Operation Manual
104
Z
Belichtingsstand
De belichtingsstand bepaalt hoe de camera de sluitertijd en het
diafragma instelt wanneer de belichting wordt aangepast. Er zijn vier
standen beschikbaar: programma-automatiek (e), sluitertijdvoorkeuze
(f), diafragmavoorkeuze (g) en handmatig (h).
Stand Beschrijving
e
Programma-
automatiek
(0 106)
De camera stelt de sluitertijd en het diafragma in voor
een optimale belichting. Aanbevolen voor snapshots
en situaties waarin er weinig tijd is om camera-
instellingen aan te passen.
f
Sluitertijdvoorkeuze
(0 108)
De gebruiker kiest de sluitertijd, terwijl de camera het
diafragma selecteert dat de beste belichting oplevert.
Gebruik deze stand om scherp of met beweging vast
te leggen.
g
Diafragmavoorkeuze
(0 109)
De gebruiker kiest het diafragma, terwijl de camera de
sluitertijd selecteert die het beste resultaat oplevert.
Gebruik deze stand als u de achtergrond van
portretten onscherp wilt houden of zowel de voor- als
achtergrond van landschapsopnamen scherp wilt
weergeven.
h
Handmatig
(0 111)
De gebruiker stelt zowel de sluitertijd als het
diafragma in. Stel de sluitertijd in op “bulb” of “A”
voor lange tijdopnamen.
A Objectieftypen
Als u een CPU-objectief gebruikt dat is voorzien van een diafragmaring (0 340),
dient u deze te vergrendelen op het kleinste diafragma (hoogste f/-waarde).
G-type objectieven zijn niet voorzien van een diafragmaring.
Objectieven zonder CPU kunt u alleen gebruiken in de belichtingsstanden g
(diafragmavoorkeuze) en h (handmatig). In andere standen wordt automatisch
de belichtingsstand g geselecteerd als een objectief zonder CPU is bevestigd
(0 342). De aanduiding voor de belichtingsstand (e of f) in het lcd-venster
knippert en F wordt weergegeven in de zoeker.