz Laag venster en in de opnameinformatieweergaven.
d3: Zoekerwaarschuwing Kies of er een waarschuwing in de zoeker wordt weergegeven wanneer de batterij bijna leeg is. Optie Beschrijving Aan Er wordt een pictogram van een bijna lege batterij (I) (standaard) weergegeven wanneer de batterij bijna leeg is. Er wordt geen waarschuwing in de zoeker weergegeven als Uit de batterij bijna leeg is. d4: Opnamesnelheid Deze optie bepaalt de maximale beeldsnelheid in de stand CL (Continu laag).
d6: Opeenvolgende nummering Wanneer u een foto maakt, verhoogt de camera het laatst gebruikte bestandsnummer met één en wordt deze naam voor het nieuwe bestand gebruikt. Deze optie bepaalt of de bestandsnummering doorgaat vanaf het laatst gebruikte nummer wanneer een nieuwe map wordt gemaakt, de geheugenkaart wordt geformatteerd of een nieuwe geheugenkaart in de camera wordt geplaatst.
d7: Weergave opname-info Bij de standaardinstelling [Automatisch] (AUTO) verandert de kleur van de tekens in de informatieweergave (p. 12) automatisch van zwart in wit of van wit in zwart om te zorgen voor voldoende contrast met de achtergrond. Als u altijd dezelfde kleur wilt gebruiken, selecteert u [Handmatig] en kiest u [Donker op licht] (B; zwarte tekens) of [Licht op donker] (W; witte tekens).
d8: LCD-verlichting Bij de standaardinstelling [Uit] brandt de achtergrondverlichting van het LCD-venster (LCD-verlichting) alleen als de hoofdschakelaar op D staat. Als [Aan] is geselecteerd, wordt het LCD-venster verlicht wanneer de lichtmeters zijn ingeschakeld (p. 46). Selecteer [Uit] als u de batterij wilt sparen. d9: Spiegelvoorontspanning Bij de standaardinstelling [Uit] wordt de sluiter ontspannen wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.
A AA-batterijen gebruiken EN-EL4a of EN-EL4 oplaadbare Li-ion batterijen (apart verkrijgbaar) of ENEL3e oplaadbare Li-ion batterijen worden aanbevolen voor de beste prestaties. Met AA-batterijen (p. 414) kunnen minder foto’s worden gemaakt . De capaciteit van AA-batterijen neemt aanzienlijk af bij temperaturen lager dan 20 °C en hangt af van het merk en de opslagomstandigheden. In sommige gevallen werken batterijen mogelijk niet meer voordat hun vervaldatum is verstreken.
d11: Batterijvolgorde Kies of de batterij in de camera of de batterijen in het battery pack het eerst worden gebruikt als een optioneel MB-D10 battery back is bevestigd. Optie MB-D10 batterijen 5 eerst (standaard) 6 Camerabatterij eerst Beschrijving De camerabatterij wordt alleen gebruikt als de batterijen in de MB-D10 leeg zijn. De batterijen in de MB-D10 worden alleen gebruikt als de camerabatterij leeg is.
e: Bracketing/Flits e1: Flitssynchronisatie snelheid Deze optie bepaalt de flitssynchronisatiesnelheid. Optie 1/320 sec. (auto FP) 1/250 sec. (auto FP) 1/250 sec. (standaard) 1/200 sec. 1/160 sec. 1/125 sec. 1/100 sec. 1/80 sec. 1/60 sec. Beschrijving Gebruik automatische FP high-speed flitssynchronisatie bij de SB-800, SB-600 en SB-R200 flitsers. Als u een andere flitser gebruikt, wordt de sluitertijd ingesteld op 1/320 sec. Als de camera een sluitertijd van 1/320 sec.
Flitssturing bij [1/320 sec. (auto FP)] Als [1/320 sec. (auto FP)] is geselecteerd voor persoonlijke instelling e1 ([Flitssynchronisatie snelheid], p. 288), kunt u de ingebouwde flitser gebruiken bij sluitertijden tot 1/320 seconde. De optionele SB-800, SB-600 en SB-R200 flitsers kunnen bij elke sluitertijd worden gebruikt (automatische FP high-speed flitssynchronisatie). Flitssynchronisatiesnelheid [1/320 sec. (auto FP)] [1/250 sec. (auto FP)] 1/250 sec.
Let erop dat bij sluitertijden tussen 1/250 en 1/320 sec. het flitsbereik afneemt. Het effectieve richtgetal varieert afhankelijk van de zoomstand, zoals in de onderstaande tabel wordt weergegeven. Zoomstand 14 mm 17 mm 24 mm 28 mm 35 mm 50 mm 70 mm 85 mm 105 mm Richtgetal * 17 19 30 32 38 44 50 53 56 * ISO 200, m, 20 °C, SB-800 Het flitsbereik berekenen D (maximumbereik) = richtgetal (GN) ÷ f/-getal (diafragma) Voorbeeld: bij een zoomstand van 35 mm, een diafragma van f/5.
e2: Langste sluitertijd bij flits Deze optie bepaalt de langst mogelijke sluitertijd bij synchronisatie met het eerste of tweede gordijn of rodeogenreductie in de belichtingsstanden Geprogrammeerd automatisch en Diafragmavoorkeuze. (Ongeacht de gekozen instelling kunt u de sluitertijd instellen op een waarde van maximaal 30 sec.
❚❚ Handmatig Kies een flitssterkte tussen [Volle flits] en [1/128] (1/128 van de volledige sterkte). Op vol vermogen heeft de ingebouwde flitser een richtgetal van 18 (m, ISO 200, 20°C).
❚❚ Stroboscopisch flitsen De flitser flitst herhaaldelijk terwijl de sluiter is geopend, waardoor het effect van een stroboscooplamp ontstaat. Druk op 4 of 2 om de onderstaande opties te markeren. Druk op 1 of 3 om de instelling te wijzigen. Optie Beschrijving Kies de flitssterkte (uitgedrukt als een gedeelte van het Sterkte volle vermogen). Kies het aantal malen dat de flitser flitst op de geselecteerde sterkte.
❚❚ Commanderstand Gebruik de ingebouwde flitser als hoofdflitser die een of meer optionele SB-800, SB-600 of SB-R200 flitsers in maximaal twee groepen (A en B) op afstand aanstuurt met behulp van geavanceerde draadloze flitssturing. Als u deze optie selecteert, wordt het menu rechts weergegeven. Druk op 4 of 2 om de onderstaande opties te markeren. Druk op 1 of 3 om de instelling te wijzigen. Optie U 294 Beschrijving Kies een flitsstand voor de ingebouwde flitser Ingeb. flitser (commanderflitser).
Voer de onderstaande stappen uit om foto’s te maken in de commanderstand. 1 Wijzig de instellingen voor de ingebouwde flitser. Kies de flitssturingsstand en de flitssterkte voor de ingebouwde flitser. De flitssterkte kan niet worden aangepast in de stand [– –]. 2 Pas de instellingen aan voor groep A. Kies de flitssturingsstand en de flitssterkte voor de flitsers in groep A. 3 Pas de instellingen aan voor groep B. Kies de flitssturingsstand en de flitssterkte voor de flitsers in groep B.
6 Kadreer de opname. Kadreer de opname en plaats de flitsers, zoals hieronder wordt aangegeven. Houd er rekening mee dat de maximale afstand waarop de externe flitsers kunnen worden geplaatst, afhangt van de opnameomstandigheden. 10 m of minder 60 ° of minder 30 ° of minder 30 ° of minder De sensors voor draadloze bediening op de flitsers moeten Camera naar de camera (ingebouwde zijn gericht.
A De weergave van de flitssynchronisatiestand M wordt niet als flitssynchronisatiestand weergegeven in het LCD-venster als [– –] is geselecteerd voor [Ingeb. flitser] > [Stand]. A Flitscorrectie De flitscorrectiewaarde die is geselecteerd met de knop Y (M) en de secundaire instelschijf wordt opgeteld bij de flitscorrectiewaarden die zijn geselecteerd voor de ingebouwde flitser, groep A en groep B in het menu [Commanderstand].
e4: Instellicht Als [Aan] (de standaardinstelling) is geselecteerd wanneer de ingebouwde flitser of een optionele SB-800, SB-600 of SB-R200 flitser wordt gebruikt, wordt een instellicht afgegeven wanneer de knop voor scherptedieptecontrole op de camera wordt ingedrukt (p. 105). Er wordt geen instellicht gebruikt als [Uit] is geselecteerd. e5: Inst. voor auto bracketing Kies de instelling of instellingen die worden gewijzigd wanneer auto bracketing (p. 118) wordt toegepast.
e6: Auto bracketing (M-stand) Deze optie bepaalt welke instellingen worden gevarieerd wanneer [AE & flits] of [Alleen AE] is geselecteerd voor persoonlijke instelling e5 in de handmatige belichtingsstand.
e7: Bracketingvolgorde Bij de standaardinstelling [MTR]>[onder]>[boven] H) wordt bracketing uitgevoerd in de volgorde die wordt beschreven op pagina 120 en 124. Als [Onder]>[MTR]>[boven] (I) is geselecteerd, worden opnamen gemaakt van de laagste naar de hoogste waarde.
f: Bediening f1: Centrale knop multi-selector Deze optie bepaalt welke bewerking wordt uitgevoerd wanneer u op het midden van de multi-selector drukt in de opname- of weergavestand. ❚❚ Opnamestand Als u [Opnamestand] selecteert, worden de volgende opties weergegeven: J K Optie Beschrijving Middelste AF-punt Als u in de opnamestand op het midden van de selecteren multi-selector drukt, wordt het middelste (standaard) scherpstelpunt geselecteerd.
Optie Map u selecteren Beschrijving Als u op het midden van de multi-selector drukt, wordt een lijst met mappen weergegeven. Markeer een map en druk op J om de map te selecteren voor weergave. De map kan niet worden gewijzigd als er slechts één map bestaat of als [Huidige] is geselecteerd voor [Weergavemap] (p. 249). f2: Multi-selector Als [Activeer lichtmeter] is geselecteerd, worden de lichtmeters geactiveerd wanneer u de multi-selector gebruikt terwijl de lichtmeters zijn uitgeschakeld (p. 46).
f4: FUNC.-knop toewijzen Kies de functie die de knop Fn vervult wanneer u deze alleen gebruikt ([FUNC.knop indrukken]) of in combinatie met de instelschijven ([FUNC.-knop + schijven]). ❚❚ FUNC.-knop indrukken Als u [FUNC.-knop indrukken] selecteert voor persoonlijke instelling f4, worden de volgende opties weergegeven: Optie q Voorbeeld * FV- r vergrendeling * AE/AF- B vergrendeling C AE-vergrendeling AE-vergr. (herstel D na ontspan.
Optie t L M N Beschrijving Als u de knop Fn ingedrukt houdt terwijl belichtings- of flitsbracketing actief is in de enkelvoudige ontspanstand, worden alle opnamen in het huidige bracketingprogramma gemaakt telkens wanneer u de ontspanknop indrukt.
❚❚ FUNC.-knop + schijven Als u [FUNC.-knop + schijven] selecteert voor persoonlijke instelling f4, worden de volgende opties weergegeven: Optie 1 stop v sluitertijd/ diafragma Nummer w niet-CPU- lens kiezen Auto t bracketing (standaard) Dynamisch I AF-veld Geen Beschrijving Als u de knop Fn ingedrukt houdt en aan de instelschijven draait, wordt de sluitertijd (belichtingsstanden S en M) of het diafragma (belichtingsstanden A en M) gewijzigd in stappen van 1 LW.
f5: Voorbeeldknop toewijzen Kies de functie die de knop voor scherptedieptecontrole vervult wanneer u deze alleen gebruikt ([Voorbeeldknop indrukken]) of in combinatie met de instelschijven ([Voorbeeld + instelschijven]). De beschikbare opties zijn gelijk aan die voor [FUNC.-knop indrukken] (p. 303) en [FUNC.knop + schijven] (p. 305), behalve dat [Voorbeeld] de standaardinstelling is voor [Voorbeeldknop indrukken] en [Geen] de standaardinstelling is voor [Voorbeeld + instelschijven].
f6: AE-L/AF-L knop toewijzen Kies de functie die de knop AE-L/AF-L vervult wanneer u deze alleen gebruikt ([AE-L/AF-L knop indrukken]) of in combinatie met de instelschijven ([AE-L/AF-L + instelschijven]). De beschikbare opties voor [AE-L/AF-L knop indrukken] zijn gelijk aan die voor [FUNC.knop indrukken] (p. 303), behalve dat [AE-L/AF-L knop indrukken] standaard is ingesteld op [AE-L/AF-vergrendeling] en de extra optie B heeft.
f7: Functie instelschijven inst. Deze optie regelt de werking van de hoofdinstelschijf en de secundaire instelschijf. Optie Beschrijving Deze optie bepaalt de richting van de instelschijven. Kies [Nee] (de standaardoptie) voor een normale werking van Rotatie de instelschijven of kies [Ja] als u de draairichting van de omkeren instelschijven wilt omkeren. Deze instelling is ook van toepassing op de instelschijven van de MB-D10.
Optie Beschrijving Bij de standaardinstelling [Uit] wordt de multi-selector gebruikt om de foto te kiezen die wordt weergegeven tijdens schermvullende weergave, om miniaturen te markeren en om in menu's te navigeren. Als [Aan] is geselecteerd, kan de hoofdinstelschijf worden gebruikt om de foto te kiezen die tijdens schermvullende weergave wordt getoond, om de cursor in de miniatuurweergave naar links of naar rechts te verplaatsen en om de menuselectiebalk omhoog of omlaag te verplaatsen.
f9: Geen geheugenkaart? Bij de standaardinstelling [Ontgrendel ontspanknop] kan de sluiter worden ontspannen als er geen geheugenkaart is geplaatst, hoewel er geen beelden worden opgenomen (ze worden echter wel op de monitor weergegeven in de demostand). Als [Vergrendel ontspanknop] is geselecteerd, werkt de ontspanknop alleen als er een geheugenkaart in de camera is geplaatst.
f10: Aanduidingen omkeren Bij de standaardinstelling (V) worden de belichtingsaanduidingen in het LCD-venster, in de zoeker en in de opname-informatieweergave weergegeven met positieve waarden links en negatieve waarden rechts. Selecteer (W) als u negatieve waarden links wilt weergeven en positieve waarden rechts.
B Het setup-menu: Basisinstellingen van de camera Het setup-menu bevat de hieronder genoemde opties. Voor informatie over het gebruik van het setup-menu, zie “Instructies: Cameramenu’s” (p. 24).
Formatteer geheugenkaart Formatteer de kaart. Houd er rekening mee dat bij formatteren alle foto's en andere gegevens op de geheugenkaart permanent worden verwijderd. Maak daarom zo nodig kopieën voordat u de kaart formatteert. D Tijdens het formatteren Tijdens het formatteren mag u de camera niet uitzetten en de geheugenkaarten niet verwijderen. A Formatteren met twee knoppen U kunt geheugenkaarten ook formatteren door de knop Q (O en I) circa twee seconden ingedrukt te houden (p. 41).
Beeldsensor reinigen Selecteer deze optie als u stof van de beeldsensor wilt verwijderen of opties wilt kiezen voor automatische reiniging van de beeldsensor (p. 371). Spiegel omhoog (CCD reinigen) Vergrendel de spiegel in de opgeklapte positie, zodat u het laagdoorlaatfilter, dat de beeldsensor van de camera beschermt, op vuil en stof kunt controleren of handmatig kunt reinigen (p. 374).
HDMI De camera is voorzien van een HDMI-aansluiting (High-Definition Multimedia Interface), waarmee foto’s via een A-type aansluiting (apart verkrijgbaar in de handel) kunnen worden weergegeven op een high-definition televisie of monitor. Kies, voordat u de camera op een high-definition apparaat aansluit, de HDMI-indeling uit de onderstaande opties.
Wereldtijd Wijzig de tijdzone, stel de cameraklok in, kies de datumnotatie en schakel de zomertijd in of uit. Optie Beschrijving Kies een tijdzone. De cameraklok wordt automatisch Tijdzone ingesteld op de tijd in de nieuwe tijdzone. Datum en tijd Stel de cameraklok in (p. 36). Kies de volgorde waarin dag, maand en jaar worden Datumnotatie weergegeven. Schakel de zomertijd in of uit. De cameraklok wordt Zomertijd automatisch een uur vooruit- of teruggezet. De standaardinstelling is [Uit].
Beeldcommentaar Voeg tijdens het fotograferen commentaar toe aan nieuwe foto’s. U kunt het commentaar weergeven in ViewNX (meegeleverd) of Capture NX (apart verkrijgbaar; p. 367). Het commentaar wordt ook weergegeven op de derde pagina met foto-informatie. • [Gereed]: wijzigingen opslaan en terugkeren naar het setupmenu. • [Commentaar invoeren]: voer commentaar in, zoals wordt beschreven op pagina 256. Commentaar kan maximaal 36 tekens lang zijn.
Automatische beeldrotatie Foto’s die zijn gemaakt terwijl [Aan] (de standaardoptie) is geselecteerd, bevatten informatie over de stand van de camera, waardoor ze automatisch kunnen worden gedraaid tijdens de weergave (p. 251) of wanneer ze worden bekeken met ViewNX of Capture NX (apart verkrijgbaar; p. 367). De volgende standen worden vastgelegd: Liggend (landschap) Camera 90° rechtsom gedraaid Camera 90° linksom gedraaid De stand van de camera wordt niet vastgelegd als [Uit] is geselecteerd.
USB Kies een USB-optie voor aansluiting op een computer of PictBridge-printer. Kies [MTP/PTP] (de standaardinstelling) als u de camera aansluit op een PictBridge-printer of een optionele WT-4 draadloze transmitter of als u Camera Control Pro 2 gebruikt (apart verkrijgbaar; zie pagina 367). Zie pagina 225 voor informatie over het selecteren van een USB-optie voor gebruik met Nikon Transfer (meegeleverd).
1 Kies een optie. Markeer een van de volgende opties en druk op J. Druk op G als u wilt afsluiten zonder gegevens voor stofverwijdering te verzamelen. • [Start]: Het bericht rechts verschijnt en ‘rEF’ wordt weergegeven in de zoeker en in het LCD-venster. • [Sensor reinigen en dan starten]: Selecteer deze optie als u wilt dat de beeldsensor wordt gereinigd voordat de functie wordt gestart.
3 Verzamel referentiegegevens voor stofverwijdering. Druk de ontspanknop helemaal in om referentiegegevens voor stofverwijdering te verzamelen. De monitor wordt uitgeschakeld wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt. Als het referentievoorwerp te licht of te donker is, kan de camera mogelijk geen referentiegegevens voor stofverwijdering binnenhalen en wordt het bericht rechts weergegeven. Kies een ander referentievoorwerp en herhaal de procedure vanaf stap 1.
Batterij-informatie Geef informatie weer over de batterij die momenteel in de camera is geplaatst. Item U 322 Beschrijving Het huidige batterijniveau wordt weergegeven als een Batt.lading percentage. Het aantal malen dat de sluiter werd ontspannen met de huidige batterij sinds deze voor het laatst werd opgeladen. Opnamen Denk eraan dat de camera de sluiter soms ontspant zonder een opname te maken, bijvoorbeeld bij het meten van de vooringestelde witbalans.
A Het MB-D10 battery pack De informatie die wordt weergegeven wanneer de camera wordt gevoed door een optioneel MBD10 battery pack, hangt af van het soort batterijen dat wordt gebruikt: EN-EL3e EN-EL4a/EN-EL4 (optie) 8× AA (optie) Batt.lading ✔ ✔ ✔ Opnamen ✔ ✔ — Kalibratie — ✔ — Levensdr. ✔ ✔ — Draadloze transmitter Deze optie wordt gebruikt om de instellingen aan te passen voor aansluiting op een draadloos netwerk met een optionele WT-4 draadloze transmitter.
Beeld-authenticiteit Geef aan of u wilt dat gegevens over beeldauthenticiteit worden ingesloten in nieuwe foto’s op het moment dat ze worden genomen, zodat wijzigingen in de foto kunnen worden gedetecteerd met Nikon’s optionele Image Authenticationsoftware. Gegevens over beeldauthenticiteit kunnen niet in bestaande foto’s worden ingesloten.
Instellingen opslaan/laden Selecteer [Instellingen opslaan] om de volgende instellingen op de geheugenkaart in de camera op te slaan. (Als de geheugenkaart vol is, wordt een foutmelding weergegeven; zie p. 391.
Menu Setup Mijn menu Optie Beeldsensor reinigen Videostand HDMI Wereldtijd (behalve datum en tijd) Taal (Language) Beeldcommentaar Automatische beeldrotatie USB Beeld-authenticiteit GPS Niet-CPU-objectief Alle items in Mijn menu Instellingen die zijn opgeslagen met de D300, kunnen worden teruggezet met de optie [Instellingen laden].
Niet-CPU-objectief U kunt objectiefgegevens (brandpuntsafstand en maximaal diafragma) opgeven voor maximaal negen niet-CPU-objectieven, zodat u gebruik kunt maken van diverse functies voor CPUobjectieven (p. 198). Fijnafstelling AF U kunt de scherpstelling fijn afstellen voor maximaal 12 objectieven. AF-fijnafstelling wordt in de meeste situaties niet aanbevolen. Gebruik deze optie alleen als het echt nodig is. Optie Beschrijving Fijnafstelling • [Aan]: AF-fijnafstelling inschakelen.
Optie Beschrijving Eerder opgeslagen waarden voor AF-fijnafstelling weergeven. Als een waarde beschikbaar is voor het huidige objectief, wordt deze aangeduid met het pictogram V. Als u een objectief uit de lijst wilt verwijderen, markeert u het objectief en drukt u op O.
N Het retoucheermenu: Geretoucheerde kopieën maken De opties in het retoucheermenu worden gebruikt om uitgesneden of geretoucheerde kopieën van de foto’s op de geheugenkaart te maken. Het retoucheermenu wordt alleen weergegeven als een geheugenkaart met foto’s in de camera is geplaatst. Voor informatie over het gebruik van het retourcheermenu, zie “Instructies: Cameramenu’s” (p. 24).
Geretoucheerde kopieën maken Behalve bij [Beeld-op-beeld] (p. 339) en [Vergelijken] (p. 342) kunt u de foto’s die u wilt retoucheren selecteren in de schermvullende weergave of via het retoucheermenu. ❚❚ Geretoucheerde kopieën maken in de schermvullende weergave 1 Selecteer een foto. Geef de gewenste foto schermvullend weer (p. 206). 2 Geef het retoucheermenu weer. Druk op J om het retoucheermenu weer te geven. 3 Selecteer opties voor retoucheren.
4 Maak een geretoucheerde kopie. Druk op J om een geretoucheerde kopie te maken. Geretoucheerde kopieën worden aangeduid met het pictogram N. ❚❚ Geretoucheerde kopieën maken via het retoucheermenu 1 Selecteer een item in het retoucheermenu. Druk op 1 of 3 om een optie te markeren en druk op 2 om de optie te selecteren. Afhankelijk van de geselecteerde optie wordt een menu weergegeven. Markeer een optie en druk op 2. 2 Selecteer een foto. De foto’s op de geheugenkaart worden weergegeven.
3 Geef de retoucheeropties weer. Druk op J om retoucheeropties weer te geven (raadpleeg het gedeelte over de geselecteerde optie voor meer informatie). Als u het menu wilt verlaten zonder een geretoucheerde kopie te maken, drukt u op G. 4 Maak een geretoucheerde kopie. Druk op J om een geretoucheerde kopie te maken. Geretoucheerde kopieën worden aangeduid met het pictogram N.
D Kopieën retoucheren Kopieën die zijn gemaakt met [Uitsnijden] kunnen niet verder worden bewerkt. D-Lighting, rode-ogencorrectie, filtereffecten en kleurbalans kunnen niet worden toegepast op monochrome kopieën. Afgezien daarvan kunnen de opties in het retoucheermenu elk eenmaal worden toegepast op bestaande kopieën, hoewel dit kan leiden tot detailverlies.
D-Lighting D-Lighting maakt schaduwen lichter, waardoor deze functie ideaal is voor donkere foto’s of foto’s die in tegenlicht zijn gemaakt. Voor Druk op 1 of 3 om de sterkte van de correctie te kiezen. U kunt het effect vooraf bekijken in het bewerkingsvenster. Druk op J om de foto te kopiëren.
Rode-ogencorrectie Deze optie wordt gebruikt om “rode ogen” te corrigeren die worden veroorzaakt door de flitser en is alleen beschikbaar voor foto's die met de flitser zijn gemaakt. Er wordt een voorbeeld weergegeven van de foto die u voor rode-ogencorrectie hebt geselecteerd (zie rechts). Controleer de effecten van rode-ogencorrectie en maak een kopie, zoals wordt beschreven in de volgende tabel.
Uitsnijden U kunt een uitgesneden kopie van een geselecteerde foto maken. De geselecteerde foto wordt weergegeven, waarbij de geselecteerde uitsnede in geel wordt aangegeven. Maak een uitgesneden kopie, zoals wordt beschreven in de onderstaande tabel. Functie Formaat van uitsnede verkleinen Formaat van uitsnede vergroten Hoogtebreedteverhouding van uitsnede wijzigen Knop W X Draai aan de hoofdinstelschijf om de hoogte-breedteverhouding 3 : 2, 4 : 3 of 5 : 4 te selecteren.
D Uitsnijden: beeldkwaliteit en -grootte Kopieën van NEF (RAW)-, NEF (RAW) + JPEG- of TIFF (RGB)-foto’s hebben de beeldkwaliteit (p. 56) JPEG Fijn. Uitgesneden kopieën die zijn gemaakt van JPEG-foto’s, hebben dezelfde beeldkwaliteit als het origineel. De afmetingen van de kopie hangen af van de grootte van de uitsnede en de hoogte-breedteverhouding. Hoogtebreedteverhouding 3:2 4:3 5:4 Mogelijke afmetingen 3.424 × 2.280, 2.560 × 1.704, 1.920 × 1.280, 1.280 × 856, 960 × 640, 640 × 424 3.424 × 2.568, 2.
Filtereffecten Kies uit de volgende kleurfiltereffecten. Nadat u de filtereffecten hebt ingesteld zoals hieronder wordt beschreven, drukt u op J om de foto te kopiëren. Optie Skylight Warm Beschrijving Creëert het effect van een skylightfilter, waarbij de foto minder blauw wordt. Het effect kan vooraf op de monitor worden bekeken (zie rechts). Maakt een kopie met het effect van een warm filter, waardoor de kopie een warme, rode kleurzweem krijgt. U kunt het effect vooraf op de monitor bekijken.
Beeld-op-beeld Met de functie beeld-op-beeld kunt u van twee bestaande NEF (RAW)-foto’s één foto maken, die als een apart bestand wordt opgeslagen. Omdat gebruik wordt gemaakt van RAW-gegevens van de beeldsensor van de camera, is het resultaat aanzienlijk beter dan wanneer foto’s in een beeldbewerkingsprogramma worden samengevoegd. De nieuwe foto wordt opgeslagen met de geselecteerde instellingen voor beeldkwaliteit en -grootte. Stel de beeldkwaliteit en -grootte in (p.
4 Selecteer de gemarkeerde foto. Druk op J om de gemarkeerde foto te selecteren en terug te keren naar de voorbeeldweergave. De geselecteerde foto wordt weergegeven als [Beeld 1]. 5 Stel de versterking in. Optimaliseer de belichting voor beeld-op-beeld door op 1 of 3 te drukken en de versterkingsfactor voor beeld 1 in te stellen op een waarde tussen 0,1 en 2,0. De standaardwaarde is 1,0. Bij de waarde 0,5 wordt de versterking gehalveerd, bij de waarde 2,0 wordt de versterking verdubbeld.
8 Bekijk het voorbeeld van beeld-op-beeld. Druk op 1 of 3 om [Bld>bld] te markeren en druk op J. (Als u het beeld-op-beeld wilt opslaan zonder het voorbeeld te bekijken, markeert u [Opslaan] en drukt u op J). Als u wilt terugkeren naar stap 7 om nieuwe foto’s te selecteren of de versterking aan te passen, drukt u op W. 9 Sla het beeld-op-beeld op. Wanneer het voorbeeld wordt weergegeven, drukt u op J om het beeld-op-beeld op te slaan.
Vergelijken Vergelijk geretoucheerde kopieën met de originele foto’s. ❚❚ Foto's vergelijken 1 Selecteer een foto. Gebruik de multi-selector om een foto te selecteren en druk op J. U kunt alleen geretoucheerde kopieën selecteren (aangeduid met het pictogram N) of foto’s die zijn geretoucheerd. 2 Selecteer [Vergelijken]. Markeer [Vergelijken] en druk op J.
3 Vergelijk de kopie met het origineel. Opties gebruikt om kopie te maken De bronfoto wordt links weergegeven en de geretoucheerde kopie rechts, waarbij de opties die zijn gebruikt om de kopie te maken Bronfoto Getoucheerde bovenaan worden kopie weergegeven. Druk de multiselector in de richting die wordt aangegeven door de pijl naast de gemarkeerde foto (1, 3, 4 of 2) om te schakelen tussen de bronfoto en de geretoucheerde kopie.
O Mijn menu: Een aangepast menu maken Met de optie [MIJN MENU] kunt u een aangepaste lijst maken met opties uit het weergave-, opname-, setup- en retoucheermenu en het menu Persoonlijke instellingen, zodat deze opties snel toegankelijk zijn (maximaal 20 menu-items). Hieronder wordt beschreven hoe u opties toevoegt, verwijdert en sorteert. Voor informatie over het gebruik van menu’s, zie “Instructies: Cameramenu’s” (p. 24). Opties toevoegen aan Mijn menu 1 Selecteer [Items toevoegen].
4 Bepaal de positie van het nieuwe item. Druk op 1 of 3 om het nieuwe item omhoog of omlaag te verplaatsen in Mijn menu. Druk op J om het nieuwe item toe te voegen. 5 Geef Mijn menu weer. De items die momenteel in Mijn menu worden weergegeven, worden aangegeven met een vinkje. Items die worden aangeduid met het pictogram V, kunnen niet worden geselecteerd. Herhaal stap 1–4 als u meer items wilt selecteren.
Opties verwijderen uit Mijn menu 1 Selecteer [Items verwijderen]. Markeer [Items verwijderen] in Mijn menu (O) en druk op 2. 2 Selecteer items. Markeer de gewenste items en druk op 2 om een item te selecteren of te deselecteren. Geselecteerde items worden met een vinkje aangegeven. 3 Selecteer [Gereed]. Markeer [Gereed] en druk op J. Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven. 4 Verwijder de geselecteerde items. Druk op J om de geselecteerde items te verwijderen.
Opties sorteren in Mijn menu 1 Selecteer [Items sorteren]. Markeer [Items sorteren] in Mijn menu (O) en druk op 2. 2 Selecteer een item. Markeer het item dat u wilt verplaatsen en druk op J. 3 Verplaats het item. Druk op 1 of 3 om het item omhoog of omlaag te verplaatsen in Mijn menu en druk op J. Herhaal stap 2 en 3 als u meer items wilt verplaatsen.
U 348
nTechnische opmerkingen – Behandeling van de camera, optionele accessoires en nuttige informatie In dit hoofdstuk worden de volgende onderwerpen behandeld: Compatibele objectieven ................................................p. 350 Optionele Speedlight-flitsers .........................................p. 357 Overige accessoires ..........................................................p. 364 Behandeling van uw camera...........................................p. 370 Opslag...............................
Compatibele objectieven Camera-instelling CPU-objectieven 1 Objectief/accessoire G- of D-type AF Nikkor 2 AF-S, AF-I Nikkor PC Micro 85mm f/2.
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 f/3.5 – 4.5-lens op maximaal inzoomen, wordt de scherpstelindicator mogelijk weergegeven wanneer het beeld op een mat scherm in de zoeker niet is scherpgesteld. Stel handmatig scherp tot het beeld in de zoeker is scherpgesteld. Bij maximaal diafragma van f/5.6 of hoger (lager getal). Sommige objectieven kunnen niet worden gebruikt (zie pagina 352). Rotatiebereik van de AI 80–200mm f/2.8 ED wordt bij bevestiging op een statief beperkt door de camerabody.
D Niet-compatibele accessoires en objectieven zonder CPU De volgende accessoires en niet-CPU-objectieven kunnen NIET worden gebruikt met de D300: • TC-16AS AF teleconverter • Niet-AI-objectieven • Objectieven die alleen werken met de AU-1 scherpsteleenheid (400mm f/4.5, 600mm f/5.6, 800mm f/8, 1200mm f/11) • Fisheye (6mm f/5.6, 7,5mm f/5.6, 8mm f/8, OP 10mm f/5.
A De AF-S/AF-I teleconverter De AF-S/AF-I teleconverter kan worden gebruikt met de volgende AF-S- en AF-I-objectieven: • AF-S VR Micro 105mm f/2.8G ED 1 • AF-S VR 200mm f/2G ED • AF-S VR 300mm f/2.8G ED • AF-S 300mm f/2.8D ED II • AF-S 300mm f/2.8D ED • AF-I 300mm f/2.8D ED • AF-S 300mm f/4D ED 2 • AF-S 400mm f/2.8D ED II • AF-S 400mm f/2.8D ED • AF-I 400mm f/2.
A De ingebouwde flitser De ingebouwde flitser kan worden gebruikt bij CPU-objectieven met een brandpuntsafstand van 18 – 300 mm. Verwijder de zonnekap om schaduwen te voorkomen. De flitser heeft een minimumbereik van 60 cm en kan niet worden gebruikt in het macrobereik van zoomobjectieven. Bij de volgende objectieven kan de flitser mogelijk niet het hele onderwerp belichten op afstanden die korter zijn dan de afstanden in de onderstaande tabel: Objectief AF-S DX 12–24mm f/4G ED AF-S 17–35mm f/2.
D Rode-ogenreductie Objectieven die de AF-hulpverlichting blokkeren, kunnen de rodeogenreductie belemmeren. D AF-hulpverlichting AF-hulpverlichting is niet beschikbaar bij de volgende objectieven: • AF-S VR 200mm f/2G ED • AF-S VR 200–400mm f/4G ED Bij een afstand van minder dan 0,7m kunnen de volgende objectieven de AF-hulpverlichting blokkeren en de automatische scherpstelling belemmeren wanneer er weinig licht is: • AF Micro 200mm f/4D ED • AF-S VR 24–120mm f/3.5–5.6G ED • AF Micro 70–180mm f/4.
A De beeldhoek berekenen Het gebied dat door een kleinbeeldcamera wordt belicht, is 36 × 24 mm groot. Het gebied dat door de D300 wordt belicht, is circa 23,6 × 15,8 mm groot. Dit houdt in dat de diagonale beeldhoek van een kleinbeeldcamera circa 1,5 maal zo groot is als die van de D300. Als u de brandpuntsafstand van objectieven voor de D300 wilt omrekenen naar kleinbeeldformaat, vermenigvuldigt u de brandpuntsafstand van het objectief met 1,5.
Optionele Speedlight-flitsers De D300 kan worden gebruikt met CVS-compatibele flitsers. Het Creatieve Verlichtingssysteem (CVS) van Nikon Nikon’s geavanceerde Creatieve Verlichtingssysteem (CVS) biedt een verbeterde communicatie tussen de camera en compatibele flitsers voor betere flitsfoto’s. Het Creatieve Verlichtingssysteem ondersteunt de volgende functies: • i-DDL-flitssturing: Verbeterde DDL-flitssturing (door de lens) voor gebruik met CVS (zie pagina 172).
❚❚ CVS-compatibele flitsers De D300 kan worden gebruikt met de volgende CVS-compatibele flitsers: de SB-800, SB-600, SB-400, SB-R200 en SU-800. De SB-800, SB-600, SB-400 en SB-R200 De belangrijkste kenmerken van deze flitsers worden vermeld in de onderstaande tabel.
De SB-800, SB-600, SB-400, SB-R200 en SU-800 ondersteunen de volgende functies: Flitser Flitsstand/-functie i-DDL uitgebalanceerde i-DDL invulflits voor digitale reflexcamera's AA Automatisch diafragma A Niet-DDL automatisch Handmatig met GN afstandsprioriteit M Handmatig RPT Stroboscopisch flitsen Automatische FP high-speed flitssynchronisatie 7 FV-vergrendeling AF-hulpverlichting voor meervelds-AF 8 Flitskleurcommunicatie Synchronisatie met REAR tweede gordijn Y Rode-ogenreductie Automatische zoom Geavan
Andere flitsers De volgende flitsers kunnen worden gebruikt in de standen NietDDL automatisch en Handmatig. Als ze zijn ingesteld op DDL, wordt de ontspanknop van de camera vergrendeld en kunnen geen foto’s worden gemaakt.
D Opmerkingen over optionele flitsers Raadpleeg de handleiding van de flitser voor meer informatie. Als de flitser Nikon’s Creatieve Verlichtingssysteem ondersteunt, raadpleegt u het hoofdstuk over CVS-compatibele digitale reflexcamera’s. In de handleiding van de SB-80DX, SB-28DX en SB50DX wordt de D300 niet vermeld in het overzicht van digitale reflexcamera's. i-DDL-flitssturing kan worden gebruikt bij ISO-gevoeligheden tussen 200 en 3200.
In de stand Geprogrammeerd automatisch wordt het maximale diafragma (kleinste f/-getal) bepaald door de gevoeligheid (ISOequivalent), zoals hieronder wordt toegelicht: Maximaal diafragma bij ISO-equivalent van: 200 5 400 5.6 800 7.1 1600 8 3200 10 Voor elke verhoging van de gevoeligheid met één stop (bijvoorbeeld van 200 naar 400) wordt het diafragma een halve fstop verkleind.
Flitscontacten De D300 is uitgerust met een accessoireschoentje, zodat u optionele flitsers rechtstreeks op de camera kunt aansluiten, en met een flitsaansluiting, zodat u flitsers ook via een synchronisatiekabel op de camera kunt aansluiten. ❚❚ Het accessoireschoentje Gebruik het accessoireschoentje om optionele flitsers direct op de camera te bevestigen zonder synchronisatiekabel (p. 358).
Overige accessoires Op het moment dat deze handleiding werd samengesteld, waren voor de D300 de volgende accessoires beschikbaar. n 364 • Oplaadbare Li-ion batterij EN-EL3e (p. 30, 32): Extra EN-EL3e batterijen zijn verkrijgbaar bij uw handelaar en bij Nikon. De EN-EL3e kan worden opgeladen met een MH-18a of MH-18 snellader.
• Oogsterktecorrectielens DK-20C: Met oogsterktecorrectielenzen kan de camera aan het gezichtsvermogen van de gebruiker worden aangepast. Er zijn lenzen beschikbaar met een dioptrie van –5, –4, –3, –2, 0, +0,5, +1, +2 en +3 m–1. Gebruik alleen oogsterktecorrectielenzen als scherpstellen niet lukt met behulp van de ingebouwde dioptrieinstelling (–2 tot +1 m–1). Test de oogsterktecorrectielenzen alvorens ze aan te schaffen, zodat u zeker weet dat ze het gewenste effect hebben.
Filters Optionele flitsers Pckaartadapters n 366 • Nikon-filters kunnen in drie typen worden onderverdeeld: schroeffilters, insteekfilters en filters die aan de achterzijde van bepaalde objectieven worden geplaatst. Gebruik uitsluitend Nikon-filters; filters van andere fabrikanten kunnen de werking van het autofocussysteem of de elektronische afstandsmeter verstoren. • De D300 kan niet worden gebruikt met lineaire polarisatiefilters. Gebruik in plaats daarvan het C-PL circulaire polarisatiefilter.
Software • Capture NX: Een compleet fotobewerkingspakket. • Camera Control Pro 2: Hiermee kunt u de camera op afstand bedienen vanaf een computer en foto’s direct op de vaste schijf opslaan. • Beeld-authenticiteit: Hiermee kunt u bepalen of foto’s die met de functie voor beeldauthenticiteit (p. 324) zijn genomen, na opname zijn gewijzigd. Let op: Gebruik de meest recente versie van de Nikonsoftware.
De D300 is voorzien van een 10pins aansluiting voor bediening op afstand en automatisch Accessoires voor fotograferen. De aansluiting is afstandsbedie- voorzien van een afdekkapje, ningsaansluiting dat de contacten beschermt als de aansluiting niet in gebruik is.
❚❚ Goedgekeurde geheugenkaarten De volgende geheugenkaarten zijn getest en goedgekeurd voor gebruik in de D300: SanDisk Lexar Media Extreme IV SDCFX4 Extreme III SDCFX3 Ultra II SDCFH Standaard SDCFB 8 GB 4 GB 2 GB 8 GB 4 GB 2 GB 1 GB 8 GB 4 GB 2 GB 1 GB 4 GB 2 GB 1 GB Professional UDMA Platinum II Professional Microdrive DSCM-11000 3K4-2 3K4-4 3K6 8 GB 4 GB 2 GB 2 GB 80 × 1 GB 512 MB 60 × 4 GB 8 GB 4 GB 133 × WA 2 GB 1 GB 2 GB 80 × Lt 512 MB 300 × 1 GB 2 GB 4 GB 6 GB Andere geheugenkaarten
Behandeling van uw camera Opslag Als u de camera gedurende langere tijd niet gebruikt, dekt u de monitor af met de beschermkap, verwijdert u de batterij, plaatst u het beschermkapje op de contactpunten en bewaart u de batterij op een koele, droge plek. U voorkomt de vorming van schimmel of meeldauw door de camera in een droge, goed geventileerde ruimte te bewaren.
Het laagdoorlaatfilter De beeldsensor die dienst doet als beeldelement van de camera, is voorzien van een laagdoorlaatfilter dat moirévorming moet voorkomen. Als u vermoedt dat vuil- of stofdeeltjes die op het filter zitten op de foto’s te zien zijn, kunt u het filter reinigen via de optie [Beeldsensor reinigen] in het setup-menu. U kunt het filter op elk gewenst moment reinigen door de optie [Nu reinigen] te selecteren.
3 Selecteer [Nu reinigen]. Markeer [Nu reinigen] en druk op 2. Het bericht rechts wordt weergegeven terwijl de sensor wordt gereinigd. Het bericht rechts wordt weergegeven wanneer de reiniging is voltooid. ❚❚ “Reinigen bij starten/sluiten” 1 Selecteer [Reinigen bij starten/sluiten]. Geef het menu [Beeldsensor reinigen] weer, zoals wordt beschreven in stap 2 op de vorige pagina. Markeer [Reinigen bij starten/sluiten] en druk op 2.
2 Selecteer een optie. Markeer een van de volgende opties en druk op J. Optie 5 Reinigen bij starten 6 Reinigen bij sluiten Reinigen bij 7 starten & sluiten 8 D Reiniging uit (standaard) Beschrijving De beeldsensor wordt automatisch gereinigd telkens wanneer de camera wordt aangezet. De beeldsensor wordt automatisch gereinigd telkens wanneer de camera wordt uitgezet. De beeldsensor wordt automatisch gereinigd wanneer de camera wordt aan- of uitgezet.
❚❚ Handmatig reinigen Als u stof of vuil niet van het laagdoorlaatfilter kunt verwijderen via de optie [Beeldsensor reinigen] (p. 371) in het setup-menu, kunt u het filter handmatig reinigen, zoals hieronder wordt beschreven. Denk er echter aan dat het laagdoorlaatfilter uitermate kwetsbaar is en gemakkelijk beschadigd kan raken. Nikon beveelt aan het reinigen van het filter over te laten aan de technische dienst van Nikon. 1 Laad de batterij op of gebruik een lichtnetadapter.
4 Klap de spiegel omhoog. Druk de ontspanknop volledig in. De spiegel wordt omhoog geklapt en het sluitergordijn wordt geopend, zodat het laagdoorlaatfilter zichtbaar wordt. De zoekerweergave wordt uitgeschakeld en de rij streepjes in het LCD-venster begint te knipperen. 5 Controleer het laagdoorlaatfilter. Houd de camera zo dat er licht op het laagdoorlaatfilter valt en onderzoek het filter op stof en vuil. Als er geen stof of vuil aanwezig is, gaat u verder met stap 7. 6 Reinig het filter.
D Gebruik een betrouwbare voedingsbron Het sluitergordijn is kwetsbaar en kan gemakkelijk beschadigd raken. Als de camera wordt uitgeschakeld terwijl de spiegel is opgeklapt, wordt het sluitergordijn automatisch gesloten. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om schade aan het sluitergordijn te voorkomen: • Zet de camera niet uit en verwijder of ontkoppel de voedingsbron niet wanneer de spiegel is opgeklapt.
Onderhoud van camera en batterij: Waarschuwingen Laat de camera niet vallen Blootstelling aan sterke schokken of trillingen kan tot storingen leiden. Houd de camera droog Dit product is niet waterbestendig; onderdompeling in water of blootstelling aan een hoge luchtvochtigheid kan tot storing leiden. Roest van het interne mechanisme kan tot onherstelbare schade leiden.
n 378 Reinigen Gebruik een blaasbalgje om stof of vuil te verwijderen en veeg de camerabody voorzichtig schoon met een zachte, droge doek. Na gebruik van de camera op het strand of aan zee dient u eventueel aanwezig zand of zout te verwijderen met een doek die licht bevochtigd is met schoon water. Droog de camera daarna grondig af. In zeer uitzonderlijke gevallen wordt het LCD-venster lichter of donkerder als gevolg van statische elektriciteit.
Schakel de camera uit voordat u de batterij verwijdert of de lichtnetadapter loskoppelt Haal de stekker van de lichtnetadapter niet uit het stopcontact en verwijder de batterij niet wanneer de camera aan staat of terwijl beelden worden opgeslagen of gewist. In deze gevallen kan een stroomonderbreking leiden tot gegevensverlies of beschadiging van de interne schakelingen of het geheugen. Verplaats het product nooit wanneer de lichtnetadapter is aangesloten. Zo voorkomt u een plotselinge stroomonderbreking.
Batterijen Vuil op de batterijcontacten kan ertoe leiden dat de camera slecht functioneert en dient vóór gebruik te worden verwijderd met een zachte, droge doek. Batterijen kunnen bij onjuist gebruik gaan lekken of ontploffen. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het gebruik van batterijen: Zet de camera uit voordat u de batterij verwisselt. De batterij kan zeer warm worden wanneer hij langere tijd achtereen wordt gebruikt. Hanteer de batterij voorzichtig.
Problemen oplossen Functioneert de camera niet naar verwachting, kijk dan in de onderstaande lijst met veelvoorkomende problemen voordat u uw leverancier of Nikon raadpleegt. De paginacijfers in de rechterkolom geven aan waar u meer informatie kunt vinden. ❚❚ Weergave Probleem Oplossing Pagina Pas de scherpstelling van het Zoeker is onscherp. zoekeroculair aan of gebruik optionele 43 oogsterktecorrectielenzen. Zoeker is donker. Plaats een volledig opgeladen batterij.
❚❚ Opname Probleem Opstarten camera duurt lang. Oplossing Wis bestanden of mappen. • Geheugenkaart is vol of niet geplaatst. Ontspanknop uitgeschakeld. Foto’s zijn niet scherp. n 382 • CPU-objectief met diafragmaring bevestigd maar het diafragma is niet vergrendeld op het hoogste f/getal. Als B wordt weergegeven in het LCD-venster, selecteert u [Diafragmaring] voor persoonlijke instelling f7 ([Functie instelschijven inst.
Probleem Oplossing Pagina Niet alle sluitertijden zijn beschikbaar. Flitser in gebruik. De flitssynchronisatiesnelheid kan worden geselecteerd via persoonlijke instelling e1 ([Flitssynchronisatie snelheid]). Wanneer u een optionele flitser gebruikt (SB-800, SB-600 of SB-R200), kiest u [1/ 320 sec. (auto FP)] of [1/250 sec. (auto FP)] voor een volledig sluitertijdenbereik. 288 De scherpstelling wordt niet vergrendeld als de ontspanknop half wordt ingedrukt.
Probleem n 384 Oplossing Pagina 96, 263 Willekeurig verspreide heldere pixels ('ruis') op foto's. • Kies een lagere ISO-gevoeligheid of schakel hoge ISO ruisonderdrukking in. • Sluitertijd is langer dan 8 sec.: gebruik ruisonderdrukking lange sluitertijd. 62 64 AF-hulpverlichting werkt niet. • Camera staat in scherpstelstand C. • Middelste scherpstelpunt is niet geselecteerd voor enkelpunts AF of dynamisch veld-AF. • [Uit] is geselecteerd voor persoonlijke instelling a9 ([AFhulpverlichting]).
Probleem Oplossing Pagina Beeld kan niet worden geselecteerd als bron voor de vooringestelde witbalans. Foto niet gemaakt met de D300. 142 56 Witbalansbracketing niet beschikbaar. • De optie NEF (RAW) of NEF (RAW)+JPEG is geselecteerd voor beeldkwaliteit. • De stand voor meervoudige belichting is actief. 189 A (Automatisch) is geselecteerd voor verscherping, contrast of verzadiging. Effecten van beeldinstelling Voor consistente resultaten bij een verschillen per foto.
❚❚ Weergave Probleem Oplossing Pagina Delen van het beeld knipperen. Druk op 1 of 3 om te selecteren welke foto-informatie u wilt weergeven of wijzig de instellingen voor Tijdens weergave verschijnt [Weergavestand]. een grafiek. Er verschijnen opnamegegevens op foto’s. NEF (RAW)-foto wordt niet De foto is opgenomen met weergegeven. beeldkwaliteit NEF+JPEG. 57 Sommige foto’s worden tijdens weergave niet getoond. Selecteer [Alle] voor [Weergavemap].
Probleem Oplossing • Stel [USB] in op [MTP/PTP]. • NEF (RAW)- en TIFF-foto’s kunnen niet worden geprint via een directe USBaansluiting. Gebruik de DPOFKan geen foto’s afdrukken. afdrukfunctie (alleen TIFF-beelden) of speel ze over naar een computer en druk af met de meegeleverde software of Capture NX. Pagina 319 230 Foto wordt niet op televisie Kies de juiste videostand. weergegeven. 314 Foto wordt niet weergegeven op highdefinition video-apparaat.
Foutmeldingen Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de waarschuwingsaanduidingen en foutmeldingen in de zoeker, in het LCD-venster en op de monitor. Aanduiding LCDvenster Zoeker B (knippert) H n Oplossing Pagina Diafragmaring van objectief is niet ingesteld op kleinste diafragma. Stel ring in op kleinste diafragma (hoogste f/-getal). 35 Batterij bijna leeg. Houd een volledig opgeladen reservebatterij bij de hand. 44 • Batterij is leeg. • Laad de batterij op of vervang de batterij.
Aanduiding LCDvenster Zoeker F Probleem Geen objectief bevestigd of nietCPU-objectief bevestigd zonder dat maximaal diafragma is opgegeven. Diafragma wordt weergegeven in aantal stops tot maximaal diafragma. Camera kan niet — D scherpstellen met (knippert) autofocus. Oplossing Pagina Diafragmawaarde wordt weergegeven als maximaal diafragma is opgegeven. 198 Stel handmatig scherp. 71 • Gebruik een lagere ISO-gevoeligheid 96 • In belichtingsstand: q Onderwerp te licht; foto wordt overbelicht.
Aanduiding LCDvenster Zoeker Probleem Oplossing Pagina • Gebruik een hogere ISO-gevoeligheid 96 • In belichtingsstand: r 390 e Gebruik flitser f Kies een langere sluitertijd 173 g Kies een groter diafragma (lager f/-getal) 109 108 Wijzig sluitertijd of A geselecteerd selecteer stand in belichtingsstand voor handmatige f. belichting. 108, 111 Bevestigde optionele flitser is Wijzig de flitsstand ingesteld op DDL c op de optionele (knippert) maar is niet geschikt (knippert) flitser.
Aanduiding LCDvenster — Zoeker Probleem Als de aanduiding na de flits 3 sec. c knippert, is de foto (knippert) mogelijk onderbelicht. Oplossing Pagina Controleer de foto op de monitor; wijzig bij onderbelichting de instellingen en maak de foto opnieuw. 174 • Verlaag Onvoldoende geheugen om foto's beeldkwaliteit of grootte. op te nemen bij de n j huidige instellingen • Wis foto’s. (knippert) (knippert) of geen bestands- of • Plaats nieuwe mapnummer geheugenkaart. beschikbaar.
Aanduiding Monitor Geen geheugenkaart. LCDvenster 392 Oplossing Zet de camera uit Camera kan geen en controleer of de S geheugenkaart geheugenkaart vinden. correct is geplaatst. Kan deze geheugenkaart niet gebruiken. De kaart is (knippert) mogelijk beschadigd. Plaats een andere kaart. n Probleem Pagina 39 • Geen toegang tot • Gebruik een door geheugenkaart. Nikon goedgekeurde kaart. 369 • Controleer of de contacten schoon zijn.
Aanduiding Monitor LCDvenster Probleem Oplossing Deze kaart is Geheugenkaart is niet geformatniet Formatteer of C teerd. geformatteerd vervang de (knippert) Formatteer de voor gebruik in geheugenkaart. kaart. de camera. Map bevat geen beelden. Alle beelden zijn verborgen. Bestand bevat geen beeldgegevens. Pagina 39, 41 — Geen beelden op geheugenkaart of in geselecteerde weergavemap(pen).
Aanduiding Monitor Kan bestand niet selecteren. Controleer de printer. Controleer het papier. Het papier zit vast. Het papier is op. n 394 LCDvenster Oplossing Pagina Geheugenkaart bevat geen beelden om te retoucheren. Beelden die met andere apparaten zijn gemaakt, kunnen niet worden geretoucheerd. 330 — Printerfout. Controleer de printer. Selecteer [Doorgaan] (indien 231 * beschikbaar) om te hervatten. — Papier in printer heeft niet het geselecteerde formaat.
Aanduiding Monitor Controleer de inkt. De inkt is op. LCDvenster Probleem Oplossing Pagina Controleer de inkt. Selecteer 231 * [Doorgaan] om te hervatten. — Inktfout. — Vervang Geen inkt meer in inktcartridge en de printer. selecteer [Doorgaan]. 231 * * Raadpleeg de printerhandleiding voor meer informatie.
Bijlage In deze bijlage worden de volgende onderwerpen behandeld: • Standaardinstellingen ....................................................................... p. 397 • Capaciteit geheugenkaart .............................................................. p. 402 • Belichtingsprogramma .................................................................... p. 404 • Diafragma, gevoeligheid en flitsbereik ...................................... p.
Standaardinstellingen U kunt de volgende standaardinstellingen herstellen via een reset met twee knoppen of via de optie [Opnamemenu terugzetten] of [Herstel pers. instellingen]. ❚❚ Standaardinstellingen die worden hersteld via een reset met twee knoppen (p. 184)1 Optie [ISO-gevoeligheid] (p. 96) [Beeldkwaliteit] (p. 56) [Beeldgrootte] (p. 60) Opnamemenu 2 [Witbalans] (p. 128) Fijnafstelling (p. 131) Kies kleurtemperatuur (p. 135) Scherpstelpunt (p.
❚❚ Standaardinstellingen die worden hersteld via [Opnamemenu terugzetten] (p. 257) 1 Optie [Naamgeving bestanden] (p. 260) [Beeldkwaliteit] (p. 56) [Beeldgrootte] (p. 60) [JPEG-compressie] (p. 58) [NEF (RAW)-opname] (p. 58) [Type] [NEF (RAW)-bitdiepte] [Witbalans] (p. 128) Fijnafstelling (p. 131) [Kies kleurtemperatuur] (p. 135) [Beeldinstelling kiezen] (p. 148) [Kleurruimte] (p. 169) [Actieve D-Lighting] (p. 168) [Ruisonderdr. lange sluitertijd] (p. 262) [Hoge ISO ruisonderdrukking] (p.
❚❚ Standaardinstellingen die worden hersteld via [Herstel pers. instellingen] (p. 266) * a1 a2 a3 a4 a5 a6 a7 a8 a9 a10 b1 b2 b3 b4 b5 b6 c1 c2 c3 c4 Optie [Selectie AF-C-prioriteit] (p. 267) [Selectie AF-S-prioriteit] (p. 268) [Dynamisch AF-veld] (p. 269) [Focus Tracking met Lock-On] (p. 270) [AF activering] (p. 271) [Verlichting scherpstelpunt] (p. 271) [Doorloop scherpstelpunt] (p. 272) [Selectie scherpstelpunt] (p. 272) [AF-hulpverlichting] (p. 273) [Functie AF-ON-knop MB-D10] (p.
d1 d2 d3 d4 d5 d6 d7 d8 d9 d10 d11 e1 e2 e3 e4 e5 e6 e7 n 400 Optie [Signaal] (p. 281) [Rasterweergave in zoeker] (p. 281) [Zoekerwaarschuwing] (p. 282) [Opnamesnelheid] (p. 282) [Max. aant. continuopnamen] (p. 282) [Opeenvolgende nummering] (p. 283) [Weergave opname-info] (p. 284) [LCD-verlichting] (p. 285) [Spiegelvoorontspanning] (p. 285) [MB-D10 batterijen] (p. 285) [Batterijvolgorde] (p. 287) [Flitssynchronisatie snelheid] (p. 288) [Langste sluitertijd bij flits] (p. 291) [Flitssturing ingeb.
Optie [Centrale knop multi-selector] (p. 301) f1 [Opnamestand] [Weergavestand] f2 [Multi-selector] (p. 302) f3 [Functie van multi-selector] (p. 302) [FUNC.-knop toewijzen] (p. 303) f4 [FUNC.-knop indrukken] [FUNC.-knop + schijven] [Voorbeeldknop toewijzen] (p .306) f5 [Voorbeeldknop indrukken] [Voorbeeld + instelschijven] [AE-L/AF-L knop toewijzen] (p. 307) f6 [AE-L/AF-L knop indrukken] [AE-L/AF-L + instelschijven] [Functie instelschijven inst.] (p. 308) [Rotatie omkeren] (p.
Capaciteit geheugenkaart De volgende tabel geeft bij benadering het aantal opnamen aan dat kan worden opgeslagen op een geheugenkaart van 2 GB (SanDisk Extreme III (SDCFX)) bij verschillende instellingen voor beeldkwaliteit en beeldgrootte.
1 Alle getallen zijn benaderingen. De bestandsgrootte hangt af van het onderwerp van de foto. 2 Maximum aantal opnamen dat kan worden opgeslagen in het buffergeheugen.
Belichtingsprogramma Het belichtingsprogramma voor geprogrammeerd automatisch wordt weergegeven in de volgende grafiek: 12 14 f/1 16 15 1 /3 17 17 18 19 f/5.6 f/8 20 f/2.8 f/1.4 − f/16 Diafragma f/1.4 f/2 f/4 21 f/11 22 f/16 23 f/22 f/32 13 11 9 10 8 7 5 6 3 2 4 0 1 -1 -3 -2 ] V [E -4 ISO 200; objectief met maximaal diafragma van f/1.4 en minimaal diafragma van f/16 (bijv. AF 50mm f/1.
Diafragma, gevoeligheid en flitsbereik Het bereik van de ingebouwde flitser is afhankelijk van de gevoeligheid (ISO-equivalent) en het diafragma. 200 1,4 2 2,8 4 5,6 8 11 16 Diafragma bij ISO-equivalent 400 800 1600 2 2,8 4 2,8 4 5,6 4 5,6 8 5,6 8 11 8 11 16 11 16 22 16 22 32 22 32 — 3200 5,6 8 11 16 22 32 — — Bereik m 1,0 – 8,5 0,7 – 6,1 0,6 – 4,2 0,6 – 3,0 0,6 – 2,1 0,6 – 1,5 0,6 – 1,1 0,6 – 0,8 De ingebouwde flitser heeft een minimumbereik van 0,6 m.
Specificaties ❚❚ Nikon D300 digitale camera Type Type Digitale spiegelreflexcamera Objectiefvatting Nikon F-vatting (met AF-koppeling en AF-contacten) Effectieve beeldhoek Circa 1,5× de brandpuntsafstand (Nikon DX-formaat) Effectieve pixels Effectieve pixels 12,3 miljoen Beeldsensor Beeldsensor CMOS-sensor van 23,6 × 15,8 mm Totaal aantal pixels 13,1 miljoen Stofreductiesysteem Reiniging beeldsensor, referentiegegevens voor stofverwijdering (optioneel programma Capture NX vereist) Opslag n
Opslag Bestandssysteem DCF (Design Rule for Camera File System) 2.0, DPOF (Digital Print Order Format), Exif 2.21 (Exchangeable Image File Format for Digital Still Cameras), PictBridge Zoeker Zoeker Spiegelreflexzoeker met pentaprisma op ooghoogte Beelddekking Circa 100 % horizontaal en 100 % verticaal Vergroting Circa 0,94× (50-mm f/1.
Sluiter Type Elektronisch gestuurde verticaal aflopende spleetsluiter Sluitertijd 1/8000 Flitssynchronisatiesnelheid X= 1/250 – 30 sec. in stappen van 1/3, 1/2 of 1 LW, bulb, X250 sec.; synchroniseert bij sluitertijden van 1/320 sec. of langer (flitsbereik neemt af bij sluitertijden tussen 1/250 en 1/320 sec.
Belichting Flitsbracketing 2–9 opnamen in stappen van 1/3, 1/2, 2/3 of 1 LW Witbalansbracketing 2–9 opnamen in stappen van 1, 2 of 3 Belichtingsvergrendelin Gemeten lichtwaarde kan worden vergrendeld met de g knop AE-L/AF-L ISO-gevoeligheid (aanbevolen belichtingsindex) ISO 200–3200 in stappen van 1/3, 1/2 of 1 LW. Kan ook worden ingesteld op circa 0,3, 0,5, 0,7 of 1 LW (ISO 100equivalent) onder ISO 200 of op circa 0,3, 0,5, 0,7 of 1 LW (ISO 6400-equivalent) boven ISO 3200.
Flitser Flitssturing • DDL: i-DDL uitgebalanceerde invulflits en standaard iDDL-flits voor digitale reflexcamera’s, waarvoor gebruik wordt gemaakt van een 1005-segments RGB-sensor, zijn beschikbaar bij de ingebouwde flitser en de SB-800, SB-600 en SB-400 • Automatisch diafragma: beschikbaar bij SB-800 en CPUobjectief • Niet-DDL automatisch: Wordt ondersteund door SB-800, 28, 27 en 22s flitsers • Handmatig met afstandsprioriteit: beschikbaar met de SB-800 Flitsstand Synchronisatie eerste gordijn, lange sl
Monitor Monitor 3-inch low-temperature polysilicon TFT-LCD met 920.000 pixels (VGA), kijkhoek van 170 °, 100 % beelddekking en helderheidsaanpassing Weergave Weergave Schermvullende en miniatuurweergave (vier of negen beelden) met zoomweergave, diashow, histogramweergave, automatische beeldrotatie en beeldcommentaar (maximaal 36 tekens) Interface USB Hi-Speed USB Video-uitgang Keuze uit NTSC en PAL HDMI-uitgang Versie 1.
Afmetingen/gewicht Afmetingen (B × H × D) Circa 147 × 114 × 74 mm Gewicht Circa 825 gram, zonder batterij, geheugenkaart, bodydop en beschermkapje voor monitor Gebruiksomgeving Temperatuur 0 – 40 °C Luchtvochtigheid Minder dan 85 % (geen condensatie) • Tenzij anders vermeld, hebben alle getallen betrekking op een camera met een volledig opgeladen batterij bij een omgevingstemperatuur van 20 °C.
A Ondersteunde standaards • DCF versie 2.0: Design Rule for Camera File System (DCF) is een algemeen erkende standaard voor digitale camera’s waarmee de compatibiliteit tussen de verschillende cameramerken wordt gewaarborgd. • DPOF: Digital Print Order Format (DPOF) is een industriestandaard die het mogelijk maakt foto’s af te drukken op basis van een printopdracht die is opgeslagen op de geheugenkaart. • Exif versie 2.
A Gebruiksduur batterij Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt met een volledig opgeladen batterij, varieert afhankelijk van de staat van de batterij, de temperatuur en het gebruik van de camera. In het geval van AAbatterijen, varieert de capaciteit ook afhankelijk van het merk en de opslagomstandigheden; sommige batterijen kunnen niet worden gebruikt. De onderstaande aantallen voor de camera en het optionele MB-D10 Multi-Power Battery Pack zijn benaderingen.
De gebruiksduur van de batterij kan door de volgende oorzaken worden verminderd: • De monitor gebruiken • De ontspanknop half ingedrukt houden • Herhaaldelijk automatisch scherpstellen • NEF (RAW)- of TIFF (RGB)-foto's maken • Lange sluitertijden • De optionele WT-4 draadloze transmitter gebruiken • Vibratiereductie (VR) toepassen met VR-objectieven Let op het volgende als u de gebruiksduur van oplaadbare Nikon EN-EL3e batterijen optimaal wilt benutten: • Houd de batterijcontacten schoon.
Index Menu-items en opties in het beeldscherm van de camera worden weergegeven tussen haken ([ ]).
[Beeldinstelling beheren], 156 [Beeldinstelling kiezen], 150 [Levendig], 150 [Monochroom], 150 [Filtereffecten], 153, 155 [Kleurtoon], 153, 155 [Neutraal], 150 [Standaard], 150 Beeldinstellingen, 148 [Beeldkwaliteit], 56 Beeldkwaliteit, 56 [Beeld-op-beeld], 339 [Beeldsensor reinigen], 371 Belichting, 101, 102, 114, 116 meters, 46, 279 programma, 404 stand, 104 diafragmavoorkeuze, 109 geprogrammeerd automatisch, 106 handmatig, 111 sluitertijdvoorkeuze, 108 vergrendeling, 114 Belichtingsbracketing, 118, 298,
Menu-items en opties in het beeldscherm van de camera worden weergegeven tussen haken ([ ]). Flitser, 173, 176, 178, 180, 357 bereik, 290, 405 bracketing, 118, 298, 299 correctie, 178 flitsaansluiting, 363 flitsgereedaanduiding, 92, 173, 181 instellicht, 105, 298 monitor-voorflits, 172, 181 stand, 176 sturing, 172, 357 i-DDL uitgebalanceerde invulflits voor digitale reflexcamera's, 172, 357 standaard i-DDL-flits voor digitale reflexcamera's, 172 synchronisatiesnelheid, 108, 288, 289 [Flitssturing ingeb.
JPEG Normaal, 56 [JPEG-compressie], 58 [Optimale kwaliteit], 58 [Vaste grootte], 58 K [Kleurbalans], 338 [Kleurruimte], 169 [Adobe RGB], 169 [sRGB], 169 Kleurruimte, 169 Kleurtemperatuur, 129, 130, 135 Klok, 37, 316 batterij, 38 [Knop loslaten voor instelsch.
Menu-items en opties in het beeldscherm van de camera worden weergegeven tussen haken ([ ]).
[Spiegel omhoog (CCD reinigen)], 374 [Spiegelvoorontspanning], 285 Spotmeting, 102, 278 Standaardinstellingen, 184, 257, 266, 397 herstellen, 184, 257, 266 [Stapgrootte belichtingscorr.], 275 [Stapgrootte inst.
Deze handleiding mag op geen enkele manier volledig of gedeeltelijk (behalve voor korte citaten in kritische artikelen of besprekingen) worden gereproduceerd zonder de schriftelijke toestemming van NIKON CORPORATION.